Voortzetting van het gesprek over de goddelijkheid van Jezus

Jakob Lorber - Bisschop Martinus

«« 32 / 204 »»
[1] DE WIJZE MAN zegt: 'Vriend, ik moet je openlijk bekennen, dat ik niet tegen je opgewassen ben, ofschoon je met al je steekhoudende argumenten van de unieke goddelijkheid van Jezus, de Heer, ook niet een atoom hebt weggenomen. Integendeel, je hebt de goddelijkheid alleen maar veelvuldig bevestigd, omdat ik daardoor nog helderder zag, dat God ook een mens, maar dan wel de - allerhoogste en meest volmaakte mens is en moet zijn. Anders zouden wij onmogelijk dát zijn, wat we zijn, namelijk mensen en konden wij God ook niet liefhebben, als Hij niet de Mens aller mensen zou zijn.
[2] De liefde echter is ons hoogste goed, ons leven, onze zaligheid! Waartoe zou zij wel dienen, als wij God niet konden liefhebben, als Hij geen mens zou zijn?
[3] Doe nu wat je wilt - maar verwacht van mij geen hogere wijsheid; ik heb je hiermee alles gegeven, wat ik had!'
[4] BISSCHOP MARTINUS denkt na over datgene wat de wijze man van het gezelschap heeft gezegd en spreekt na een poosje, meer tot zichzelf dan tegen de wijze: 'Je hebt eigenlijk gelijk; want wanneer de Pentateuch* (* De vijf boeken van Mozes. ) van Mozes de waarheid spreekt, moet God inderdaad wel een mens zijn, omdat Hij anders Adam niet naar Zijn beeld zou hebben geschapen, als Hij Zelf niet een eendere gedaante zou hebben. Dezelfde gedaante veronderstelt echter ook hetzelfde wezen.
[5] Een klokkenmaker hoeft weliswaar zelf geen klok te zijn om een klok te maken, maar het idee van de klok moet toch uit hemzelf komen, anders zou hij geen klok tot stand kunnen brengen!
[6] Maar daar is al weer een probleem: Als een mens een idee kan opvatten, dat niet op hem lijkt, dat dus een totaal ander beeld is, zou God daar dan niet toe in staat zijn? O zeker, dat is Hij zeker wel!
[7] Bijgevolg zou de tekst uit het Pentateuch ongeveer zó begrepen moeten worden: 'God schiep de mens naar Zijn beeld' betekent: 'God schiep de mens volgens Zijn idee, dat wil zeggen volkomen in overeenstemming met Zijn idee!'
[8] Als de tekst zo begrepen moet worden - wat heel waarschijnlijk is - dan zou daar zeker nog lang niet uit voortvloeien, dat God de mens naar Zijn beeld geschapen zou hebben. Of dat God eigenlijk een begrensde gestalte zou moeten hebben om een mens te kunnen vormen. Als toch ieder idee als begrip op zich zonder gestalte is, dan kan ook God op zichzelf beschouwd als de algehele basisidee van alle ideeën zonder gedaante zijn.
[9] Moet men aannemen dat God, om mensen te kunnen vormen, ook noodzakelijkerwijs een mensengestalte zou moeten hebben, dan zou Hij om een beer of een haai en verder talloze andere dingen te kunnen vormen, of zich in al deze gedaanten kunnen veranderen of Hij zou in zekere zin deels in al deze gedaanten voor eeuwig onveranderlijk aanwezig moeten zijn, opdat in Hem alle dingen en wezens een voorbeeld zouden hebben, dat hen altijd op het goede spoor zet en hen tot Zijn evenbeeld vormt.
[10] Het zou toch wel de ergste, oude, scholastieke** (** spitsvondige ) domheid zijn om dát aan te nemen. Daarom heeft God ook geen gedaante nodig om mensen als mensen te vormen. En allerminst hoeft Hij daarom zelf een mens te zijn - een veronderstelling die ook regelrecht indruist tegen hetgeen men beschouwt als de meest volmaakte, goddelijke vrijheid. Want hoe is een volledige vrijheid denkbaar in een gedaantelijke beperking?
[11] Daarom moet ook de volledige vrijheid zonder gedaante zijn, wat ook met de tekst van de Pentateuch overeenstemt, waarin Jahwe Mozes ten strengste verbiedt, om zich van Hem in een of ander beeld een voorstelling te maken.
[12] Ja, ja, mijn beste vriend, volgens het pure verstand zal ik wel gelijk hebben; jij echter zult naar Paulus 'uit het geloof leven'! Dat is weliswaar ook een leven, maar een leven zonder inzicht en zonder logische argumenten. Ik wil het je niet afnemen en wil van jou ook geen proseliet* (* Bekeerling) maken. Maar ik moet je toch laten zien, dat een voormalige bisschop op aarde niet gemakkelijk als een blad aan de boom is om te draaien en al helemaal niet door diegenen die op aarde zijn schapen waren!'
[13] DE WIJZE MAN zegt: 'Ach - zo, nu weet ik in ieder geval uit welke hoek de wind waait! Ja, als jij die bisschop bent die pas enkele weken geleden het tijdelijke met dit eeuwige verwisselde, dan is het wel begrijpelijk, waarom jij de goddelijkheid van Jezus niet inziet. 'Ex trunco non fit Mercurius!'** (** Uit een boomstronk maak je geen afgezant van God!)
[14] Ik ben echter de boekhandelaar uit dezelfde stad waar jij bisschop was. Ik weet maar al te goed wat voor iemand jij was. Uiterlijk een zeloot*** (*** Geloofsijveraar ) zonder weerga, maar in jezelf de puurste atheïst! Wie las ijveriger Kant, Hegel en ook nog met het grootste enthousiasme Strauss? Voltaire, Rousseau en Helvetius lagen in plaats van de Vulgata**** (**** Latijnse bijbelvertaling.) steeds op je lessenaar, louter geesten die je op de kansel en in je herderlijke brieven duizendmaal naar de hel verwees, maar die je in je hart ver boven Jezus verhief!
[15] Zie, dat weet ik het beste, omdat ik je al deze werken moest leveren en jouw vertrouweling was. Maar desondanks volgde ik je niet, maar vervolgde mijn geheime weg die ik in Swedenborg vond, waarvan jij echter nooit iets wilde weten, omdat hij voor jouw roomse, doodlopende weg niet deugde! Goed, dat ik dat nu weet. - Wij zullen daarom nog wel enige woordjes met elkaar te wisselen hebben!'
[16] BISSCHOP MARTlNUS zegt heel verbluft: 'Nu, dat gaat goed! Bij alle ellende ook dat nog! Moet uitgerekend die 'God-sta-ons-bij' ook jou nog hierheen gebracht hebben!
[17] (Bij zichzelf:) Die kerel van een boekhandelaar weet ook nog een heleboel andere brokken van mij! Nu, dat zal me een vuile was geven hier in de geestenwereld!
[18] Als de huisheer Jezus, die hij vast en zeker is, nu maar niet binnenkomt! Dat zou me een mooie geschiedenis worden! Want hij heeft mij al enkele keren de les gelezen en al enige van mijn aardse streken onthuld.
[19] Maar als deze glimhoed over mij begint uit te pakken en mijn verborgen streken aan het licht brengt, dan zal het mij zeker niet goed vergaan. Misschien kom ik weer op zo'n aangenaam water terecht of anders op een of andere oever voor enkele miljoenen amusante jaren! O, o! Dat zal weer mooi zijn!
[20] Wat moet ik nu doen om deze calamiteit te ontlopen, als hier al een uitwijkmogelijkheid is? Hm - aha - ja, ik weet het al, zo moet het! En als dat niet werkt, dan ga ik maar weer ergens naar een oever van de zee, om daar een eeuwigheid te vissen! In Godsnaam, het is me nu ook alles om het even! Nee, dat ik nu juist deze kerel hier moet ontmoeten! Maar er is niets meer aan te veranderen; daarom nu een goed besluit genomen en uitgevoerd! Wat moet ik dus doen?'
[21] DE BOEKHANDELAAR valt hem ongevraagd in de rede en zegt: 'Geloof, wat ik met goede redenen geloof en dan zul je al je vermeende calamiteiten ontlopen. Houd me echter in het vervolg niet meer voor een verrader, maar voor je vriend, die jij uit het vuur van zijn blinde ijver hebt geholpen en hebt gekleed, toen hij naakt was!
[22] Geloof mij: Jezus de Heer zal ons in de eeuwigheid niet als spionnen en verraders nodig hebben. Want aan Hem zijn onze diepste gedachten al bekend, voordat wij ze nog in onze ziel hebben ervaren - zodat wij ons gevoeglijk de moeite om elkaar zwart te maken, volledig kunnen besparen!
[23] Zie toch in, broeder, waarom zou Jezus niet de Heer van alle hemelen en alle werelden kunnen zijn, waarom niet de eeuwige God, de eindeloos Machtige? Zou dan dat wat volgens mij het gemakkelijkste is voor Hem minder mogelijk zijn dan iets, wat ik als veel moeilijker beschouw, als er voor God al zoiets als moeilijk of gemakkelijk bestaat?
[24] Zou het Hem, uit wie elk door tijd en ruimte beperkt wezen is voortgekomen, dan niet mogelijk zijn om zonder verlies van Zijn goddelijke almacht uit liefde voor ons Zijn schepselen, Zijn kinderen, Zichzelf de beperking van tijd en ruimte op te leggen, terwijl toch tijd en ruimte uit Hem voortkomen?
[25] Of: Zou een schilder of beeldhouwer die duizend gestalten in kleuren of in materiële vormen heeft weergegeven, niet in staat zijn zichzelf te schilderen of uit te beelden? Als een mens dat al kan - al is dat dan ook in de meest onvolmaakte zin - hoe zouden wij dan van God kunnen denken, dat zoiets voor Hem onmogelijk is?
[26] Of: Zou God wel het hoogste, meest vrije wezen zijn, als Hij niet in staat zou zijn iets uit Zichzelf tot stand te brengen? Jij beperkt hem immers volledig door je hegeliaanse stellingen en maakt van Hem een gevangene van de oneindigheid, die hoogstens centraalzonnen kan scheppen met planeten, mensen en dieren. Maar die met infusiediertjes* (* Kleinste bestaande diertjes) - die toch ook leven hebben en een kunstig geconstrueerd organisme, waardoor juist het leven tot uiting komt - als eindeloos groot, almachtig wezen onmogelijk iets te maken zou kunnen hebben en Zich daarom om ons mensen ook niet eerder zou willen en kunnen bekommeren, dan dat wij bijvoorbeeld de grootte van centraalzonnen hebben bereikt? Maar hoe dan? Daarover zullen ook Hegel en Strauss hebben gezwegen!
[27] Ik, jouw vriend, denk nu dat je tot inzicht zult komen en geen moeite meer zult hebben om Jezus de eer te gunnen en te geven die Hem voor alle eeuwigheid der eeuwigheden toekomt, en des te meer, omdat Hij jou al opnieuw zoveel genade heeft gegeven!'
[28] BISSCHOP MARTINUS zegt: 'Broeder, vriend! Ik heb je uit de vlammen gehaald. Jij hebt mij nu daarvoor in de plaats een andere vlam van het allergrootste licht gegeven! Ik dank Hem, ik dank jou! Maar laat me nu alles rustig overdenken. Te groot, te oneindig is de gedachte die nu in mij oprijst! Gun me daarom wat rust! - Ik ontwaak, ik ontwaak!!'
«« 32 / 204 »»
Graag willen wij u wijzen op het grote belang van aanschaf van de originele boekwerken die hier digitaal kunnen worden ingezien. Hiermee bevordert u de voortgang van de werkzaamheden m.b.t. herdrukken en uitgifte van nieuwe vertalingen, en niet te vergeten het beschikbaar houden van boeken voor een grote groep mensen die niet vertrouwd zijn met digitale communicatiemiddelen. Informatie over het bestellen van deze boeken vindt u op www.lorber.nl.