Vraag van de drie schoonheden aan de Heer, waarom Hij en de Zijnen niet in hun woningen zijn gekomen - Het wijze antwoord van de Heer

Jakob Lorber - Bisschop Martinus

«« 151 / 204 »»
[1] Als HET DRIETAL bij ons aankomt in dezelfde kleding als daarstraks bij Martinus, zeggen ze meteen tegen Mij: 'O verhevene, hoe lang zullen jij en de anderen ons laten wachten, alvorens je ons waardig acht binnen te gaan in een van onze voor jouw ontvangst waardig gereedgemaakte woningen?
[2] Wij weten door onze wijzen en de geesten van onze grote wereld, evenzo door de geesten van vele andere planeten die ons vaak bezoeken en wij weten het ook uit de mond van niet zelden tot ons komende engelen van de allerhoogste Geest; dat wij bewoners van deze wereld niet alleen uiterlijk heel mooi zijn, maar ook zedelijk zo rein, dat zelfs de zuiverste lichtwezens aan ons geen gebreken kunnen ontdekken. En dat zij ons steeds hun bezoek waard vinden, zich met ons in alle reinheid goed vermaken en ons in kennis stellen van de wonderbaarlijke werken, die plaats vinden in de oneindige engelen - en wereldrijken van de allerhoogste Geest die jullie God en Vader noemen, en van de steeds grotere en nog meer onbegrijpelijke wonderwerken die er nog steeds van ogenblik tot ogenblik bij worden geschapen.
[3] Als echter alle engelen en geesten ons een dergelijk getuigenis geven en bij ons helemaal niet terughoudend zijn, dan begrijpen wij niet wat jullie dan toch wel bij ons ontdekken, waarom jullie je zo weinig tot ons voelt aangetrokken. Wij vragen de andere geesten nooit om bij ons te komen. Maar toch komen ze graag, omdat ze bij ons steeds datgene vinden, wat hun groot plezier doet en vreugde geeft. Maar jullie nodigden wij dringend uit zo goed we maar konden langs de zuivere weg van de wijsheid van onze hoogste wijzen. Maar op jullie lijkt dat weinig of helemaal geen uitwerking te hebben gehad. Zeg ons toch, jij verhevene, wat daarvan nu de werkelijke oorzaak kan zijn. Zeg ons waarom jullie nog niet in onze woningen zijn gekomen, waar duizenden op jullie wachten!'
[4] IK zeg: 'Moreel heeft niemand van jullie daar schuld aan. Ik weet wel het beste, hoe het met jullie gesteld is en ken jullie uiterlijk, jullie zuivere zeden en jullie woningen. Maar evenals jullie, zijn ook wij vrij en doen wat we willen. Niemand heeft het recht van ons rekenschap te eisen en tegen ons te zeggen: 'Waarom doen jullie dit en dat?', want wij zijn volkomen vrij en doen wat we willen.
[5] Maar dit moeten jullie bij al je wijsheid toch ook weten, dat wij door wijsheid alleen helemaal niet worden aangetrokken, maar slechts door de juiste, levende liefde! Als men ons op juiste wijze lief heeft, dan zullen wij de drang van jullie hart wel volgen. Maar jullie vermeende grote wijsheid zal ons nooit ook maar een halve stap verder brengen!
[6] Ik heb echter wel gemerkt, dat jullie je eerder tot Mij gerichte wijze woorden alleen maar als een dekmantel gebruikten, om jullie werkelijke liefde voor Mij te verbergen. Maar Ik ben geen vriend van dergelijke verhullingen, maar alleen van de volledige openheid van het hart! Willen jullie dus Mij en al de Mijnen hier in jullie woningen brengen, dan moeten jullie uiterlijk niet anders willen lijken, dan zoals het innerlijk met jullie is gesteld; want Ik doorzie elke allergeheimste vezel van jullie leven. Wat Ik echter zie, dat zien al de Mijnen hier en nog talloze anderen, die evenals dezen hier volkomen en voor eeuwig de Mijnen zijn!'
«« 151 / 204 »»
Graag willen wij u wijzen op het grote belang van aanschaf van de originele boekwerken die hier digitaal kunnen worden ingezien. Hiermee bevordert u de voortgang van de werkzaamheden m.b.t. herdrukken en uitgifte van nieuwe vertalingen, en niet te vergeten het beschikbaar houden van boeken voor een grote groep mensen die niet vertrouwd zijn met digitale communicatiemiddelen. Informatie over het bestellen van deze boeken vindt u op www.lorber.nl.