Een scène met Satan tot lering voor de kinderen Gods - Martinus' woordenstrijd met Satan - Martinus in het nauw - Raad van de Heer

Jakob Lorber - Bisschop Martinus

«« 116 / 204 »»
[1] MARTINUS roept reeds van verre: 'Heer, help ons, help ons! Het beest zal ons anders kwaad doen; met al onze kracht kunnen wij het nauwelijks meer in bedwang houden!'
[2] IK zeg: 'Satan, gehoorzaam je Heer!'
[3] DE DRAAK brult: 'Jou gehoorzaam ik nooit, Ik erken geen heer boven mij!'
[4] IK roep: 'Al wil je Mijn Vaderwoord niet gehoorzamen, toch zul je geen weerstand kunnen bieden aan Mijn almacht, wat je al zo dikwijls hebt ondervonden! Ik roep je daarom nog één keer als Vader en Heer en zeg: kom hier en rechtvaardig jezelf!'
[5] DE DRAAK brult: 'Nee, nee, nee! Jou gehoorzaam ik nooit, want ik alleen ben de heer van de oneindigheid en jij bent wat je bent, alleen door mij!'
[6] IK zeg: 'Satan, trotseer God, je eeuwige Schepper, niet langer, anders word je hier eeuwig, onverbiddelijk veroordeeld!'
[7] Weer brult DE DRAAK: 'Ik, je heer, wil jou en je ellendig oordeel eeuwige weerstand bieden! Krijg me maar eens van deze plaats, als je dat kunt!'
[8] Nu grijp Ik hem met de macht van Mijn wil, werp hem met zijn aanhang voor me neer en houd hem zo vast, dat hij er als dood bij ligt.
[9] Martinus vraagt hem snel, waarom hij (de draak) nu geen weerstand heeft geboden.
[10] Maar IK zeg: 'Laat hem nu, tot hij bij komt; dan zullen we zien wat hij dan naar voren zal brengen.'
[11] MARTINUS zegt: 'O Heer, ik zou nu zo graag mijn tong een poosje de vrije loop laten, om dit alle menselijke begrip te boven gaande domme wezen enkele krachtige waarheden onder de neus te wrijven. Ik kan niet eens uitspreken, hoe ik nu belust ben op deze enorm domme stijfkop. Voor zijn hoogst belachelijke, gruwelijk domme gedaante ben ik helemaal niet bang, maar ik moet daar alleen weliswaar geërgerd om lachen.'
[12] IK zeg: 'Als je het dan zo vreselijk graag met Mijn aartsvijand opneemt, probeer dan of je geluk hebt; maar zie toe, dat je niet aan het kortste eind zult trekken! Voor dit doel zal hem alleen zijn tong worden vrijgelaten. Want als Ik hem helemaal vrij zou laten, dan zou hij met je spelen als een leeuw met een mug. Ja, Ik zeg je, zonder Mij zou de hele schepping geen weerstand kunnen bieden aan zijn kracht die hij nog heeft! Maar alleen met zijn tong, die nu is los gemaakt, kun je wel zonder schade proberen of je hem meester kunt worden. Begin dus je scherpe woordpijltjes maar achter zijn oren te werpen.'
[13] MARTINUS gaat nu heel moedig vlak voor de muil van de draak staan en begint de volgende bijtende vragen aan hem te richten: 'Luister, jij allerdomst stuk rund van de hele oneindigheid! Wat wil je van God met je oude, allerbelachelijkste trots dan gedaan krijgen? Zijn enkele eeuwigheden nog niet voldoende, om je te laten zien, dat je het allerdomste loeder van de hele oneindigheid bent? Van een ezel wordt wel gezegd, dat hij zich géén twee keer aan dezelfde steen stoot. Wat moet men echter van jou zeggen, jij oeroud, stuk rund dat alle planeten, dieren en mensen bedriegt! Is je varkensbrein dan nog niet genoeg uitgebakken in het hellevuur gedurende enkele dozijnen van tientallen miljoenen jaren of eeuwigheden - vooropgesteld, dat je oneindige domheid enig begrip heeft van een tijdsduur van tien miljoen jaar? Geef antwoord, dom loeder, als je een antwoord kunt geven!'
[14] DE DRAAK spreekt: 'Luister, jij wijsneuzige blindeman! Een leeuw is geen muggevanger. En ik als oergeest ben werkelijk in mijn grote ellende te groothartig om me met een zwerf geest in te laten! Jou vergeef ik daarom wel graag, omdat je op aarde een goede arbeider in mijn rijk was. Neem me niet kwalijk, mijn beste Martinus!'
[15] Dit antwoord brengt Martinus helemaal buiten zichzelf. Hij heeft nauwelijks genoeg zelfbeheersing om een dergelijke geringschatting voor zijn persoon te verdragen en de uiteindelijke aanklacht aan te horen. Hij haalt daarom heel diep adem en zegt:
[16] (MARTINUS:) 'O jij ellendige booswicht, hoe durf je het te wagen om mij, een hemelburger, hier in de volle tegenwoordigheid van God zo schandelijk te vernederen! Weet je niet, wat er geschreven staat? Zie, dit staat er: 'Wee degene, die zich zal vergrijpen aan een van Mijn gezalfden!' Ik, als burger van Gods hemel, zal toch zeker ook een gezalfde van de Heer zijn? Denk jij misschien, dat de Heer een dergelijke euveldaad niet zal wreken, jij ellendige!'
[17] DE DRAAK zegt: 'Luister, Martinus: Ik, die jij altijd voor vorst van de leugen hebt uitgescholden zolang je op aarde alleen in mijn dienst was en werkte, heb je heel kalm alleen met de naakte waarheid op je echt gemene beschimping van mijn ellendig wezen geantwoord. En jij als een door God gezalfde hemelburger gaat nog erger tekeer dan een ontstoken kruitvat op aarde en waarschuwt mij onder bedreiging van goddelijke wraak, om je gezalfde hoofd niet te krenken.
[18] Zeg mij eens, waar jij het recht vandaan haalt mij zo te beschimpen voor God? Ben ik niet net als jij uit God, alleen met dit verschil, dat ik een oneindig deel uit God ben. Jij echter bent een stofje uitsluitend uit het stof van mij, door de Heer weer bijeengeraapt uit het kaf van de totale nietigheid en veranderd in een alleronbeduidendste mensengeest.
[19] Als je echter ook maar enige achting hebt voor God, respecteer dan alles, wat uit Hem is en niet alleen jouw gezalfde hoofd, waaraan meer gelegen schijnt te liggen dan aan de Heer. Of heb je met je gezalfde hoofd die oneindige oerdiepten van de godheid zo goed doorgrond, dat je mij nu met eeuwige wijsheid tegemoet zou kunnen treden en zeggen: 'Waarom ben je zo, zoals je niet moet zijn?'
[20] Kun jij me bewijzen, dat ik niet zo ben als ik moet zijn, om voor jou eeuwig ondoorgrondelijke scheppingsredenen, opdat jij dat beetje kunt zijn wat je bent? Of bestaat er soms een pottenbakker die zonder draaischijf een pot maakt? Wat echter de draaischijf voor een pottenbakker is, dat is de hele wereld voor de Schepper. Ik echter ben de materie van de hele wereld, derhalve ook de basis. Ik ben dus de gevestigde tegenstelling, waardoor alles wat afzonderlijk ontstaat en bestaat gebonden moet worden om zich als zodanig in de oneindigheid te kunnen manifesteren!
[21] Je kunt daaruit met je gezalfd hoofd opmaken, dat ik in de grote orde van God zeker ook noodzakelijk ben. En dat God door mijn oergedaante zeker geen onwijsheid ten grondslag heeft gelegd aan alles wat is en wordt. Zeg dat het zo is, als je dat inziet en je aan God de volledigste eer wil geven. Hoe is het mogelijk dat jij met je gezalfde hoofd niet inziet, dat jij, als je Gods werken belastert, ook noodzakelijkerwijs over God Zelf kwaadspreekt en Hem - weliswaar in je vergeeflijke grote domheid - een grote knoeier noemt?!
[22] Houd je daarom maar kalm, beste Martinus! Want er zullen nog wel heel wat eeuwigheden voorbij gaan, alvorens jij ook maar het tien miljoenste deel van een atoom van die oneindige diepe relatie tussen mij en God zult begrijpen! Overigens, moet het jou als gezalfde vredeburger van Gods hemel niet vreemd voorkomen, van mij, Satan, zachtmoedigheid te leren?
[23] Martinus, als je mij toch iets te zeggen hebt, spreek dan! Maar spreek als een wijze en niet als een domme, uitgelaten straatjongen van de wereld. Bedenk dat je hier voor God staat en voor Zijn grootste geschapen oergeest, aan wie jou hoogstens zijn gedaante en zijn voor jou nooit te begrijpen trots - vanwege je domheid - als ergerlijk opvallen!'
[24] MARTINUS is nu hevig geschokt en weet niet wat hij moet zeggen. Hij kijkt nu eens naar Mij en dan weer naar de draak en vraagt Mij heimelijk: 'Heer, wat is dat? Wat moet ik de draak daarop antwoorden? Hij schijnt, ofschoon ik daar niets van begrijp, in de grond der zaak tenslotte nog gelijk te hebben ook!?
[25] De duivel en gelijk hebben, dat gaat toch absoluut niet samen! Maar wat moet ik dan zeggen, als de duivel tenslotte toch gelijk heeft? Nee als dat niet vervl- - zou het bijna hebben gezegd - is, dan wil ik toch mijn naam verwedden. De - duivel en gelijk hebben!'
[26] IK zeg: 'Jij hebt je in een woordenwisseling met hem willen inlaten, vecht daarom maar verder; want door de duivel mag je je niet laten overwinnen! Probeer hem daarom nu te bestrijden zoals je wilt. Spreek dus verder met hem en weerleg, wat hij tegen jou heeft gezegd.'
[27] MARTINUS zegt: 'O, dat zal een mooi debat worden! O jé, o jé! Ik - en hij?!'
«« 116 / 204 »»
Graag willen wij u wijzen op het grote belang van aanschaf van de originele boekwerken die hier digitaal kunnen worden ingezien. Hiermee bevordert u de voortgang van de werkzaamheden m.b.t. herdrukken en uitgifte van nieuwe vertalingen, en niet te vergeten het beschikbaar houden van boeken voor een grote groep mensen die niet vertrouwd zijn met digitale communicatiemiddelen. Informatie over het bestellen van deze boeken vindt u op www.lorber.nl.