Martinus' verdere goede voorstellen voor het heil van Satan - Diens verdere bedenkingen - De scheppingsorde voor en na de menswording van de Heer

Jakob Lorber - Bisschop Martinus

«« 193 / 204 »»
[1] MARTINUS zegt: 'Mijn armzalige vriend, jij hebt logisch en consequent de redenen voor ons blootgelegd, waarom voor jou, zelf een oneindige geest zijnde, de oneindige liefde van God niet voldoende kan zijn. Maar ik ben van mening dat wanneer jij je eisen wat zou beperken en evenals wij je tevreden zou stellen met datgene, wat ieder van ons heeft - wat toch zeker enorm veel meer zou zijn dan wat je nu in deze ellendige toestand hebt -, dan zou het voor jou toch veel en veel beter zijn dan nu? En dan, denk ik, zou de oneindige liefde van God wel een toereikende, machtige garantie zijn voor jouw ommekeer!
[2] Nu ben je als het er op aankomt zo goed als niets, je hebt niets en moet altijd veel lijden. Dan zou je tenminste dat worden, wat wij zijn en zou je ook niet meer nodig hebben dan wij. Zou dat dan niet beter zijn, dan zoals het er nu met je voor staat?
[3] Jij brengt echter, zoals je zei uit liefde voor ons, je eigenlijke kinderen, een oneindig offer - wat zeker niemand van ons ooit kan verlangen. Dan zou je toch ook het offer kunnen brengen, dat je als motief voor je ommekeer niet alles weer terugeist, maar alleen zo veel als ieder van ons heeft. Dat zou voor de onbeperkte vrijgevigheid van God wel geen verschil maken en de grote voorraadkamer van de Vader niet armer maken!
[4] Wat zeg je daarvan? Ik denk dat het ook zo zou kunnen gaan?'
[5] SATAN zegt: 'Mijn lieve Martinus, je spreekt zoals je de zaak bekijkt in jouw natuurlijke en noodzakelijke beperktheid. Omdat je daarbij heel aardig bent, kan ik met jou ook het juiste geduld opbrengen. Maar bedenk nu eens wat mogelijk is en wat helemaal niet, ja wat zelfs onmogelijk kan zijn! Kan ik dan kleiner worden dan ik ben? Zie je dan nog niet in, dat de totale, oneindige scheppingsruimte enkel en alleen met mijn ondeelbare wezen vervuld is!
[6] Of zou jij, om minder nodig te hebben, bij jou de voeten, de handen, het ene lichaamsdeel na het andere kunnen laten wegnemen, om zo je behoeften te verminderen? Want zonder voeten zou je toch wel een korter kleed nodig hebben, zonder handen een kleed zonder mouwen en de maag zou voor minder ledematen ook minder te doen hebben en dus ook minder voedingsstoffen nodig hebben. Deze berekening zou wel juist zijn; zeg mij alleen, of je daarmee wel tevreden zou zijn?'
[7] MARTINUS zegt: 'Armzalige vriend, ik denk dat zoiets ten opzichte van de Heer net zo min als bij jou als bij mij nodig zou zijn. Want als zelfs elk mens zijn lichaam moet achterlaten, dat toch een tijdlang zijn wezen vorm heeft gegeven, dan zou jij ook wel je materiële wezen kunnen laten varen en je, evenals wij, slechts met het geestelijke tevreden stellen. De Heer zou dan met jouw grote wereldlichaam stellig wel de meest wijze en beste regeling treffen, zoals Hij dat ook met ons kleine lichaam doet. Zie, wij zijn met dit edele, geestelijke lichaam volkomen tevreden; dan zou jij dat toch ook kunnen zijn?!'
[8] SATAN zegt: 'Lieve vriend, jij spreekt steeds, zoals jij de zaak in jouw beperktheid begrijpt. Dat komt, omdat jij je ogen niet zoals ik de mijne, over de schepping kunt laten gaan die mijn wezen uitmaakt. Jouw wil is goed en je hart is goed. Maar je wijsheid is slechts een lichtend puntje in de oneindigheid!
[9] Zie je dan niet in, dat elk bestaan een basis, een steunpunt moet hebben om te ontstaan en daarna te kunnen bestaan? Elke kracht moet een tegenkracht hebben om zich als zodanig te kunnen uiten. Als dus twee krachten tegenover elkaar optreden, ondervinden ze bij elkaar tegenstand en uiten dit langs de weg van de polaire tegenwerking. Pas door zo'n uiting die lijkt op een strijd van twee krachten, kan een bestaan worden bewerkstelligd.
[10] Welnu: God is de positieve hoogste kracht, - ik als de negatieve laagste ben even oneindig als de hoogste van God in haar soort. God zou zich zonder mij evenmin kunnen openbaren als ik mij zonder God!
[11] Maar als ik nu volgens jouw advies terug zou keren naar de Godheid en daardoor met Haar één positieve kracht zou worden - zeg mij, zouden dan niet alle scheppingen tot nu toe vanuit God en vanuit mij, zich in het niets moeten oplossen? En alles in ons oer-zijn als enkel idee terugkeren en dus het wezen, het bestaan en het bewustzijn opgeven?
[12] Spreek nu en overtuig mij, dat het voortbestaan van alle dingen ook via andere wegen mogelijk is, dan wil ik je volgen!'
[13] MARTINUS zegt: 'Weet je, zo diep reikt mijn wijsheid niet en ik geloof, dat ook deze broeders van mij hun ogen nog niet boven de oneindigheid hebben laten uitgaan. Maar of de Heer bij het in stand houden van Zijn tot nu toe geschapen werken nu juist op jou is aangewezen, dat zou ik toch wel heel erg willen betwijfelen!
[14] Vóór Zijn menswording was er wel een oude aarde en een oude hemel die op jou rustten, omdat jij daar de negatieve pool was. Maar toen de Heer Zelf het vlees aannam, verwierp Hij jouw polariteit en stelde in Zich Zelf een veel deugdelijker, die voor Hem waardiger was en voor alle eeuwigheden houdbaarder in de plaats van de jouwe. Hierdoor kitte Hij de door jouw zwakte uit alle voegen barstende schepping weer opnieuw aan elkaar. Daarmee verging in zeker zin het oude en iets heel nieuws kwam daarvoor in de plaats.
[15] Vóór de menswording was je misschien wel een noodzakelijkheid. Maar daarna ben je niets meer en niets minder dan elke andere geest en ben je voor het in stand houden van de dingen helemaal niet meer nodig. Daarom ben ik van mening, dat je dit nu zou moeten inzien en doen wat ik van je verlang!'
[16] SATAN zegt met een beetje meer opwinding: 'Vriend, je wordt nu wel weer een beetje brutaal; maar de beperktheid van je wijsheid geldt voor jou als verontschuldiging!
[17] Zie, jij kortzichtige, wie hielp destijds dan de Godheid, opdat Ze een dergelijke nieuwe schepping kon bewerkstelligen? Was ik het niet, die Hem moest vervolgen, die Hem in verzoeking bracht en tenslotte Hem zelfs naar het lichaam moest helpen doden, opdat Hij zo mijn negatief polariteitswezen van smart en lijden in Zijn positieve Godsnatuur kon opnemen?
[18] Deze natuur is nu juist datgene in God, wat jij Zijn oneindige liefde hebt genoemd! Doch deze - zoals ik al eerder tegen je heb gezegd - kan wel voor jullie eindige wezens genoeg zijn. Maar niet voor mij, omdat ik zelf oneindig en eeuwig ben. En nu al helemaal niet, nu er nog zo veel myriaden zonnen en aarden zijn die nog helemaal mijn wezen uitmaken!
[19] Maar als eens alle materie als negatieve polariteit ontbonden in God zal zijn overgegaan, dan wel. Dan pas zal mijn nee volledig overbodig worden. Ik zal dan als een geest aan wie al het mijne is ontnomen wel dát kunnen doen, wat je nu van mij verlangt!
[20] Dan zal ik kleiner worden, dan ik nu ben. En ik zal voor mijn onderhoud niet veel meer nodig hebben, dan jij nu en zal jullie gelukzaligheid nooit meer in gevaar kunnen brengen. Nu zou het jullie echter allemaal nog heel slecht vergaan, als ik met jou meteen mij helemaal tot de Heer zou keren. Ik zal daarom nog wel enkele aeonen van aardejaren zo als ik nu ben moeten wachten, voor ik jouw wens zonder gevaar voor jullie allen zal kunnen opvolgen.
[21] O vriend, o zoon, ik ken maar al te goed de oneindige zoetheid van de hemel, ik ken echter ook de ontzettend bittere smaak van mijn toestand! Maar wat kan ik doen?
[22] Zie, een tot wasdom gekomen eik kan niet gemakkelijk meer worden gebogen, en des te minder ik als de oereik van de hele schepping! Maar mettertijd en in de juiste omstandigheden zal ook nog jouw vriendelijke wens in vervulling kunnen gaan.
[23] Jullie moesten nu liever je blik maar eens naar de aarde wenden, waar het er nu heel erg aan toegaat. Daar zouden jullie beter aan doen, dan te vroegtijdig het nu nog puur onmogelijke mogelijk te willen maken! - Wat denk je daarvan, mijn beste zoon Martinus?'
«« 193 / 204 »»
Graag willen wij u wijzen op het grote belang van aanschaf van de originele boekwerken die hier digitaal kunnen worden ingezien. Hiermee bevordert u de voortgang van de werkzaamheden m.b.t. herdrukken en uitgifte van nieuwe vertalingen, en niet te vergeten het beschikbaar houden van boeken voor een grote groep mensen die niet vertrouwd zijn met digitale communicatiemiddelen. Informatie over het bestellen van deze boeken vindt u op www.lorber.nl.