Petrus' voorstel om te danken en te bidden - Uhrons veelzeggende afwijzing van een smeekbede tot God

Jakob Lorber - Bisschop Martinus

«« 178 / 204 »»
[1] PETRUS zegt: 'De almacht van de Heer is Zijn eeuwige ordening, waaruit jullie evenals de gehele oneindigheid zijn voortgekomen. Zou de Heer nu uitsluitend jullie willen omvormen, dan zou Hij eerst Zijn hele orde moeten omvormen, wat Hij in eeuwigheid wel nooit zal doen, daar Hij juist deze orde Zelf is!
[2] Maar jullie leven tot nu toe kan buitengewoon gemakkelijk en zorgeloos worden genoemd! Het kost jullie nergens strijd, nergens moeite en inspanning. Vanaf de geboorte tot aan jullie vrijwillige uittrede uit je lijfelijk leven kennen jullie geen noemenswaardige onvolmaaktheid en daarom ook geen zelfverloochening.
[3] Jullie weten wel dat jullie en ook jullie wereld het werk zijn van een alwijze Goddelijke Geest, die jullie daarom ook zeer hoog vereren. Maar wanneer hebben jullie Hem ooit gebeden om iets bijzonders, en wanneer Hem gedankt voor een van de grootste levensweldaden die Hij jullie toch altijd in overgrote mate heeft doen toekomen?
[4] Zie, tot nu toe leefden jullie volledig onafhankelijk van Hem. Zou het misschien teveel van jullie verlangd zijn, als je in het vervolg zou leren om iets meer afhankelijk van Hem te willen zijn dan tot nu toe het geval was? Spreek nu weer en geef mij getrouw je besluit weer!'
[5] DE WIJZE zegt: 'Vriend, dat willen wij in ieder geval! We willen al het mogelijke doen om de heilig grote Gever van zo talloze goede gaven op passende wijze vanuit de grond van ons hart onze verschuldigde dankbaarheid voor de vele grote weldaden te betuigen. Maar wat het vragen betreft, moet ik je bekennen dat ik het daarmee niet helemaal eens kan zijn, daar ik iedere smeekbede moet aanzien als een belediging van de goddelijke wijsheid.
[6] Want door een verzoek aan de Godheid geef ik immers te kennen, dat ik meer inzicht heb dan God en daarom in zekere zin beter wil weten dan de Heer Zelf, wat mij ontbreekt. Ik ben van mening, dat zelfs een kind van God zich zoiets niet zou durven aanmatigen, laat staan een ander schepsel!
[7] Verder lijkt mij ieder verzoek ook een soort strijd, waardoor het schepsel een zekere hardheid en als het ware een eigenzinnige onbarmhartigheid in de Schepper zou willen bestrijden en daarmee over Hem zou willen triomferen!
[8] Werkelijk, vriend, liever dan dat ik het zou wagen met een verzoek bij de alwijze, algoede en almachtigste Schepper te komen, waardoor ik Hem toch duidelijk te kennen zou geven, dat ik mijn behoeften beter ken dan Hij, - en liever dan dat ik iets zou willen vragen voor anderen en Hem daardoor zou tonen, dat ik kennelijk beter en barmhartiger ben dan Hij, zou ik er de voorkeur aan geven niet te bestaan! O vriend, hoe zouden we op deze wijze onze achting voor God, de meest wijze en almachtige Geest, kunnen uitdrukken?
[9] Daarom is mijn antwoord op jouw vraag het volgende: Even als tot nu toe willen wij voor eeuwig in alles helemaal van Hem afhankelijk zijn, omdat het onmogelijk is van iemand anders af te hangen! Eveneens willen en zullen wij Hem ook eeuwig uit de diepste grond van ons leven voor alles danken, daar wij iedere gave van Hem voor oneindig goed aanzien en als zodanig ook door en door erkennen. Vragen zullen wij de Heer echter nergens om en we willen en kunnen dat ook niet, omdat wij maar al te duidelijk inzien, dat de Heer oneindig veel beter weet wat wij allen nodig hebben, en het niet nodig heeft om eerst door ons daarop opmerkzaam te worden gemaakt door een nietszeggend verzoek van ellendige en vergeleken bij Hem, nauwelijks halflevende schepselen. Zo zal het ook voor eeuwig verre van ons zijn, Hem door een smeekbede te zeggen dat Hij een harde God is en zulke zwakheden heeft, die pas door verzoeken van de zijde van de schepselen in de ware orde kunnen worden gebracht.
[10] Vriend, wij allen achten God, de allerhoogste Geest, te oneindig hoog en hebben een te heilig verheven voorstelling van Zijn volmaakte eigenschappen, dan dat wij ons zo zeer zouden kunnen vergeten om bij Diegene met een smeekbede aan te willen komen, die ons toch zonder ons gebed zo volmaakt als voor ons noodzakelijk is, heeft geschapen!
[11] Danken, ja, eeuwig danken zullen en willen wij Hem voor alle vele weldaden en gaven, waarvan de kleinste zo groot en heilig is, dat wij wel nauwelijks ooit in staat zullen zijn ze geheel naar waarde te schatten. Maar - zoals nu grondig aangetoond - met een smeekbede willen en zullen wij ons aan Hem, de allerheiligste Volmaakte, nooit bezondigen!
[12] Doe jij nu wat je wilt. Maar het zal je met al je wijsheid moeilijk lukken ons zo ver te krijgen, dat wij ook aan het bidden zullen slaan. Het zou alleen moeten zijn, dat de Heer het Zelf uitdrukkelijk van ons verlangde. Natuurlijk tegen de wil van God kan geen schepsel zich schrap zetten. Maar bij onze vrijheid blijven wij ook vrij en zullen doen, wat wij als juist beschouwen voor God, de mensen en de engelen!'
«« 178 / 204 »»
Graag willen wij u wijzen op het grote belang van aanschaf van de originele boekwerken die hier digitaal kunnen worden ingezien. Hiermee bevordert u de voortgang van de werkzaamheden m.b.t. herdrukken en uitgifte van nieuwe vertalingen, en niet te vergeten het beschikbaar houden van boeken voor een grote groep mensen die niet vertrouwd zijn met digitale communicatiemiddelen. Informatie over het bestellen van deze boeken vindt u op www.lorber.nl.