Tweegesprek tussen de rationalist Martinus en de wijze man over de goddelijkheid van Jezus

Jakob Lorber - Bisschop Martinus

«« 30 / 204 »»
[1] Bisschop Martinus kijkt nog verbaasder, maar doet dan toch meteen wat Ik hem nu noodzakelijkerwijs wat ernstiger heb aangeraden.
[2] Als hij weer bij de geredden komt, verbaast het hem dat hij ze nu helemaal veranderd aantreft. Hun trekken zijn verjongd en veredeld en hun eerst bijna naakte lichamen zijn bekleed met blauwe gewaden, die bijeengehouden door een purperrode gordel om de lendenen in vele, rijke plooien om het lichaam vallen. Onder het gezelschap ontdekt hij een rijzige mannengestalte met een glanzend witte hoed op het hoofd, waaronder weelderige, goudblonde lokken golven tot halverwege de rug.
[3] DEZE MOOIE MAN gaat meteen op onze bisschop Martinus af en vraagt hem: 'Vriend, je bent al snel weer bij ons terug. Heb jij aan de allerverhevenste Heer en Meester van dit huis datgene ontdekt, waarop wij je allemaal opmerkzaam hebben gemaakt? Is Hij het? Is Hij Jezus, de Heer van hemel en aarde, zowel natuurlijk als geestelijk, tijdelijk en eeuwig?'
[4] BISSCHOP MARTINUS zegt: 'Jezus, ja, ja, dat is hij wel. Maar wat de goddelijkheid betreft, lijkt de zaak nog niet helemaal in orde te zijn. Ik bedoel met de veronderstelling, dat Jezus ook werkelijk God is, zou men toch wat behoedzamer te werk moeten gaan. Want wat als hij het uiteindelijk toch niet zou zijn en zo' n veronderstelling zou bij het allerhoogste Wezen in slechte aarde vallen? – Het zou ons dan te zijner tijd kunnen verdoemen, zoals Het ook al met vele volkeren uit de oertijd heeft gedaan, die het gewaagd hebben om naast Hem aan meerdere goden te geloven. Wat zouden wij dan moeten doen samen met onze goede Heer Jezus?
[5] Want volgens de wet van Mozes geldt voor eens en altijd: 'Gij zult slechts in één God geloven en zult noch een gesneden beeld maken en het aanbidden, noch iemand anders dan alleen Mij eer bewijzen. Want Ik alleen ben de Heer en God, die hemel en aarde gemaakt heeft en alles wat daarin en daarop is, leeft en ademt!'
[6] Mozes spreekt wel heel vaag over een verlosser, die de volkeren zou bevrijden van het harde juk van de oude slavernij. Maar dat Jahwe zelf in deze verlosser naar de aarde zou afdalen, daarvan staat in het hele Mozesboek geen woord. Daarom is jullie veronderstelling dan ook iets te overijld; het is immers zo, dat men alles wat men doet nauwkeurig moet onderzoeken en overwegen.
[7] Stel Mozes en Jezus nu eens tegenover elkaar, dan zullen jullie zelf ontdekken hoe moeilijk, sterker nog hoe bijna onmogelijk de Godheid van Mozes met de God in Jezus te verenigen is. Juist vanwege deze uiterst strenge mozaïsche Godswet heeft Mozes zelf al op Gods bevel de doodstraf gezet: als iemand God zou lasteren doordat hij aan een afgod zou offeren; of een tovenaar, een profeet of een andere held voor God zou aanzien! Een reden die ook Jezus aan het kruis bracht, alhoewel hij zich, wanneer hij over zijn goddelijke zending sprak, tegenover de schriftgeleerden gewoonlijk steeds alleen in vage beelden uitdrukte.
[8] Het is ook heel moeilijk te begrijpen, waarom de Godheid door Mozes met zoveel hemelse pracht en praal een kerk zou hebben gesticht voor vaak uitgesproken eeuwige tijden, wanneer deze kerk dan met Jezus als dezelfde Godheid tegen herhaaldelijke beloften in radicaal zou worden opgeruimd!
[9] Daarom, lieve vrienden, is jullie al te haastige veronderstelling omtrent de goddelijkheid van Jezus een heel bedenkelijk en teer punt hier in de geestenwereld.
[10] Ik zie wel, dat jullie waarschijnlijk door deze veronderstelling in dit Jezushuis heel snel in een betere toestand zijn gebracht, dankzij een klein huiswondertje. Maar jullie kunnen er zeker van zijn, dat ik jullie daarom tot nu toe nog niet in het minst benijd. Want ik houd me steeds aan het gezegde: 'Wie het laatst lacht, lacht het best!'.'
[11] DE GROTE MAN MET DE STRALENDE HOED zegt: 'Vriend, alles over wie je hebt gesproken, ken ik even goed als jij. En toch heb ik medelijden met je vanwege je blindheid en ik vrees maar al te zeer, dat jij met jouw visie nooit het laatst zult lachen. Ik en dit hele gezelschap denken als volgt:
[12] Jezus, wiens komst door alle profeten eensluidend is voorspeld en waarover David zingt: 'Zo spreekt de Heer tot mijn Heer' of 'Zo spreekt God de Heer tot Zichzelf: ga aan Mijn rechterzij zitten tot Ik alle vijanden aan je voetenbank leg' en 'Doe de grote deuren en poorten wijd open, opdat de Heer der heerlijkheid, opdat Jahwe in onze stad zal binnentrekken, in de heilige stad van God, in Zijn stad!'
[13] Jezus, wiens geboorte volgens de eensluidende uitspraken van de evangelisten met allerlei wonderen gepaard ging, ja wiens hele leven eigenlijk één ononderbroken wonder was;
[14] Jezus, die in Zijn leer dikwijls maar al te duidelijk liet zien wie Hij was in Zijn diepste wezen, en die één van de tien gereinigden vroeg, toen deze terug kwam en Hem eer bewees: 'Waar zijn dan die andere negen; waarom komen ook zij niet terug om God de eer te geven?';
[15] Jezus, die uit eigen kracht op de derde dag uit het graf opstond en daarna nog gedurende veertig dagen op aarde was en Zijn leerlingen onderrichtte, en vervolgens voor de ogen van duizend gelovigen opsteeg naar de hemelen en spoedig daarna de Geest van de eeuwige kracht, macht, liefde en wijsheid uit de hemelen op de Zijnen liet neerdalen;
[16] Jezus, over wie Johannes het meest verheven getuigenis geeft, zowel in zijn evangelie als in zijn grootse openbaring;
[17] Zeg eens vriend, acht je het nog mogelijk deze Mens aller mensen louter en alleen als een heel gewone wereldwijze te beschouwen?
[18] Zie vriend, ik wil je nu iets heel doms zeggen. Maar het lijkt mij toch meer wijsheid te bevatten dan datgene wat jij zegt: Ik denk dat als God de Heer niét het menselijk lichaam zou hebben aangenomen, om ook door ons mensen, Zijn schepselen, gezien te worden, waartoe zou Hij ons dan hebben geschapen? Voor Zichzelf niet! Want wat zou Hij er aan hebben, als wij Hem nooit te zien zouden krijgen en ten volste zouden liefhebben? En waartoe zou ons leven dienen zonder een zichtbare God? Denk er over na, misschien klaart je verstand dan nog een beetje op!'
[19] BISSCHOP MARTINUS zegt: 'Laat me even met rust; ik wil jouw nogal duidelijke woorden iets dieper in me laten doordringen!'
[20] Na een tamelijk lange pauze begint bisschop Martinus weer te praten en zegt: 'Vriend, ik heb je woorden nu vanuit elk oogpunt, dat mij ter beschikking staat, overwogen en zie alleen steeds meer het tegendeel van datgene wat jij zojuist hebt beweerd. Maar toch ben ik niet hardnekkig en wil graag van ganser harte met jouw mening instemmen, als jij enkele van mijn vragen naar mijn tevredenheid beantwoordt.'
«« 30 / 204 »»
Graag willen wij u wijzen op het grote belang van aanschaf van de originele boekwerken die hier digitaal kunnen worden ingezien. Hiermee bevordert u de voortgang van de werkzaamheden m.b.t. herdrukken en uitgifte van nieuwe vertalingen, en niet te vergeten het beschikbaar houden van boeken voor een grote groep mensen die niet vertrouwd zijn met digitale communicatiemiddelen. Informatie over het bestellen van deze boeken vindt u op www.lorber.nl.