Martinus' drang naar liefde tot de Heer - Opname van de Chinese martelaren en hun verkwikking

Jakob Lorber - Bisschop Martinus

«« 91 / 204 »»
[1] Na deze woorden van Mij staat Martinus snel op, valt aan Mijn borst en kust Me waar hij maar kan. Als hij met zulke oprechte en daadwerkelijke, kinderlijke liefdesuitingen klaar is, zegt hij:
[2] (BISSCHOP MARTINUS:) 'Zo, zo, zo - O, dat is een opluchting, dat ik nu eindelijk eens uiting heb gegeven aan mijn te machtige liefde tot U! Wat mij betreft, zou ik U, o liefste en heiligste Vader, een hele eeuwigheid zo aan het hart kunnen drukken en kussen. Maar ik beheers me in deze voor mijn hart alleraangenaamste bezigheid en richt me meteen naar Uw Woord en breng deze Chinezen naar dit huis, natuurlijk onder Uw leiding. Want zonder U, o Heer, kan men geen stap voor - of achteruit doen. En nu aan het werk!'
[3] Bisschop Martinus keert zich nu tot het honderdtal armen en zegt: 'Nu, lieve broeders en zusters, sta allemaal op en ga met mij dit huis binnen! De zwaksten onder jullie leunen maar op mij, opdat wij allemaal samen in mijn huis kunnen gaan wonen; daarbinnen zullen jullie meteen alle verpleging en verzorging krijgen. De allerzwaksten onder jullie zal mijn almachtige vriend onder zijn hoede nemen en hen voor mij uit het huis binnen leiden.'
[4] 'Maar, vriend', zeggen nu ENKELEN VAN HET GEZELSCHAP, 'hoe kunnen wij dit reine huis binnengaan? Zie, wij zijn immers allemaal in de hoogste graad onrein. Weet je dan niet, dat er bij ons een wet bestaat, volgens welke geen huis door een of andere melaatse mag worden betreden? En dat absoluut niet, omdat anders de doodstraf onvermijdelijk op zo'n gebodsovertreding zou volgen. En bedenk nu, als de wereldlijke machthebbers een goddelijk gebod al zo zeer respecteren, hoeveel temeer zal het dan hier worden gerespecteerd. Laat ons daarom toch maar liever in deze tuin, tot we rein worden; sta ons dan pas toe om je huis te betreden.'
[5] MARTINUS zegt: 'Lieve vrienden, broeders en zusters! Laat je door jullie oeroude, tirannieke wetten die jullie en ook je machthebbers niet begrijpen, niet in de war brengen. Want alle wetten van de wereld gaan ons hier niets meer aan, maar slechts één enkele goddelijke wet en dat is de eeuwige wet van de liefde. Deze wet echter wordt jullie nu net opgelegd en verlangt van jullie onvoorwaardelijk aan de liefde te gehoorzamen. Doe dus daarom nu ook meteen gewillig, wat mijn liefde van jullie allen verlangt!'
[6] Na deze woorden staat het honderdtal nu op en gaat - weliswaar met aarzelende stappen - met Mij en Martinus het huis binnen. Als ze allemaal in het huis en in de zeer grote, majesteitelijke zaal zijn, slaken ze luide uitroepen van verwondering en schrik en zeggen:
[7] (HET HONDERDTAL:) 'O Lama, Lama, Dalai-Lama. Dat is de woning van de eeuwige Brahma! O, wij arme, arme mensen! Wij zijn hier verraden en voor eeuwig verloren! Want er staat bij Zoroasteron (Chinees Sanskriet) geschreven: 'Wie ooit de allerheiligste woning van de eeuwige Brahma onrein zal betreden, zal door de boze Ahriman worden gegrepen en dan allerafschuwelijkst en voor eeuwig worden gemarteld.' O wee ons, wee ons!'
[8] MARTINUS zegt: 'Ho, ho, lieve broeders en zusters, wat bazelen jullie nu weer alles door elkaar! Ik zeg jullie bij mijn geweten en bij al mijn liefde die ik jullie hier ten deel wil laten vallen: jullie gevreesde Brahma is een bedrieger die zijnsgelijke niet kent en hij is sterfelijk, zoals jullie dat waren! Noch de bedrieglijke Brahma, noch jullie keizer en ook niemand van jullie kent de Lama (God).
[9] Ik echter, Martinus genaamd, een vroegere bisschop van de christelijke godsdienst op aarde en wel in Europa, ben nu de werkelijke bezitter en eigenaar van dit huis voor eeuwig. En geen Brahma heeft hier ooit iets te zoeken, behalve als hij, net als jullie, hier naar toe zou komen als hulpbehoevende. Wees daarom rustig en wees niet onnodig bang. Want in deze ware, eeuwig heilige hallen zal nooit iemand ten val komen, aan wie de toegang niet is ontzegd.
[10] Nadat Martinus dit verzekerd heeft, wordt het honderdtal zichtbaar rustiger en kan er vanwege de loutere pracht en glans en grootheid niet toe komen om Martinus voor zijn troostende woorden te bedanken.
[11] Tegelijkertijd komt Borem ook al met brood en wijn aan om de nieuwe gasten te sterken. Ik zegen beide in het geheim. Nadat zowel brood als wijn gezegend zijn, zegt Borem tegen de gasten:
[12] (BOREM:) 'Lieve vrienden, broeders en zusters, ga op de banken zitten en neem hier een versterking tot je; deze zal jullie goed doen na zo lang te hebben gevast. Onze Heer, God en Vader is van een onbeschrijflijke liefde, goedheid, zachtmoedigheid en geduld en scheldt jullie alle schuld kwijt, die jullie van waar dan ook op je geweten hebt!
[13] Daarom moeten jullie nu blij en opgewekt zijn en zonder vrees en zorgen genieten van wat jullie wordt aangereikt. Alles wat jullie hier zult genieten zal jullie sterken voor het eeuwig leven en dienen voor de ware erkenning van God, die eigenlijk het ware, eeuwige leven is! Wat God de Heer Zelf ook geleerd heeft, toen Hij sprak: 'Dat echter is het eeuwige leven, dat zij (alle leerlingen) Diegene kennen en gekend hebben, die Gij, heilige Vader, naar de wereld hebt gezonden tot vergeving van alle zonden!'
[14] Na deze goede woorden gaan alle honderd nieuwe gasten zitten. Borem deelt daarop het brood en de wijn uit en allen tasten gretig toe, danken en eten alles met grote begerigheid. Dat is een goed teken: want met de begeerte waarmee ze nu dit brood en deze wijn tot zich nemen, met diezelfde begeerte zullen ze ook hierna het nog veel geestelijker woord van God tot zich nemen.
«« 91 / 204 »»
Graag willen wij u wijzen op het grote belang van aanschaf van de originele boekwerken die hier digitaal kunnen worden ingezien. Hiermee bevordert u de voortgang van de werkzaamheden m.b.t. herdrukken en uitgifte van nieuwe vertalingen, en niet te vergeten het beschikbaar houden van boeken voor een grote groep mensen die niet vertrouwd zijn met digitale communicatiemiddelen. Informatie over het bestellen van deze boeken vindt u op www.lorber.nl.