De Heer over het onzevader. Strijd om een plaats aan de vaderborst. Helena over Gods- en broederliefde.

Jakob Lorber - Van de hel tot de hemel (deel 2)

«« 99 / 153 »»
[1] Ik zeg tegen Mathilde en de officier: 'Zo is het goed; zo'n gebed bevalt Mij, want daarin is alles naar voren gebracht wat ieder mens, evenals iedere geest en iedere nog zo volmaakte engel, nodig heeft. Kom hier, Mathilde, aan Mijn borst en sterk daar je leven! Want kijk, uit dit hart is alles voortgekomen wat het oneindige heelal vult. Kom ook jij hier, Mijn dochtertje, en drink met volle teugen van het eeuwige leven vol liefde, wijsheid en macht!
[2] Zie je, Mijn zoon Peter, Mathilde heeft ten overstaan van Mij het best gesproken en is daarom ook het verst gekomen, maar jij wilde wijs worden nog voordat je hart in staat was om de echte wijsheid te verdragen. Daarom blijf je nu tamelijk ver achter bij Mathilde, hoewel je eerst verder was. Zorg ervoor dat jouw liefde voor Mij gelijk wordt aan haar machtige liefde, dan zul ook jij daar komen waar Mathilde nu is.
[3] Maar jij, Mijn lieve dochter, wees niet bang voor Mij omdat ik het allerhoogste Godswezen ben, want juist daarom ben Ik de zachtmoedigste, deemoedigste, vriendelijkste, liefdevolste en allerbeste geest en mens tegelijk. Kom nu maar en wees niet bang!'
[4] Mathilde beeft van zoete vrees en brandende liefde, maar kan toch niet de moed opbrengen om aan Mijn haar te heilig lijkende borst te vallen. Daarom roep Ik Helena en vraag haar om deze Mathilde te tonen, hoe de uitverkorenen in de hemel dat doen.
[5] Helena valt meteen met open armen aan Mijn borst en zegt: 'O, mijn liefste Vader, dat heb ik al onzeglijk gemist! O, lieve Vader, mijn enige liefde! O, hoe zalig is het aan Uw borst te rusten en de hoogste levenskrachten in me op te nemen!' Na deze woorden valt Helena opnieuw aan Mijn borst en bijt er zich, om zo te zeggen, letterlijk uit liefde in vast.
[6] Als Mathilde dat ziet, zegt ze: 'Mijn God en Vader, die heeft een moed zoals de aartsengel Michaël nog niet eens bezit! Met welk een heftigheid doet ze nu alsof ze helemaal in Uw allerheiligste borst zou willen binnengaan. O, dat is toch wel wat al te kras! Ik zou dat ook graag willen doen als ik er maar de moed voor had. Nee maar, die maakt het mij toch wel wat al te bont!'
[7] Ik zeg: 'Nu, Mathilde, kom toch en doe zoals zij!' Nu laat Mathilde zich geen tweede keer roepen en valt eveneens aan Mijn borst. Daar Helena zich echter bijna over Mijn hele borst heeft uitgestrekt, vindt Mathilde iets te weinig plaats en zegt vriendelijk tegen Helena: 'Zeg lieve zuster, laat voor mij toch ook een plekje over! Ik ben toch ook net als jij hierheen geroepen.'
[8] Daarop zegt Helena: 'Kijk, wie het eerst komt, wie het eerst maalt! Als men voor zoiets goeds geroepen wordt, mag men zich door niets er vanaf laten houden, maar ontbreekt iemand daartoe de moed, dan moet men die maar ergens vandaan halen. Kom maar hier, we zullen samen wel een plaatsje vinden! Want kijk, aan deze borst vinden er heel veel tegelijk een plaatsje!'
[9] Mathilde, die nu haar hoofdje tegen de linkerzijde van Mijn borst heeft gelegd, zegt: 'Nu is het goed! o God, o God, wat een zalige rust! Ja, wie werkelijk rusten wil, die ruste in God! o heilige borst! Och, mijn hart is veel te klein om de rijkdom van deze heilige, grootse ervaring te kunnen vatten! Wie zou echter de diepte van zo'n genade en liefde ooit kunnen begrijpen en doorgronden?'
[10] Helena zegt: 'Dat is ook helemaal niet nodig, want de echte liefde wil niets tot op de bodem onderzoeken. Als wij zouden willen doorgronden hoe heilig en verheven deze borst is, dan zouden we eeuwigheden bezig zijn! Dat zou een nog dwazere bezigheid zijn dan die van de filosoof, die zijn brood eerst tot in atomen wilde ontleden voordat hij zijn honger ermee begon te stillen... maar daarbij verhongerde. Wie zich afvraagt wat toch de liefde is, die heeft beslist nog niet op de juiste manier lief. Echte liefde praat niet veel, maar pakt het voorwerp van haar keuze beet zoals een poliep zijn buit. Daarna komt pas weer de filosofie. Daarom moet je, nu jou de gelegenheid geboden wordt, slechts genieten, anders kom je bij mij vergeleken een beetje tekort.'
[11] Mathilde zegt: 'Maak je daar maar geen zorgen over, ik weet ook wel hoe men moet liefhebben. Kijk maar uit dat jij uiteindelijk niet tekort komt. Ik ben op aarde op een heel merkwaardige manier door zowel zuivere als onzuivere liefde geplaagd, maar heb nergens echte voldoening in kunnen vinden. Maar nu voel ik mij geheel en al voldaan en mijn hart lijdt geen honger meer. Als ik aan tafel ben, weet ik wel hoe ik moet eten en in het bijzonder aan deze, waaraan talloze myriaden zich voeden met leven gevende nectar!'
[12] Helena zegt: 'Doe niet zo poëtisch, lieve zuster. Kijk, ik ben maar een gewoon mens wat mijn aardse afkomst betreft en heb geen verstand van zulke verheven manieren om zich uit te drukken, en de Heer heeft het helemaal niet zo graag. Hoe eenvoudiger, hoe liever het Hem is, omdat aan zo'n verheven taal vaak ook een soort ijdelheid ten grondslag ligt. Doe daarom maar heel gewoon, lieve zuster, dat heeft de Heer het liefst!'
[13] Mathilde zegt: 'Ja, je hebt volkomen gelijk, maar geef me alleen iets meer plaats!' Helena zegt: 'Hé, lieve zuster, heb je dan nog geen plaats genoeg? Ik geloof dat je deze hele heilige en zalige borst alleen in bezit wilt nemen? Wel, omdat je er zo lief en goedhartig uitziet, schuif ik nog een klein stukje op, maar dan moet je mij niet meer storen in mijn zaligheid, lieve, beminnelijke zuster!'
[14] Mathilde zegt: 'Nee, nee, nu hebben we allebei plaats genoeg. Ik ben je zelfs veel dank verschuldigd, omdat je mij de moed hebt gegeven en de weg hebt gewezen. Ik heb me er nooit een juiste voorstelling van kunnen maken, hoe men God eigenlijk waardig zou moeten liefhebben. Daarom was ik ook zo verbaasd, toen onze Heer en Vader mij riep om aan Zijn zalige borst te komen. Ik kon mij zo'n toenadering nooit ofte nimmer voorstellen, maar nu zie ik duidelijk in hoe bij God dan toch alle dingen mogelijk zijn. Hem zij daarom voor eeuwig al mijn liefde!'
[15] Helena zegt: 'Dus niets meer voor jouw Peter? Wat zal hij daar wel van vinden? Of zouden op dit punt bij God soms ook alle dingen mogelijk zijn?' Mathilde zegt: 'Maar mooie zuster, waarom moet jij toch steeds nog wat steken onder water geven; heb je daar plezier in? Ik hoop dat Peter mijn voorbeeld zal volgen, want hij zal zeker inzien dat men God, de enige ware Vader, meer moet liefhebben dan alle nog zo volmaakte schepselen. Heeft men de ware, eeuwige oorsprong van de liefde, ja de zuiverste en waarachtigste Liefde Zelf gevonden, dan is het voor eeuwig gedaan met de liefde voor de schepselen! Begrijp je mij?'
[16] Helena zegt: 'O ja, dat begrijp ik zeker, maar zo helemaal gedaan is het daarmee toch niet, want de naastenliefde, de broeder- en zusterliefde houdt daarom niet op, omdat juist de naastenliefde een belangrijke voorwaarde is voor de liefde tot God. Net zomin als men God kan liefhebben als men zijn broeder haat, kan men zijn broeder waarachtig liefhebben wanneer men voor God geen of alleen maar een stompzinnige liefde heeft, zoals bij zoveel bekrompen dwepers het geval is.
[17] Eens was ik zelf zo dom en geloofde ik dat een priester iemand in de hemel kon brengen. Toen ik mij er later echter van overtuigde wat voor mentaliteit de priesters hebben, is mijn denken ook veranderd. In 1848 stond ikzelf goedbewapend op de barricaden tegenover de vijanden van de waarheid en de vrijheid en vond daar ook de lichamelijke dood.
[18] Dus, mijn lieflijke zuster, het is heel terecht dat je God de Heer, onze heiligste Vader, nu zo liefhebt dat je daardoor gespeend bent van alle liefde voor de schepselen, maar je moet je er daarbij toch wel van bewust blijven, dat je naast zo'n liefde ook je arme broeders en Zusters niet mag vergeten, die nog lang niet het geluk hebben aan de bron van liefde de leven schenkende zaligheid te genieten.'
[19] Mathilde zegt: 'Je hebt werkelijk gelijk en bent al heel wijs geworden. Ik hoop dat ook ik spoedig zo wijs mag worden, maar nu is mijn hart te vol van liefde voor de Heer en daarom kan de wijsheid wat mij betreft nu even rusten.'
«« 99 / 153 »»
Graag willen wij u wijzen op het grote belang van aanschaf van de originele boekwerken die hier digitaal kunnen worden ingezien. Hiermee bevordert u de voortgang van de werkzaamheden m.b.t. herdrukken en uitgifte van nieuwe vertalingen, en niet te vergeten het beschikbaar houden van boeken voor een grote groep mensen die niet vertrouwd zijn met digitale communicatiemiddelen. Informatie over het bestellen van deze boeken vindt u op www.lorber.nl.