Satan in tegenstrijdigheden verwikkeld - Satan, de verderver en verleider - Nieuw vredescontract tussen Johannes en Satan

Jakob Lorber - Bisschop Martinus

«« 200 / 204 »»
[1] JOHANNES zegt: 'Luister, jij zegt, dat je meer gruwt van de aarde dan van het walgelijkste aas. Dat komt mij heel vreemd voor. Jij bent toch degene, die met je diepe wijsheid en groot heerlijk meesterschap de aarde zo hebt toegetakeld, zoals het nu met haar gesteld is! Hoe kun je dan zo'n afschuw hebben van het meesterwerk van jouw wijsheid?
[2] Zie, ik heb door de genade van de Heer ook al menig werkstukje tot stand gebracht. Maar bij geen enkel daarvan heb ik ooit reden gehad, mij daarvoor te schamen of er zelfs een hekel aan te hebben!
[3] Dat is ook het geval bij mijn talloze hemelse broeders en zusters, maar nog nooit heeft een van ons gepocht zoals jij over meer dan goddelijke wijsheid en macht. Wij allen beroemen ons nooit ergens op behalve op de genade van de Heer. Al onze werken zijn de Heer lief en zijn heerlijk in elk opzicht en wij hebben terechte reden, ons erover te verheugen! Hoe komt het dan, dat jouw zeer wijze en machtige werken je afschuw inboezemen?'
[4] SATAN zegt: 'Is de aarde dan mijn werk? Staat er niet geschreven: 'In het begin schiep God hemel en aarde?' Hoe kan de aarde dan mijn werk zijn?'
[5] JOHANNES zegt: 'Oho, wat draai je nu je woorden om? Heb je al niet vaak gezegd, dat je niet alleen de eigenlijke schepper van de aarde en de hele oneindigheid was, maar dat je als het er op aankomt dat alles zelf zou zijn!
[6] Ook weet ik me heel goed die grote tijd der tijden op aarde te herinneren, toen jij allerbrutaalst de vrijheid nam om de Heer, jouw God en Schepper, naar de top van een hoge berg te leiden en daar tegen Hem te zeggen: 'Zie, dit alles is van mij! Ik zal je alle rijken van deze aarde geven, als je voor mij neervalt en mij aanbidt!' - Als je toen de aarde jouw eigendom noemde, hoe kan ze dan nu weer een werk van de Heer zijn? Zeg me, wanneer heb je gelogen, toen of nu?'
[7] SATAN zegt: 'Ik verzoek je mij niet zo verschrikkelijk te beschamen! Ik beken immers, dat ik toen en ook nu min of meer gelogen heb, omdat dat nu eenmaal in mijn natuur ligt. Ik beken ook dat ik er veel schuld aan heb, dat de aarde er nu zo gruwelijk uitziet. Maar bespaar me dergelijke verwijten en laat mij met rust! In de toekomst zul je nooit reden meer hebben, om zo tegen mij, arme duivel, tekeer te gaan!'
[8] JOHANNES zegt: 'Maar welke garantie geef je ons nu, dat wij je zouden kunnen geloven?'
[9] SATAN zegt: 'Je weet immers dat er al van oudsher gezegd wordt, dat er in mij geen waarheid is. Als dat zo is, waarmee zou ik je dan garantie kunnen geven? Jouw wil zal mijn oordeel zijn, als ik mijn woord breek. Dat is alles wat ik jou tot waarborg van mijn belofte kan geven!'
[10] JOHANNES zegt: 'Niet mijn wil, doch de wil van de Heer zal jou tot oordeel zijn, en blijf dus maar overeenkomstig je verzoek!'
[11] Hierop roept JOHANNES alle aanwezigen bijeen en zegt tegen hun: 'Broeders, jullie weten dat een contract tussen een eerlijk mens en iemand die van oneerlijkheid wordt verdacht getuigen nodig heeft, opdat door hen het contract volledig rechtsgeldig is. Jullie hebben nu alles gehoord en gezien, wat hier is voorgevallen en werd gesproken en met welk doel. Vanwege het getuigenis zijn jullie in opdracht van de Heer hier mee naar toe gekomen, zoals Martinus en ik vanwege het woord en de bemiddeling en ook vanwege het getuigenis. Daarom zullen jullie allen een eeuwig levend getuigenis blijven van datgene, wat jullie hier gezien en gehoord hebt. En jullie getuigenis zal eeuwig waar zijn voor de Heer en voor al Zijn hemelen en kinderen!'
[12] DE GETUIGEN zeggen eensgezind: 'Ja, zo waar ons leven een leven uit God is.’
[13] JOHANNES zegt daarop tegen Satan: 'Ons contract is nu door eeuwig waarachtige getuigen bekrachtigd en gesanctioneerd; houd je daarom aan je belofte. Maar wee jou, driewerf wee, als je naar je oude natuur je belofte niet zult houden!'
[14] SATAN zegt: 'Waarom zoveel ophef? Wijs me maar een plaats aan en ik zeg je: kom over tien deciljoen zonnejaren weer en je zult me terugvinden, zoals je me nu zult verlaten!'
[15] JOHANNES zegt: 'Goed, zo zij het dan. Daar tussen die twee bergen zie je een grasveld, dat heel hoopvol groen is. Ga daar heen en blijf daar in Naam van de Heer Jezus, de Gezalfde van eeuwigheid!'
[16] Bij de naam 'Jezus' springt de Satan als een bliksemstraal weg en neemt onder hevig gebrul de aangeduide plaats in. Alle afgezanten keren nu weer naar huis terug.
«« 200 / 204 »»
Graag willen wij u wijzen op het grote belang van aanschaf van de originele boekwerken die hier digitaal kunnen worden ingezien. Hiermee bevordert u de voortgang van de werkzaamheden m.b.t. herdrukken en uitgifte van nieuwe vertalingen, en niet te vergeten het beschikbaar houden van boeken voor een grote groep mensen die niet vertrouwd zijn met digitale communicatiemiddelen. Informatie over het bestellen van deze boeken vindt u op www.lorber.nl.