Bisschop Martinus alleen in de zaal van zijn huis - De beschouwing van de aardbol en de overige hemellichamen - Martinus' verveling

Jakob Lorber - Bisschop Martinus

«« 39 / 204 »»
[1] Ik verlaat nu schijnbaar BISSCHOP MARTINUS en hij begint, nu hij alleen is, als volgt met zichzelf te debatteren: 'Zo, zo, nu ben ik eindelijk weer eens alleen. Weliswaar nu uitermate hemels, luisterrijk glanzend, verzadigd, gezegend en dus nu stellig ook al zalig, meer dan zalig. Maar alleen, en wel moederziel alleen ben ik. Alleen mijn ideeën weerspiegelen zich op deze wanden op en af en heen en weer, zoals de beelden die op de wereld door middel van de holle spiegel ontstaan. Verder is hier nog niet eens een mug, die mij wat zou kunnen voorzoemen.
[2] Ik zal toch eens naar de prachtige wereldbol gaan en mij daar een beetje mee bezig houden. Werkelijk, wat een oneindig kostbaar kunstwerk. Kijk daar, precies daar is de plaats waar ik als bisschop heb gefungeerd; daar de kerk en daar mijn bisschoppelijk paleis. En zie, daar is ook het kerkhof en mijn graf, en wat een prachtig grafmonument! Maar wat zijn mensen toch verschrikkelijk grote dwazen, die voor stoffelijk afval een monument oprichten en de geest vergeten! Als ik dit monument met een flinke bliksemschicht zou kunnen vernietigen, dan zou me dat heel wat opluchten. Echter, laat alleen de Heer doen wat juist is.
[3] Daarom mijn mooie globe maar wat omgedraaid! We zullen eens zien hoe het er in Australië uitziet! Aha, daar is het al, het wilde land! Oh, drommel, drommel, daar zit het niet goed; heel triest; niets dan de ergste duisternis, de ellendigste slavernij, vervolging, geestelijke en lichamelijke mensenmoord! De Heer behoede je m'n lieve globe, op deze manier zullen wij heel weinig met elkaar te maken krijgen! Ik zou wel een grote ezel zijn, als ik me door jouw aanblik tot wanhoop zou laten brengen hier in het rijk van de eeuwige vrede. Nee, ik spring bijna van ergernis uit mijn vel, nu ik zie hoe daar de machtige aardemensen hun zwakke broeders alleen maar voor hun genoegen op alle mogelijke manieren martelen en gruwelijk doden! Weg, weg met jou, jij ellendig apparaat dat de aardse gruwelen in beeld brengt, wij tweeën zullen elkaar maar heel zelden zien!
[4] Zie, daar is ook al het hele planetenstelsel met de zon te zien. Ik zal meteen de eerste de beste eens goed bekijken. Dat is meteen Venus al!
[5] Hoe zie jij er dan uit, lieve Venus, die mij op de donkere aarde zo dikwijls met je heerlijk licht als avond - en morgenster hebt doen genieten en hebt verheugd? Laat je nu eindelijk eens van dichtbij bekijken! - Ah, hmm, heb me dit ook heel anders voorgesteld. Het is ook een aarde, bijna net als die waarop ik gewoond heb - alleen zijn er niet zulke grote en aaneengesloten zeeën, maar daarvoor in de plaats heel veel en voor deze planeet zeer hoge bergen!
[6] Maar hoe ziet het er bijvoorbeeld met de plantengroei uit en hoe met een eventuele bevolking van allerlei soorten levende wezens? Ik vraag om enige vergroting van de planeet zelf of om een geestelijke microscoop, anders kan ik bij de miniatuurvoorstelling van deze planeet niet veel meer ontdekken, dan ik tot nu toe heb ontdekt! De hele planeet is niet groter dan een middelmatig kippeëi op aarde, wat zou daarop nu nog te onderscheiden zijn? Werkelijk, bij deze kleinschalige weergave zouden de infusiediertjes wel heel erg klein uit moeten vallen!
[7] Ik moet toch ook eens even op het witte bord kijken, misschien staat er al iets op? Kijk, op deze kant zie ik niets! Dat is goed, want ik moet openlijk bekennen, dat ik voor dit bord een bijzonder respect heb! Ik moet toch ook eens aan de voorkant kijken, misschien staat daar iets? Ah, dat is voorlopig nog beter, want daar staat ook nog niets op! Daarom nu maar weer naar mijn planetenstelsel!
[8] Daar is Venus al weer, maar nog geen haar groter. Dus heb ik ook bij jou, mijn mooiste ster, niets meer te doen, als je jezelf niet wilt vergroten. Schuif daarom maar wat verder.
[9] Aha, daar komt de kleine Mercurius, een heel potsierlijk wereldje ter grootte van een noot. Schijnt ook geen zee te hebben, maar in plaats daarvan des te meer bergen, - vooropgesteld, dat men deze oneffenheden ter grootte van een halve speldenknop de eretitel van 'bergen' kan geven. Mijn lieve Mercurius, ook met jou zijn we al klaar; weg met jou!
[10] Wat is dat dan voor een koperen kerel van een planeet? Dat zal toch niet voor de tweede keer de aarde zijn? Nee, nee, dat is het niet. Oh, ik weet het al, jij vurige held! Jij bent immers Mars! Nu, ik had me op aarde van jou ook een heel andere voorstelling gemaakt! Ik heb altijd gedacht, dat jij een zeer onrustig en stormachtig heerschap zou zijn. Maar als ik nu je wel heel erg vlakke, met weinig bergen bedekte oppervlak bekijk, lijk je juist het tegendeel te zijn van datgene, wat ik van je gedacht heb. Verder kan ik op jou ook niets ontdekken, schuif jij daarom ook maar op!
[11] Daar zie ik dan zeven kleine bolletjes - zeker ook planeten? Maar weer verder met jullie, jullie hebben al helemaal niets voor mij.
[12] Daar draait onder de planeten de grote mogol Jupiter al voor mijn gezicht. Werkelijk een flink gevaarte! Ook nog vier satellieten er omheen, dat telt aan! Hoe ziet het er dan op jou uit? Sapristi, wat verschrikkelijk veel water. Alleen rondom de evenaar vrij grote eilanden, verder alleen maar water! Ook zijn er hier en daar bergen, maar hoog zijn ze niet bepaald! Hoe is het echter met de vegetatie gesteld en hoe met levende wezens? Deze planeet is weliswaar duidelijk enkele duizenden malen groter dan de vorige, maar van een vegetatie kan ik ook hier niets ontdekken. Ik zie wel dat de vlakten er in zekere zin wat ruw uitzien; maar wat dat precies inhoudt, - daarvoor moet je wel heel andere ogen hebben.
[13] Daar zie ik ook Saturnus, Uranus en ook nog een zeer grote planeet, helemaal op de achtergrond met ja, ja, juist, met 10 manen, waarvan drie tamelijk groot en verder enkele kleinere! Dat zullen toch niet manen van manen zijn? Op de achtergrond zie ik nu ook een flink aantal kometen!
[14] Het is werkelijk mooi, ja ontzaglijk mooi is het! Maar als men op deze goede planeten niets anders kan ontdekken dan hoogstens zeeën en grotere gebergten, dan verschaffen ze toch voor de hele eeuwigheid erg weinig genoegen. Ik ben er nu al klaar mee; in deze orde van grootte zullen wij in de toekomst heel weinig met elkaar te maken krijgen.
[15] Daar in het midden staat nog wel de zon. Weliswaar een heel onstuimig grote klomp. Maar wat heeft dat voor nut, als haar afmeting in verhouding tot haar werkelijke grootte te vergelijken is met die van een zandkorrel ten opzichte van de hele aarde, zodat je daar ook niets op kunt zien? Dus is het ook met jou, lieve zon, niets gedaan voor mij; daarom ook wat jou betreft: vaarwel en de beste wensen!
[16] Nu ben ik ook al helemaal klaar met het bekijken van de buitengewone, hemelse kunstrariteiten die deze zaal van mij sieren. Wat nu? Op het bord staat niets; aan de planeten is verder ook niets af te lezen en te bezichtigen. De fraaie wereldbol zou ik liever buiten dan binnen hebben. Vraag dus: Wat nu? Naar de Heer gaan? Dat zou nu zo snel toch niet de bedoeling zijn!
[17] Hm, hm, hm, - het is toch wel ongelukkig, dat men zich als zalige geest in de hemel vlak naast de Heer van alle heerlijkheid een beetje moet vervelen! Dat heeft zeker ook weer zijn goede kanten; maar verveling blijft verveling, of het nu in de hemel of op aarde is.
[18] Op aarde vindt men, wanneer zogezegd alles het laat afweten, ten slotte vertroosting in de lieve dood die aan ieder liedje - of het nu vrolijk of treurig is - een einde maakt, tenminste wat de aarde betreft. Maar hier, waar evenwel eeuwige dank daarvoor aan de Heer! - op het leven geen dood meer volgt, neemt alles meteen een eeuwig karakter aan. En men komt dan gemakkelijk in de verleiding om te geloven, dat zo'n toestand eeuwig zal voortduren. Deze omstandigheid maakt dan alle op elkaar lijkende verschijnselen minstens duizendmaal saaier dan op aarde, waar aan iedere zaak een eind komt.
[19] Wat zal ik nu gaan doen? Is er op het bord nog niets te zien? Nee, nog steeds niets! De Heer heeft me vast niet al te hard nodig, anders zou ik immers al iets te doen hebben gekregen!
[20] Hm, hmmm! Ik begin me hier aardig te vervelen in de hemel! Zal ik nu eeuwig in dit hemelse kunstmuseum moeten vertoeven? O sapristi, dat zal me een mooie, ongekende verveling worden!
«« 39 / 204 »»
Graag willen wij u wijzen op het grote belang van aanschaf van de originele boekwerken die hier digitaal kunnen worden ingezien. Hiermee bevordert u de voortgang van de werkzaamheden m.b.t. herdrukken en uitgifte van nieuwe vertalingen, en niet te vergeten het beschikbaar houden van boeken voor een grote groep mensen die niet vertrouwd zijn met digitale communicatiemiddelen. Informatie over het bestellen van deze boeken vindt u op www.lorber.nl.