De Heer en de drie zonnedochters die rijp zijn voor de liefde

Jakob Lorber - Bisschop Martinus

«« 145 / 204 »»
[1] Na dit verzoek keert MARTINUS zich naar het drietal en zegt tegen hen: 'Nu, mijn geliefde dochters, zijn wij op de juiste plaats. Stort nu jullie hart uit, zoals ik het jullie heb geleerd en zoals de gloed van jullie hart het verlangt!'
[2] Na deze woorden van Martinus spreiden de drie snel hun prachtige armen uit en willen meteen aan Mijn borst vallen.
[3] Maar IK beduid hun: 'Mijn geliefde kinderen, raak Mij nog niet aan, omdat jullie nog in je vlees zijn; want dat zou jullie lichaam doden. Als jullie echter zonder lichaam zullen zijn, zullen jullie Mij zonder enige schade mogen aanraken. Ik ben een volmaakte geest; daarom kunnen ook alleen volmaakte geesten Mij aanraken!'
[4] DE DRIE zeggen: 'Deze broeder van je is toch immers ook een geest! En zie, we lagen aan zijn borst en leerden daar de liefde kennen en het heeft ons niet geschaad. Als jij, allerheerlijkste Meester en Heer van je broeders, een nog volmaaktere geest bent, menen wij, dat het ons nog minder zal schaden, als wij aan jouw borst ons helemaal aan de liefde willen overgeven.
[5] En wat geeft het dan, wanneer wij daardoor ons lichaam zullen verliezen? Het is toch beter zonder lichaam lief te hebben, dan mét het lichaam van de liefde uitgesloten te zijn! O kijk toch naar ons en voel hoe wij lijden, als wij jou niet naar de gevoelens van ons hart mogen liefhebben.'
[6] IK zeg: 'Mijn lieve kinderen! - Jullie mogen Mij met al jullie kracht liefhebben; de liefde wordt jullie niet ontzegd. Alleen moeten jullie Mij nog niet aanraken, omdat het jullie zou schaden. Maar als jullie liefde al zo hevig is, dat ze jullie lichaam al bijna zou willen oplossen, kunnen jullie wel Mijn voeten aanraken; want Mijn borst zou nog te gloeiend voor jullie zijn!'
[7] Bij deze woorden vallen DE DRIE meteen aan Mijn voeten neer, omklemmen deze met hun zachte handen en zeggen dan met een tedere en melodieuze stem: 'Ach, ach, wat een oneindige zoetheid! O, wisten onze broeders van vele aeonen toch maar, hoe eindeloos zoet de liefde is, dan zouden ze al hun wijsheid geven voor een dauwdruppel van een dergelijke liefde!
[8] O heerlijke Heer en Meester, waarom weten wij mensen van deze grote, prachtige wereld dan niets van de liefde? Waarom moeten wij alleen maar in de nooit te doorgronden wijsheid van de hemel van de eeuwige Oergeest graven en daarbij niet gewaar worden, wat de liefde, de allerzoetste liefde is?!'
«« 145 / 204 »»
Graag willen wij u wijzen op het grote belang van aanschaf van de originele boekwerken die hier digitaal kunnen worden ingezien. Hiermee bevordert u de voortgang van de werkzaamheden m.b.t. herdrukken en uitgifte van nieuwe vertalingen, en niet te vergeten het beschikbaar houden van boeken voor een grote groep mensen die niet vertrouwd zijn met digitale communicatiemiddelen. Informatie over het bestellen van deze boeken vindt u op www.lorber.nl.