De hemelse maaltijd - Zegening van de zojuist verlosten en hun hemels thuis

Jakob Lorber - Bisschop Martinus

«« 37 / 204 »»
[1] Wij komen nu in een zaal die het meest op het oosten ligt, die buitengewoon groot en met ware hemelse pracht is gesierd.
[2] In het midden van deze zaal staat een grote, ronde tafel van zuiver transparant goud, die op twaalf poten van verschillende soorten edelsteen rust. Om de tafel staan evenveel stoelen uit het puurste goud, als er gasten in de zaal zijn. De vloer van de zaal is zo verblindend wit als pas gevallen sneeuw; en het plafond van de zaal, waarop de mooiste sterren schitteren, is lichtblauw. Het aantal vensters van deze zaal is 24 en ieder venster is 12 voet hoog en 7 voet breed. Een heerlijk licht komt hierdoor de zaal binnen en door ieder venster ziet men landschappen van nooit vermoede pracht en schoonheid. Op tafel liggen zeven broden naast een grote praalbeker vol met de kostelijkste wijn.
[3] Allen die hier binnentreden, zijn helemaal weg van de al te grote heerlijkheid die hun hier opeens zo onverwacht tegemoet komt. Het gezelschap dat de boekhandelaar als zijn voorman heeft, heeft zich samen met hem van louter hoogachting tot aan de grond gebogen. De dertig die kort tevoren naar de ontbrekende hemelpracht vroegen, sperren nu mond en ogen open en kunnen geen woorden vinden, om deze pracht voldoende te beschrijven.
[4] Alleen onze MARTINUS blijft zichzelf en zegt, op Mij doelend: 'Lieve broeders, waarom verbazen jullie je zo geweldig over de enorme pracht van deze zaal? Zie, het maakt mij helemaal niets uit; want als onze Heer en Vader niet met ons in de zaal zou zijn, dan zou ik voor de hele zaal nog geen rotte sinaasappel over hebben. Alleen Hij is voor mij alles; zonder Hem betekent al het andere niets voor mij!
[5] Als Hij zich met mij in de allereenvoudigste plaggenhut zou bevinden, dan zou ik daar oneindig veel gelukkiger zijn dan in deze prachtige zaal. Daarom ben ik van de pracht van deze zaal ook helemaal niet onder de indruk, maar alleen van Hem, Hem, ons aller Vader, Heer en God! Hem alleen komt onze hoogste achting, liefde, bewondering, verering en aanbidding toe. Want al deze overgrote heerlijkheid is immers Zijn werk, een ademtocht van Zijn mond! Laat ieder van jullie maar doen wat hij wil - ik denk en doe nu eenmaal zo!'
[6] IK zeg: 'Martinus, je doet je werk goed en bent nu een ware Paulus. Maar pas op, dat je zelf niet de een of andere keer nog zwak wordt en zegt: 'Als de Heer maar niet voortdurend bij mij zou zijn!' Ik zal je daarom echter nog niet verlaten! - Ga nu echter allemaal om de tafel zitten en eet en drink. Daarna wacht onze handen al weer belangrijk werk. Zo zij het!'
[7] Zij volgen nu allen Mijn gebod op en Ik breek het brood en verdeel het onder hen. En allen eten met grote liefde en met grote gevoelens van dankbaarheid in hun hart dit ware brood van het eeuwige leven en drinken dan allen de levenswijn van het inzicht uit een en dezelfde beker en zijn daarbij vrolijk en opgewekt. Want na het genot van de wijn maakt zo'n verheven hemelse en diepwijze stemming zich van allen meester, dat zij zich van vreugde bijna geen raad weten en van louter liefde geen woorden kunnen vinden, om Mij te zeggen hoe uitermate gelukkig zij zich nu voelen.
[8] Ik echter zegen hen nu allemaal en verkies hen uit tot dienaars en ware knechten van Mijn eeuwige rijk.
[9] Nadat dit gebeurd is, staat onze BISSCHOP MARTINUS op en zegt: 'Heer, ik heb iets opgemerkt, namelijk dat ook ik van U zou moeten scheiden, om me aan het een of andere belangrijke werk te wijden. Doet U wat U wilt, maar ik ga niet meer bij U vandaan! Heer, waar U niet bij mij bent, daar heb ik niets te zoeken! Ik ga voor eens en altijd niet meer bij U vandaan; want ik heb U nu te zeer lief! Dus blijf ik bij U!'
[10] IK zeg: 'Lieve broeder Martinus, zo gaat het niet. Ik zeg je: geen enkel ogenblik zul je van mij verwijderd zijn, evenmin als iemand anders van dit gezelschap en niemand van de tallozen die Mij in hun hart hebben erkend en opgenomen! Van de andere kant is het toch nodig, dat ieder schijnbaar zonder Mij daar naar toegaat, waar Ik hem naar toe stuur, omdat anders zijn vreugde onvolkomen zou zijn en zijn leven doelloos!
[11] Daarom moet ieder hier streven naar de grootste werkzaamheid en zoveel mogelijk goeds bewerkstelligen. Hoe werkzamer iemand zal zijn, des te groter zaligheid zal hem ten deel vallen. Want de zaligheid bestaat uitsluitend uit het handelen volgens Mijn vastgestelde hemelse ordening.
[12] Kijk eens door het raam naar buiten! Daar in het oosten in een mooie, grote tuin - niet ver van Mijn huis van eeuwigheid hier - zie je een heel lieflijk huisje, dat van binnen veel ruimer is dan het er van buiten uitziet. Ga daar heen en neem het volledig in bezit.
[13] In een kamer zul je een glanzend wit, rond bord vinden. Dit bord dien je altijd te bekijken, als je van een werk naar huis zult komen. Want van nu af aan zul je daarop steeds Mijn wil opgetekend vinden, waarnaar jij je dan steeds in je handelen zult moeten richten. Als je altijd stipt zult vervullen wat dit bord in je huis je zal aangeven, dan zullen je spoedig grotere dingen worden opgedragen; in het tegendeel echter alleen maar kleinere zaken, al naar gelang je wilskracht.
[14] Mocht iets je niet helemaal duidelijk zijn, kom dan hier naar toe, dan zal je omtrent alles opheldering worden gegeven. Als je Mij zult roepen in je huis, dan zal Ik bij je zijn. Nu weet je voorlopig alles, wat je moet weten. Ga daarom nu naar je huisje, daar zul je dan nauwkeuriger vernemen, waaraan je je precies moet houden.
[15] Wat Ik echter nu aan jou heb verteld, dat vertel Ik meteen aan iedereen van dit gezelschap. Kijk allen naar buiten en het huis dat jullie zien is van diegene die het ziet! Ga daar heen en werk zoals Ik juist aan broeder Martinus heb verteld, want ieder van jullie zal in zijn huis dezelfde inrichting aantreffen. Zo zij het!'
[16] Bisschop Martinus krabt zich weliswaar een beetje achter zijn oren, maar vertrekt toch zoals Ik hem bevolen heb, want hij denkt dat hij Mij daar niet zal hebben en niet zal zien. De anderen van het gezelschap, wie Mijn nabijheid nog te heilig voorkomt, kost het minder moeite om te gaan, omdat ze in zekere zin van hun te grote gemoedsbeweging tot zichzelf moeten komen.
«« 37 / 204 »»
Graag willen wij u wijzen op het grote belang van aanschaf van de originele boekwerken die hier digitaal kunnen worden ingezien. Hiermee bevordert u de voortgang van de werkzaamheden m.b.t. herdrukken en uitgifte van nieuwe vertalingen, en niet te vergeten het beschikbaar houden van boeken voor een grote groep mensen die niet vertrouwd zijn met digitale communicatiemiddelen. Informatie over het bestellen van deze boeken vindt u op www.lorber.nl.