Verandering van de tuin - Borem als tuinman

Jakob Lorber - Bisschop Martinus

«« 67 / 204 »»
[1] Als bisschop Martinus de deur van zijn huis uit stapt, ziet hij de tuin rondom zijn huis erg vergroot en uitbundig bloeiend, wat hem buitengewoon veel plezier doet. Hij ziet ook weer de woning van de Heer heel dichtbij in de richting van het oosten, wat hem nog veel gelukkiger maakt! Hij ziet aan alle kanten om zich heen, maar ontdekt niemand die buiten op hem wacht. Daar kijkt onze Martinus een beetje raar van op; maar hij verliest deze keer niet de moed en ook niet zijn geduld, maar gaat de tuin in om Mij, de Heer, op te zoeken. Hij denkt dat ik Me daar ergens verborgen zal houden, om mogelijkerwijs niet door het grote gezelschap vanuit een raam te worden gezien.
[2] BISSCHOP MARTINUS doorzoekt vlijtig de tuin. Omdat hij Mij toch niet vindt, zegt hij bij zichzelf: 'Dat ziet er al weer uit als zo'n kleine, hemelse voor de gek houderij! Maar dat geeft niet, als ik alleen maar de mij bekende plicht nakom. Laat de Heer Zelf of een afgezant van Hem doen wat Hij wil, dat is mij nu helemaal om het even. Ik zou weliswaar wel naar Hem in Zijn woning kunnen gaan, maar daartoe heb ik geen opdracht. Want op het bord stond slechts: 'Martinus, kom naar buiten; want Ik heb het nodige met je te regelen.' Buiten ben ik nu al, dus mijn opdracht heb ik nauwgezet vervuld. Als de Heer mij tevergeefs naar buiten heeft geroepen, dan gaat mij dat niets aan, ik ben er tenminste. '
[3] Na deze gedachten slentert bisschop Martinus verder door de zeer uitgestrekte tuin en ontdekt aan het eind van de tuin een tuinman, die juist het ene kleine boompje na het andere in de aarde zet. Hij gaat op deze ijverige tuinman toe. Als hij in zijn nabijheid komt, herkent hij meteen de boekhandelaar Borem en zegt vol vreugde: 'O broeder, o vriend! Hoe dikwijls heb ik het al berouwd, dat ik je zo grof en zo erg beledigd heb. Vergeef het mij, vergeef het mij en wordt voor eeuwig mijn onafscheidelijke gids! Want zie, ik besef nu ten volle mijn ongelijk tegenover jou - en vooral tegenover de goedheid van de Heer!'
[4] BOREM keert zich om en begroet de bisschop heel vriendelijk met de woorden: 'Wees door mij gegroet, mijn lieve broeder Martinus! Het doet de Heer echt plezier, dat je vrij uit jezelf goed hebt gedaan. Daarom heeft de Heer mij hier ook naar toe gezonden, zodat ik jouw tuin in orde kan brengen en haar vergroten, zoals jij je hart in orde hebt gebracht en het in de liefde heel erg hebt vergroot. Ga zo door met het werken in Naam van de Heer, dan zul je de wedergeboorte van je geest met reuzenschreden naderen.
[5] Ik blijf nu bij je, omdat je zelf in je hart al naar mij hebt verlangd en wil je bijstaan en helpen, waar het voor jou ook maar nodig zal zijn. In jouw huis is nu veel werk te doen. Dat werk zal ons nog heel veel moeite kosten. Maar als de strijd op zijn ergst zal zijn, dan zal ook een schitterende overwinning zeer nabij zijn.
[6] Nu ben ik ook met het planten van de boompjes klaar. Laat ons daarom naar diegenen gaan, die onze hulp nodig hebben. Zij zijn weliswaar door jou reeds flink bewerkt, ongeveer zoals deze tuin nu; desalniettemin zal er nog tamelijk veel voor nodig zijn, voordat al die duizend boompjes helemaal rijpe vruchten te zien zullen geven.
[7] Liefde en geduld echter overwinnen alles. Daarom gaan wij nu getroost het huis binnen en beginnen meteen aan ons goede werk in Naam van de Heer!' Borem en Martinus gaan nu meteen het huis binnen.
«« 67 / 204 »»
Graag willen wij u wijzen op het grote belang van aanschaf van de originele boekwerken die hier digitaal kunnen worden ingezien. Hiermee bevordert u de voortgang van de werkzaamheden m.b.t. herdrukken en uitgifte van nieuwe vertalingen, en niet te vergeten het beschikbaar houden van boeken voor een grote groep mensen die niet vertrouwd zijn met digitale communicatiemiddelen. Informatie over het bestellen van deze boeken vindt u op www.lorber.nl.