Dialoog tussen een Jezuïet en bisschop Martinus - Belering van een zuster van Liefde die angst voor de hel heeft

Jakob Lorber - Bisschop Martinus

«« 62 / 204 »»
[1] EEN JEZUlET stapt naar voren en zegt: 'Jij lijkt niet bepaald een groot vriend van kunsten en wetenschappen te zijn, daar je zo weinig gesteld lijkt op deze toch heel eerbiedwaardige dames van het H. Hart van Jezus. En toch zijn zij om zo maar eens te zeggen, de enige vrouwelijke orde die zich van de vroege morgen tot de late avond met de grootste ijver op wetenschappen en kunst toelegt en daardoor ons - Broeders van de Sociëteit van Jezus - het naast staat! Ach, broeder en vriend, je zou deze dames toch met wat meer respect en liefde moeten behandelen!'
[2] BISSCHOP MARTINUS zegt: 'Toe maar, deze domme ingebeelde schepsels met meer respect behandelen? Ik zeg je, het respect dat ik voor hen heb, is nog veel te groot. Je zou hen de deur moeten wijzen en ze nog voor enkele miljoenen jaren verstoten. Misschien zouden ze dan hun vreemde talen verleren, wat werkelijk goed voor hen zou zijn!
[3] Zie, zoals ik ze nu bekijk, zie ik toorn en hoogmoed in hun ogen vlammen! Zij willen zich wel heel graag anders voordoen, maar dat lukt hier niet in het rijk van de geesten. Want hier doorziet men juist zulke geesten in één oogopslag en men ziet al spoedig en met gemak, hoe zij er eigenlijk van binnen uitzien. Omdat ik deze ganzen nu echter nog beter doorzie en ze mij vanwege hun grote dwaasheid heel erg tegenstaan, moet ik ze immers minstens naar gindse hoek sturen, opdat ik mij niet erger bij hun aanblik.
[4] Jij zelf en al je prijzenswaardig domme collega's moeten je vanwege jullie zeer ongepaste naam echter ook niets inbeelden. Want denk zelf eens na en zeg me dan, met welk recht jullie je Jezuïeten noemen en wie jullie het recht heeft gegeven voor een dergelijke ontheiliging van de goddelijke naam? Je zult dan wel inzien, hoe schandelijk jullie deze allerheiligste naam hebben misbruikt en waardoor jullie allen nu een dergelijk euvel weer kunnen goedmaken!
[5] Kan iemand van jullie zeggen: 'Jezus de Heer heeft ons geroepen zoals bijvoorbeeld Petrus of Paulus? Of heeft ooit een van jullie Jezus gezien of gesproken of hebben jullie soms tijdens jullie aardse leven het evangelie hoger geacht dan jullie Ignatius van Loyola? Zie, jullie waren volgens jullie daden de meest uitgesproken vijanden van Jezus Christus en jullie noemen jezelf Jezuïeten?'
[6] DE JEZUlET zegt weer: 'Beste vriend en broeder, jij schijnt deze zaak óf slecht óf helemaal niet te begrijpen. Begrijp je dan niet, wat het betekent: 'Omnia ad maiorem dei gloriam!?'* (* Alles ter meerdere eer en glorie van God!) Zie, dat ligt ten grondslag aan onze naam. Niet, alsof Jezus de Heer ons zo zou hebben genoemd, doch wij kozen deze naam alleen tot meerdere eer van Hem. Ik weet wel, dat het middel op zich niet prijzenswaardig is. Maar wat doet het middel er toe, als het doel maar goed is en het middel heiligt, al zou dat ook nog zo magertjes zijn!'
[7] BISSCHOP MARTINUS zegt: 'Jij spreekt nu ook als een dwaas en oordeelt over goddelijke dingen als een blinde over de kleuren! Denk jij dan dat de grote God, die talloze myriaden van de meest ongehoorde wonderen eeuwig door de hele oneindigheid eren - ik zeg je: heilige wonderen, wier helderheid, verhevenheid en onbegrijpelijke, goddelijke schoonheid zo groot is, dat deze jou in een ogenblik zouden doden, als jij die zou aanschouwen -, iets voor Zijn eer zou winnen, als jij jezelf te Zijner eer ongepast Jezuïet noemt, of als jij door duizend andere, dikwijls schandelijke middelen schijnbaar goede doeleinden denkt te bereiken?'
[8] Denk jij dan dat Jezus de schandelijke inquisitie tot Zijn grotere eer heeft laten instellen door een monnik? Of denk je dat Jezus behagen heeft in plechtige terechtstellingen van ketters, en in andere gruwelen die jullie veinsden uit te voeren tot vermeerdering van Zijn eer, terwijl jullie heimelijk een heel ander en niet zelden allerschandelijkst doel hadden?
[9] Denk je dan dat de Heer Jezus er een behagen in schept en geëerd wordt, wanneer je meisjes zwanger hebt gemaakt en ze dan ook ad maiorem dei gloriam in een kerkelijke grafkelder levend hebt laten inmetselen? Of wanneer je tot grotere eer van God het vermogen van talloze weduwen en wezen door allerlei helse bedreigingen naar je toe hebt getrokken en geen medelijden had, toen je later velen in de grootste ellende zag wegkwijnen?
[10] Denk je nu in ernst dat zoiets tot grotere eer van God zou kunnen dienen en dat de Heer Jezus behagen zou scheppen in een dergelijke verheerlijking van Zijn Naam? O, als je dat serieus denkt, dan ben je toch wel het meest beklagenswaardige wezen in de hele eeuwige oneindigheid van God!
[11] Wat zou je wel zeggen als nu Jezus, de enige, eeuwige Heer en God van de hemel en van alle talloze myriaden van werelden, voor je zou staan en je vroeg, hoe jij en je hele aanhang Zijn Woord hebt nageleefd? En wie jullie het recht heeft toegekend, Zijn allerheiligste Naam op zo'n afschuwelijke manier te ontheiligen? Zeg - ja zeggen jullie allemaal, wat zouden jullie de almachtige, eeuwige God antwoorden?!'
[12] Allen worden door een zichtbare huivering aangegrepen en zij verstarren. Niemand durft bisschop Martinus nu ook maar met één woord te antwoorden, want ze houden hem nu allemaal voor een engel des oordeels.
[13] Alleen EEN ZUSTER VAN LIEFDE gaat nu heel bang op bisschop Martinus toe en zegt: 'O jij oordelende engel in naam van God. Vervloek ons niet tot in de hel; wij zullen allemaal graag naar het vagevuur gaan in Gods naam! - Ooh, het is toch verschrikkelijk, wat jij voor een strenge rechter bent! O, o - heb toch een beetje medelijden met ons arme zondaars en zondaressen!'
[14] BISSCHOP MARTINUS zegt: 'Sta op, jij oerdomme liefdezuster. Ik zal nooit een rechter zijn, maar ben zelf een arme zondaar en hoop zelf op de genade van de Heer. Maar ik zie mijn grote domheid god zij dank nu in en daarom laat ik jullie ook je domheid zien, opdat je deze kunt afleggen en worden zoals de eeuwige orde van de Heer het wil. Anders zullen jullie alleen maar in een steeds grotere ellende vervallen in plaats van op te gaan in een grotere zaligheid!
[15] Dat ik niet over jullie oordeel, bewijst dat ik jullie allemaal in mijn huis heb opgenomen en jullie niet wegzend, doch allen vriendelijk bij mij houd, als jullie bij mij willen blijven. Maar als jullie blijven, moeten jullie niet aan je dwaasheden blijven vasthouden, doch je rustig laten beleren door degene die hier zeker meer ervaring heeft dan jullie nieuwelingen in deze wereld. Wees nu gerust en denk na over mijn woorden!'
«« 62 / 204 »»
Graag willen wij u wijzen op het grote belang van aanschaf van de originele boekwerken die hier digitaal kunnen worden ingezien. Hiermee bevordert u de voortgang van de werkzaamheden m.b.t. herdrukken en uitgifte van nieuwe vertalingen, en niet te vergeten het beschikbaar houden van boeken voor een grote groep mensen die niet vertrouwd zijn met digitale communicatiemiddelen. Informatie over het bestellen van deze boeken vindt u op www.lorber.nl.