Verzoek van de drie zonnedochters aan Martinus, hen te leren God lief te hebben - Martinus' kritische hoofdvraag - De in liefde ontvlamde zonnedochters omarmen Martinus

Jakob Lorber - Bisschop Martinus

«« 140 / 204 »»
[1] Na dit goede antwoord van Martinus buigt HET DRIETAL zich ter aarde en zegt: 'O heerlijke zoon van de grote Geest. Nu pas herkennen we je, jij bent een echte zoon van Diegene, die voor ons geen naam heeft. Jij hebt van ons gewonnen; wij zijn nu van jou, zo ook deze prijs. O, laat ons de laatsten zijn in jouw huis en leer ons de eeuwige God lief te hebben!'
[2] MARTINUS, hierdoor helemaal verrast, zegt: 'In mijn huis is nog voor vele duizenden plaats; dus ook voor jullie. Want groter dan jullie wereld is mijn huis, dat de Heer, mijn eeuwig heilige Vader, voor eeuwig voor mij heeft gebouwd. Ontdoe jullie daarom - als jullie naar mijn huis verlangen - van je wijsheidsprijs, neem die van mij van de liefde en volg mij! Maar als dat mogelijk is, bedek dan jullie al te grote bekoorlijkheid wat meer. Want deze is voor mij machtiger dan jullie woorden, daar ik leef in de liefde en niet alleen in de wijsheid!'
[3] Na deze woorden van Martinus brengen degenen die achter het drietal staan meteen rijke, blauwe, in plooien vallende kledingstukken en trekken deze HET DRIETAL in een oogwenk aan. Als deze gekleed zijn, zeggen ze tegen Martinus: 'O hoge, heerlijke zoon van de Allerhoogste! Zijn wij zo gekleed goed en welgevallig in jouw ogen? Erger je je nu niet meer aan ons? Zijn wij nu zoals je hart wenst?'
[4] MARTINUS zegt: 'Zo gaat het wel. Zo is het gebruikelijk in mijn huis, dat een huis van de grote, heilige Vader is, die daar ook niet bijna geheel naakt zoals jullie daarnet, maar geheel gekleed gaat. Jullie zijn ook zo nog oneindig mooi, maar nu toch te verdragen voor mijn oog. En zo kunnen jullie wel bij mij blijven.
[5] Maar nu nog iets: Zeg eens, kennen jullie de grote Geest? Hebben jullie een voorstelling van Hem? Wat zouden jullie wel doen, als jullie voor Hem moesten verschijnen?'
[6] HET DRIETAL zegt: 'O jij zalige! Wij weten wel dat er een allerhoogste, allereerste Geest van alle geesten is, die alles wat er is heeft geschapen uit Zijn eeuwige wijsheid en almacht. Maar deze Geest is zo oneindig heilig voor ons, dat wij het nooit mogen wagen om ons van Hem een of andere voorstelling te maken. Dat mogen alleen de hoogste wijzen. Daarom kun je ook wel denken hoe het ons te moede zou zijn, wanneer wij voor Hem, als Hij een of andere gestalte heeft, zouden moeten treden in de overtuiging, dat Hij het is! O, dat zou iets ontzettends zijn; dat zou het ergste zijn wat ons zou kunnen overkomen!'
[7] MARTINUS zegt: 'O, als dat zo is, hoe komt het dan dat jullie ons, zijn kinderen, niet vrezen? Kunnen jullie je dan niet indenken, dat de Vader er ook zo uitziet als wij, Zijn kinderen? Zie nu eens, wat voor vruchten enkel wijsheid draagt! Wat voor ons hart de allergrootste behoefte is, dat is aan jullie hart onverbiddelijk onthouden. Wat ons tot de grootste zaligheid brengt, dat zou voor jullie de grootste kwelling worden!
[8] Wat een verschil tussen ons en jullie! Zeg mij eens, hebben jullie dan in je hart nog nooit liefde gevoeld? Voelen jullie dan mogelijk nu niet zo iets voor mij of voor mijn twee broeders?'
[9] De drie zeggen: 'Wat bedoel je daarmee? Wij weten wel dat de liefde een hunkering van het hart is: een samentrekkende kracht die zich soms meester maakt van aan haar verwante dingen, deze dan sterk aantrekt en met zich wil verenigen. Maar wat de liefde verder nog is, dat weten wij niet. Deze kracht van het hart kan zich echter alleen maar van kleine dingen meester maken, omdat ze zelf klein is. Hoe zou ze zulke grote dingen, zoals jij bent kunnen opnemen? Wij kunnen jou wel zeer hoog achten, maar voor onze liefde zou jij veel te groot zijn, dan dat wij jou zouden kunnen omvatten.'
[10] MARTINUS zegt: 'Aha, jullie wijsheid begint al een veer te laten! O maak je geen zorgen om de grootte van jullie hart; dat zal gauw groot genoeg zijn voor heel veel liefde. Wie van jullie zou mij kunnen omarmen en stevig aan haar borst drukken?'
[11] ALLE DRIE zeggen verheugd: 'O, dat kunnen wij heel goed en als jij, zalige, het ons wilt toestaan, dan zullen wij je daar meteen een vurig bewijs van geven!'
[12] MARTINUS zegt: 'Nu vooruit, dat sta ik jullie van ganser harte toe!'
[13] Bij deze woorden vallen ze ALLE DRIE aan Martinus' borst en elk drukt zich zo stevig mogelijk tegen hem aan. Elk zegt: 'Ach, ach, dat is oneindig heerlijk, O laat ons lang zo aan je borst!'
[14] MARTINUS zegt: 'Ik wist immers wel, dat jullie liefde bezitten en nog wel een bijzonder sterke! Blijf maar mooi lang aan mijn borst, die zal jullie het beste leren liefhebben. O, dit zal zeker wel gaan!'
«« 140 / 204 »»
Graag willen wij u wijzen op het grote belang van aanschaf van de originele boekwerken die hier digitaal kunnen worden ingezien. Hiermee bevordert u de voortgang van de werkzaamheden m.b.t. herdrukken en uitgifte van nieuwe vertalingen, en niet te vergeten het beschikbaar houden van boeken voor een grote groep mensen die niet vertrouwd zijn met digitale communicatiemiddelen. Informatie over het bestellen van deze boeken vindt u op www.lorber.nl.