De prediking van Martinus veroorzaakt opwinding en maakt indruk bij de zonnemensen - Tweegesprek tussen Uhron en Martinus

Jakob Lorber - Bisschop Martinus

«« 174 / 204 »»
[1] Op dit moment stapt DE WIJZE UHRON naar voren en zegt: 'Vriend, ik zie dat jij ons de waarheid verkondigt; maar wat wil je daarmee? Wil je deze volkeren tegen God opzetten? Werkelijk, hier houdt al mijn wijsheid op en ik kan noch jou en nog minder God begrijpen! Wat moet dat voor een ordening zijn?
[2] Ik ken de hemelen en ik ken ook de hellen van vele planeten, maar ik zeg je: er is geen hel die slechter is dan jouw aarde! Ik verzoek je daarom over iets anders te spreken, anders zet je al het volk tegen God op die ze tot nu toe boven alles geloofd en geëerd hebben.'
[3] MARTINUS zegt: 'Vriend, elk ding en wezen heeft vanuit de Heer openlijk of heimelijk een bepaalde taak te vervullen. Alleen met dit verschil: de dingen moeten hun taak vervullen, wij vrije wezens met een eigen wil kunnen en willen haar vervullen. En dus mag er op mijn woorden volgen, wat wil; want ik doe niets, dan wat alleen de Heer wil! Dus kunnen jullie nog steeds verder naar mij luisteren, daar ik nog niet klaar ben.'
[4] DE WIJZE zegt: 'Je kunt in elk geval met je toespraak doorgaan; de vraag is alleen, tot wiens nut en voordeel? Jij verliest of wint er zeker niets bij of wij als zuiverder wezens en bewoners van deze planeet weten of niet weten, hoe het op jouw wereld toegaat. En wij winnen er zeker ook niets bij, als wij de slechtheid van jouw wereld nog duidelijker voorgesteld krijgen, dan het voor onze wijsheid mogelijk is een blik te werpen in de verhoudingen van jouw wereld. Wel kunnen wij bij jouw verhalen over de verschrikkelijke toestand van jouw wereld die zich in het gericht bevindt, de ergste schade oplopen - en wel van dien aard, dat deze moeilijk ooit weer goed zou kunnen worden gemaakt!
[5] Daarom vind ik dus: Wij hebben van jou toch al een uitgebreide beschrijving van de slechte verhoudingen van jouw wereld gekregen en kunnen ons nu gemakkelijk voorstellen, dat er op jouw wereld nog veel ergere dingen moeten bestaan, omdat alle voorwaarden daarvoor door jouw verhalen duidelijk zijn geworden. Dus geloof ik wel, dat het nu totaal onnodig zou zijn ons nog langer met iets te kwellen, wat ons als het er op aankomt minder kan schelen, omdat wij totaal niet in staat zijn om de slechte verhoudingen van jouw wereld te veranderen. Ook zouden wij werkelijk nooit bereid zijn of zelfs wensen, dat die meer dan slechte ordening van jouw wereld hier zou worden aangenomen. En dus denk ik, dat jij nu broeder Petrus in jouw plaats kunt laten spreken; misschien komt hij met wat beters tevoorschijn!
[6] Als jij misschien de bedoeling zou hebben om God, jouwen onze Schepper, in tegenwoordigheid van ons aan te klagen en ons er over te laten beslissen of Hij terecht of onterecht handelt, dan zou ik in alle ernst medelijden met je hebben! Wat zouden wij machteloze schepselen wel tegenover de onbegrensde almacht van de Schepper kunnen uitrichten, ook al zouden wij werkelijk inzien, dat Hij met de mensen van jouw wereld ook nog zo onrechtvaardig zou omgaan? Hij alleen is immers toch de Heer, in Wiens wil alle oneindigheid ligt!
[7] Gesteld, dat Hij werkelijk onder de ontelbare myriaden van Zijn planeten er één zou hebben die uitsluitend een spel van Zijn grillen zou zijn. Zeg dan eens, wie zou daarover dan wel rekenschap van Hem kunnen eisen? En als je dat zou durven, denk jij dan soms dat je Hem daardoor zou kunnen dwingen Zich te rechtvaardigen? Hij is en blijft eeuwig uitsluitend Heer en doet wat Hij wil! Voor wie Hij goed wil zijn, voor die is Hij goed; wie Hij echter wil verwerpen die kan Hij ook verwerpen, - of ons dat nu terecht of onterecht voorkomt.
[8] Wie zou het Hem kunnen beletten, als Hij deze wereld van ons nu ogenblikkelijk wilde vernietigen! Of als Hij myriaden van de verschrikkelijkste kwelgeesten over ons zou laten komen en ons gedurende aeonen zou laten kwellen? Wat zouden wij tegen Hem kunnen doen om een dergelijk gericht te voorkomen?
[9] Ik denk: God, die Zich hier nu zichtbaar onder ons bevindt, is alleen de Heer van alle werelden, hemelen en ook hellen. Zijn almacht staat echter borg voor Zijn even grote oneindige wijsheid! Hij zal het beste weten, waarom Hij hier en daar veel laat gebeuren, wat onze wijsheid waarschijnlijk nooit zal begrijpen. Als wij ons daarom gewillig naar Zijn wil en in Zijn orde voegen, ben ik ervan overtuigd, dat wij geen slechte weg zullen bewandelen! - Ben je het met mij eens?'
[10] MARTINUS zegt: 'Zeer zeker! Maar juist omdat het de wil van de Heer is, moet ik nog verder spreken; want ook hierin moet jij Zijn wil respecteren!'
[11] DE WIJZE zegt: 'Als dat zo is, spreek dan maar in Zijn naam door; wij zullen naar je luisteren!'
«« 174 / 204 »»
Graag willen wij u wijzen op het grote belang van aanschaf van de originele boekwerken die hier digitaal kunnen worden ingezien. Hiermee bevordert u de voortgang van de werkzaamheden m.b.t. herdrukken en uitgifte van nieuwe vertalingen, en niet te vergeten het beschikbaar houden van boeken voor een grote groep mensen die niet vertrouwd zijn met digitale communicatiemiddelen. Informatie over het bestellen van deze boeken vindt u op www.lorber.nl.