Het antwoord van Johannes op de vraag van Chorel, of de hemelbewoners de aarde en haar toekomstige geschiedenis kunnen zien

Jakob Lorber - Bisschop Martinus

«« 134 / 204 »»
[1] Terwijl Martinus zich met zijn gedachten bezig houdt, gaat CHOREL naar Johannes en Petrus en zegt: 'O jullie lieve vrienden van de Heer, jullie oude ingewijde broeders en deelhebbers aan de goddelijke wijsheid en liefde, vergeef me dat ook ik het waag jullie met een vraag lastig te vallen. Ik heb Borem er ook al naar gevraagd. Maar hij gaf me steeds een ontwijkend antwoord en ik kon niet begrijpen, wat hij tegen mij zei. Daarom wend ik mij nu tot jullie en hoop bij jullie meer diepgang en duidelijkheid te vinden dan bij Borem.'
[2] JOHANNES zegt: 'Broeder, je hoeft ons helemaal niet te vragen, wat je zou willen weten en volledig begrijpen. Dat is ons allang helemaal duidelijk gemaakt, daarom zul je ook meteen een goed antwoord krijgen.
[3] Jij zou graag willen weten of de zalige hemelbewoners de aarde ooit weer zullen zien zoals ze is, en haar verdere geschiedenis zullen kunnen volgen. Want op aarde heb je jezelf heel vaak afgevraagd:
[4] 'Zal ik na het afleggen van mijn lichaam deze prachtige aarde met haar rivieren, meren, zeeën, bergen, dalen en al haar andere, duizenden wonderbaarlijke heerlijkheden ooit weer kunnen zien? Zal ik alle nieuwe verschijnselen met betrekking tot de geschiedenis van wat er komt en gaat meemaken? Zal ik daar misschien zelfs een of andere werkzame invloed op kunnen uitoefenen?'
[5] Ik antwoord je daarop: Broeder, alles staat de zaligen in de Heer ten dienste! Wij zijn immers allen van de Heer en de aarde is van Hem. Alles wat zich daarop en daarin bevindt, is Zijn eigendom. Als wij dus Zijn kinderen zijn, zal de Vader, die ons zulke grote dingen geeft, ons zoiets kleins dan onthouden? Zou Hij, die ons zeeën van Zijn liefde en genade te drinken geeft, ons een dauwdruppel weigeren?
[6] Zie, jij wandelt nu op de echte, waarachtige zon en ziet haar heerlijkheid en zult de allergrootste heerlijkheden nog te zien krijgen. Als je deze kunt zien, hoeveel te meer zul je die van de kleinere aarde kunnen zien! Ik bedoel, dat als iemand eenmaal over een vorstenwoning beschikt, waarin hem alle vrijheid, alle comfort, alle lust en vreugde ten deel kan vallen hoe en wanneer hij dat maar wil: zal hij dan ook nog maar de geringste begeerte voelen om een plaatsje te hebben in een woning van een misdadiger, in een kerker vol kwalen en dood; of zal hij tenminste hetgeen voortgekomen is uit de dood, met plezier willen gadeslaan? Of zou jij nu wel naar de aarde willen afdalen en de zon verlaten?'
[7] CHOREL zegt: 'O broeder, absoluut niet! Voor ik nu deze meer dan hemelse velden zou willen verlaten en het heilige gezelschap van de Heer, die zo oneindig goed, lief, mild en zachtmoedig is, zou ik nog eerder triljoen aarden voor eeuwig opgeven! Ik ben er al mee tevreden, dat ik de aarde zou kunnen zien, als ik dat ooit zou willen. Om ook werkelijk gebruik te maken van deze mogelijkheid, dat zal me verder weinig interesseren. Ik dank jou, liefste broeder, met mijn hele hart, dat je mij hierover zo fijn opheldering hebt gegeven; de Heer zal je deze goedheid vergelden!'
[8] JOHANNES zegt: 'Broeder, alle dank, alle lof, alle beloning en alle eer komen alleen de Heer toe! Ga nu weer naar Borem; want ik moet nu Martinus weer onder mijn hoede nemen, omdat we nu dadelijk het dal en zijn mooie bewoners zullen bereiken.'
«« 134 / 204 »»
Graag willen wij u wijzen op het grote belang van aanschaf van de originele boekwerken die hier digitaal kunnen worden ingezien. Hiermee bevordert u de voortgang van de werkzaamheden m.b.t. herdrukken en uitgifte van nieuwe vertalingen, en niet te vergeten het beschikbaar houden van boeken voor een grote groep mensen die niet vertrouwd zijn met digitale communicatiemiddelen. Informatie over het bestellen van deze boeken vindt u op www.lorber.nl.