De woede van Satan - Martinus' vrees en de rust en duidelijkheid van Johannes - De onafhankelijkheid van de kinderen Gods van Satan

Jakob Lorber - Bisschop Martinus

«« 197 / 204 »»
[1] Satan merkt dat het gezelschap op zijn bevel niet weg wil gaan. Daarom wordt hij achterdochtig en inwendig gloeiend van woede, een toestand die hem ook uiterlijk een heel afschrikwekkend aanzien geeft.
[2] MARTINUS merkt dat en zegt tegen Johannes en de andere begeleiders: 'Vrienden, ik merk nu, dat het er met de verloren zoon nu juist niet al te best uitziet. Een verschrikkelijke, heimelijke toorn straalt uit zijn ogen; zijn in duizend sombere rimpels gefronste voorhoofd en zijn eveneens ontsierde mondhoeken duiden op een vreselijke wraak, die hij van plan is te nemen!
[3] Ik denk dat jij, broeder Johannes, hem misschien toch een beetje te hard hebt aangepakt? Ik moet je zeggen dat ik bij zijn aanblik, ondanks de in mij aanwezige kracht van de Heer, toch wel heel erg bevreesd raak. Niet zo zeer om dat wat hij ons zou kunnen aandoen, maar vanwege de absolute vergeefsheid van al onze bemoeiingen. Kijk eens naar de gezichten van Uhron en Shonel; die twee vergaan bijna al van angst. Om 's Heren wil, wat zal hier nu uit voortkomen?'
[4] JOHANNES zegt: 'Inderdaad, de zaak ziet er ongetwijfeld slecht uit. Maar ik zeg je: heb vooral géén angst voor hem! Want ook vrees voor hem is een soort onderwerping van onze macht aan zijn kracht; dat zou ook een soort triomf van hem zijn over ons, waaraan wij nooit mogen toegeven. Want als we dat zouden doen, dan zouden wij zo door zijn slechte polariteit worden aangetrokken, dat het ons dan grote moeite zou kosten, ons van hem los te weken.
[5] Zie, hij is wel heel menselijk met jou omgegaan en heeft je belangrijke beloften gedaan. Maar dat deed hij bepaald niet om die vanwege jouw aardigheid ten uitvoer te brengen, maar alleen om je daardoor als een onervaren nieuweling van dit rijk in zijn strikken te vangen!
[6] Zie je dat nu goed in? Omdat ik echter zijn slimme plan doorzag en verijdelde, is hij nu heimelijk van de grootste woede vervuld en zou ons allemaal van woede vermorzelen, als hij zich tegen onze macht opgewassen voelde. Maar omdat hij maar al te goed inziet, dat zijn macht hemelsbreed achter blijft bij de onze en hoe onmachtig hij ten opzichte van ons is, wordt hij daarom nu mateloos toornig, grimmig en woedend in zijn binnenste!
[7] Maar wij moeten ons daar niet in het minst iets van aantrekken, dan zal hij ons al gauw weer een heel ander gezicht laten zien!'
[8] SATAN stampt hierop zo geweldig met zijn voet op de grond, dat deze wijd en zijd beeft en zegt dan op donderende toon tegen Johannes: 'Ellendeling, ben je nog niet genoeg verzadigd aan mijn leed? Als ik nu niets meer ben en binnen de grote schepping geen waarde meer heb, vernietig mij dan met de macht die je over mij hebt, als je dat aandurft! Let er dan wel op, dat je met mijn vernietiging niet ook jezelf zult hebben vernietigd!
[9] Ik zie echter maar al te goed, dat jou aan mijn behoud alles gelegen is terwille van jezelf. Daarom ben je ook een laffe bangerik en heb je een vreselijke angst voor mij, omdat mijn werk jou zeker niet zo zou bevallen als dat van de zachte hemel. Jij bent bang voor mijn triomf over jou en je zegt, dat men voor mij geen angst moet hebben!
[10] O jij domkop, welke angst is dan erger: de loze voor mij of die voor mijn overwinning op jou? Zie je dan niet in, dat een dergelijke angst de grootste triomf voor mij is? Spreek op, is het niet zo?'
[11] JOHANNES zegt: 'O duizendmaal nee! Want vrees voor een gedrag, waardoor men met jouw botte slechtheid aan jou gelijk zou kunnen worden, is iets heel anders dan onnozele angst voor jouw individuele wezen. De eerste zou voor een zuivere geest heel schadelijk kunnen worden, terwijl de tweede bij een sterke geest vanuit de Heer toch onmogelijk is en de zwakke geesten daarom niet kan schaden, omdat ze altijd de machtigste beschermgeesten om zich heen hebben!
[12] Daarom waarschuwde ik Martinus hoofdzakelijk voor een dergelijk toegeven aan jouw wil, dat jou duidelijk een triomf over ons zou geven, die zelfs ook voor mij gevaarlijk zou kunnen worden. Maar niet uit vrees voor jouzelf, daar jij tegen ons geen macht hebt, behalve die van de leugen en de overredingskunst!
[13] Maar je domme, trotse mening, dat ik angst voor jou zou hebben en je niet zou durven vernietigen uit vrees daardoor mij zelf te vernietigen: O Satan, daarin vergis je je dan wel heel erg! Want mijn bestaan en dat van ons allen hangt evenmin van jouw behoud af als het bestaan van de Heer Zelf, daar wij thans allemaal eeuwig leven in de Heer en de Heer door Zijn Vaderliefde in ons!
[14] Daaruit kun jij als eeuwige leugenaar wel inzien, dat ik je heel goed zou kunnen vernietigen, zonder daardoor aan mijn bestaan ook maar een haartje afbreuk te doen. Dat ik dat echter niet doe, is niet zo zeer te danken aan mijn liefde voor jou of mijn angst voor jou, doch enkel en alleen aan de oneindige liefde en het geduld van de Heer, die ook in mijn hart woont.
[15] Echt, als het alleen maar op mij zou aankomen, dan zou de gehele oneindigheid allang door jou met rust gelaten worden; want ik, Johannes, zou met jou allang hebben afgerekend! - Ik denk, dat je mijn zeer openhartige woorden wel zult hebben begrepen!'
[16] SATAN zegt: 'Ja, die heb ik goed begrepen! Maar helaas heb ik ook de altijd weerkomende tot woede brengende ervaring opgedaan, dat juist jullie zogenaamde zuivere hemelgeesten de meest onreine en meest onwaardige begrippen en voorstellingen van God hebben!'
[17] JOHANNES zegt: 'Hoezo? Spreek op! Dat lijkt een nieuwe, door jou tot nu toe nog nooit naar voren gebrachte valstrik te zijn. Wij willen hem horen!'
[18] SATAN spreekt verder: 'Jij vraagt: 'Hoezo?' Wel, dat klinkt in jouw zogenaamde hemels zuivere oren vreemd en nieuw? Wacht maar, er zal je dadelijk een licht opgaan, waarover je je eeuwig zult verwonderen. Maar als je dat licht wilt, wees dan zo goed om de vragen die ik je nu zal stellen, kort te beantwoorden!
[19] Ik geef je echter van tevoren de heilige verzekering, dat ik mij voor eeuwig vrijwillig aan alles wil onderwerpen, wat je ook maar van mij zult verlangen, als je mij van een onwaarheid zult kunnen betichten. Zul je daartoe echter niet in staat zijn, dan blijf ik wat ik ben. Maar jij kunt samen met je aanhang geheel ongestoord en niet gehinderd door mij naar huis terugkeren en dan in je hemelse thuisland zuiverder en waardiger begrippen omtrent God opdoen!'
[20] JOHANNES zegt: 'Nu vraag dan; maar kom bij mij niet aan met je oude en mij maar al te zeer bekende vragen, want dan zouden wij gauw uitgepraat zijn!'
[21] SATAN zegt: 'Nu goed, want het geldt hier om zijn of niet zijn. Ik zal zien, welke grote sprongen jij met je wijsheid tegenover mij zult maken! - Vraag: 'Is God alomtegenwoordig of niet?'
«« 197 / 204 »»
Graag willen wij u wijzen op het grote belang van aanschaf van de originele boekwerken die hier digitaal kunnen worden ingezien. Hiermee bevordert u de voortgang van de werkzaamheden m.b.t. herdrukken en uitgifte van nieuwe vertalingen, en niet te vergeten het beschikbaar houden van boeken voor een grote groep mensen die niet vertrouwd zijn met digitale communicatiemiddelen. Informatie over het bestellen van deze boeken vindt u op www.lorber.nl.