Bazuingeschal van de twee mannen in het wit en ineenstorting van het klooster - De dames van het H. Hart van Jezus als reuzekikvorsen - Verhelderende rede aan de angstige ouders

Jakob Lorber - Bisschop Martinus

«« 77 / 204 »»
[1] BISSCHOP MARTINUS richt zijn ogen weer op het achterhoofd van de dames van het H. Hart en zegt na een kortstondig toekijken: 'Ja, ja, het is echt zo, de twee mannen in het wit trekken in gezelschap van de oude mensen nu werkelijk naar het klooster! Hoe meer ze naderen, des te ijveriger bliksemt het uit de vele ramen; maar de bliksem reikt niet al te ver. Ook wordt er van binnenuit donderen gehoord, maar wel zwak.
[2] Het gezelschap is nu al heel dicht bij de tuinmuur. Een van de twee mannen gaat nu meteen naar de poort en opent deze bliksemsnel. Nu dringen ze allemaal de tuin binnen en daardoor komen ze in de nabijheid van het klooster.
[3] Als ze hier zijn aangekomen, gaan de twee in het wit geklede mannen voor de schare oude mensen staan. Elk van hen trekt een lange bazuin vanonder zijn kleed tevoorschijn. Beide zetten nu deze muziekinstrumenten aan hun mond en blazen er krachtig op. O, sapristi, dat is nog eens een krachtige, majestueuze toon!
[4] Maar wat zie ik nu? Kijk daar eens! Het kloostergebouw stort nu in elkaar zoals de muren van Jericho. En onze dames kruipen luid klagend en scheldend onder het puin vandaan als wormen uit een modderpoel en hebben een gedaante als van de reuzenkikvorsen uit Achter-Egypte. Alleen de koppen lijken meer op de koppen van reuzenslangen dan op die van kikvorsen. Ook valt het me op, dat ze aan hun achterste de staart van een schorpioen hebben. O, wat een wanhopige geschiedenis, de zaak ziet er nu buitengewoon bedenkelijk uit!
[5] Bij deze aanblik rijzen de oude mensen de haren te berge. Deze wel heel vreemde kikvorsen beginnen nu ook - in plaats van verder te schelden - heel erg te kwaken. Maar hun gekwaak is nu zinloos en, naar het lijkt, zonder enige uitwerking. Want de twee mannen bedreigen deze kikkers en drijven ze nu voor zich uit en de oude mensen volgen hen heel verbaasd. Hun tocht gaat de avond tegemoet!
[6] Op de plaats van het klooster is nu een afschuwelijke poel te zien. Sapristi, broeder, dat ziet er nu wel heel erg donker uit! Nee, ik word nu zelf steeds banger en banger. Maar vreemd is hier het verschijnsel, dat ik deze de avond tegemoet ijlende kikvorsen, evenals hun gevolg dat hen voor zich uitdrijft steeds even groot en goed zie, ofschoon ze nu ruimtelijk al heel ver van ons verwijderd zijn.'
[7] BOREM zegt: 'Ruimtelijke afstanden belemmeren nooit het gezicht van de geest; want iedere geest is verheven boven tijd en ruimte. Maar de verschillende soorten van gemoedstoestanden zijn werkelijke geestesafstanden en verwarren het gezicht van de geest of verblinden het dikwijls totaal.
[8] Als de twee in het wit geklede mannen niet bij deze kikvorsenvlucht aanwezig zouden zijn, dan zou je ze nooit hebben gezien; want de gemoedstoestand van deze kikkers is te zeer verschillend van de onze. Maar omdat deze twee mannen wat ons gemoed betreft met ons volledig verwant zijn, kunnen ze wat ruimte betreft nog zo ver van ons af zijn, we zullen ze toch steeds even duidelijk zien.
[9] Wij kunnen weliswaar ook de hel van zeer dichtbij bekijken. Maar dat gebeurt niet door de gemoedsassociatie, maar door een bijzondere, wonderbaarlijke bemiddeling van de Heer, die je pas later zult leren kennen.
[10] Nu weet je ook de oorzaak van dit je met recht merkwaardig voorkomende verschijnsel, dat je pas volledig duidelijk wordt door de uitwerking daarvan. Kijk nu verder naar het tafereel, dat zich voor je afspeelt; je zult er heel veel van leren!'
[11] Bisschop Martinus spant zijn blik weer in en ziet de kikvorsen reeds ver in de donkere avond de oever van een reusachtige zee bereiken en tegelijk stoppen. Bij deze oever beginnen ze erbarmelijk te kwaken en willen niet het water in gaan. De twee mannen dwingen ze echter niet, doch laten hun de vrije keus.
[12] BISSCHOP MARTINUS die dit ziet, zegt: 'Kijk nu deze gruwelijke kikvorsen eens aan! Ze willen toch niet in hun element, alhoewel ze daarvoor geschapen lijken te zijn. Daarvan lijkt, zoals ik bij mijzelf begin te vermoeden, het volgende de reden te zijn: In hen moet toch nog iets beters verborgen zijn, dat niet bij dit element hoort en dat zal ze waarschijnlijk nog op het droge houden?'
[13] BOREM zegt: 'Dat zal wel zo zijn. Maar kijk nu verder; want nu zal al gauw de ontwikkeling van deze eerste akte te zien zijn!'
[14] BISSCHOP MARTINUS kijkt heel opmerkzaam naar deze scène en zegt na een poosje: 'Ah, ach, kijk nu eens, dat is toch hoogst merkwaardig! Nu blazen de kikkers aan de oever zich op, dat het werkelijk gruwelijk is om te zien. Als reusachtige olifanten staan ze daar nu voor de twee mannen en voor de steeds angstiger wordende schare van oude mensen. Ze zwellen nog steeds op, alsof ze met een blaasbalg worden opgeblazen. Oh drommel, drommel! Nu hebben ze al zo'n volume, dat men ze regelrecht voor kleine bergen zou kunnen houden!
[15] Ze maken nu aanstalten, alsof ze de twee mannen en de oude mensen willen aanvallen. Maar de twee mannen wijken geen stap, terwijl de oude mensen liever weg zouden willen vliegen dan lopen.
[16] Doch nu gebieden de twee mannen stilte en een van hen zegt tegen de oude mensen: 'Wees niet bang voor deze opgeblazenen! Het is alleen de zondige huid, waar jullie zo bang voor zijn, maar het inwendige is zwakker dan een mijt! Wij zouden ze wel met één ademtocht kunnen wegblazen, die jullie tevoren gewoonweg nog als zalig hebben aanbeden. Maar wij zijn niet zo onbarmhartig als deze vermeende bruiden van God tegen ons en tegen jullie waren, alhoewel wij door en door protestant zijn en metterdaad vurig tegen alles protesteren, wat ook maar in het geringste niet van de Heer is!
[17] Willen jullie echter nog duidelijker weten wie deze opgeblazen kikkers zijn, weet dan: Dat zijn jullie dochters die door jullie grote domheid gepaard aan grote rijkdom, het klooster van deze dames van het H. Hart van Jezus in zijn gedreven en daardoor in zekere zin geheel verdoemd zijn. Hoe bevallen ze jullie nu in deze hemelse gewaden?'
[18] De oude mensen zijn verbijsterd en trekken zich de haren uit het hoofd en roepen: 'Maar om Godswil! Jezus, Maria, Jozef, sta ons bij! Hoe is dat nu mogelijk? Ze hebben immers een heel zuiver leven geleid en hebben toch niet anders gedaan dan hun door hun biechtvader was toegestaan en wat hun strenge kloosterregel hun voorschreef. En nu moeten wij ze in deze verschrikkelijke toestand hier aantreffen! O Jezus, Maria, Jozef! Wat is er hier nu van hen geworden?'
[19] Een van de twee mannen zegt weer: 'Wees rustig en maak je niet bezorgd over deze weinig verdienstelijken. Wij zijn door de Heer gezonden om in Zijn allerheiligste naam datgene te zoeken en terug te brengen, wat ooit verloren is gegaan en zullen daarom ook deze kikvorsen weer op het rechte spoor brengen! Opdat ook jullie echter van jullie dwaasheid zullen worden genezen, moeten jullie bij dit werk aanwezig zijn en je met alle geduld in alles voegen, wat er ook maar over jullie moge komen. Wek echter voor alles jullie liefde op tot de enige God en Heer, Vader Jezus, dan zal de door jullie allen te bewandelen weg een gemakkelijke weg zijn!'
[20] Nu beginnen de oude mensen te huilen over het ongeluk van hun dochters, waarvan zij dachten dat zij zalig zouden zijn; dezen echter blazen zich nu nog meer op.'
«« 77 / 204 »»
Graag willen wij u wijzen op het grote belang van aanschaf van de originele boekwerken die hier digitaal kunnen worden ingezien. Hiermee bevordert u de voortgang van de werkzaamheden m.b.t. herdrukken en uitgifte van nieuwe vertalingen, en niet te vergeten het beschikbaar houden van boeken voor een grote groep mensen die niet vertrouwd zijn met digitale communicatiemiddelen. Informatie over het bestellen van deze boeken vindt u op www.lorber.nl.