Chanchah's ijverig vorsen naar de naam van haar geliefde vriend - Verwijzing van de Heer naar het beste recept - Verschil tussen gastheer en gast

Jakob Lorber - Bisschop Martinus

«« 97 / 204 »»
[1] Als CHANCHAH dat hoort, zegt ze heel verlegen: 'O jij heerlijke vriend van mijn hele wezen! Jij moet de grote, heilige, eeuwige Lama zeker al dikwijls gezien hebben en misschien zelfs ook gesproken, omdat jij met zo'n voor mij onbegrijpelijke stelligheid over Hem kunt spreken als zou je bijna Zijn eerste dienaar zijn? Ja, ja, dat zal wel zo zijn, anders zou jij toch immers niet zo onuitsprekelijk lief kunnen zijn. Jouw woorden zouden niet de kracht bezitten, die ze hebben, alsof het woorden van de Lama Zelf zijn!
[2] Zie, eerder hebben ook je beide vrienden gesproken, maar ik merkte weinig kracht in hun woorden. Alleen als ze met jou spraken, dan hadden ook hun woorden wel enige kracht. Toen die ene echter met mij sprak, bespeurde ik geen kracht in zijn woorden. Daaruit trekt mijn hart de conclusie, dat jij de Lama nader staat dan deze twee. Is dit oordeel niet juist?'
[3] IK zeg: 'Ik zeg je, vraag slechts je hart, jouw liefde tot Mij; deze zal je alles onthullen! Nu gaan we echter ook naar de andere broeders; ook zij hebben onze zorg en liefde nodig. Loop jij maar naast Mij, Mijn lieve Chanchah.'
[4] CHANCHAH zegt: 'Ach ja, dat is wel heel terecht en goed, dat er in jullie harten ook aan mijn andere broeders en zusters wordt gedacht; want de gastheren zijn er altijd beter aan toe dan de gasten. De gastheren kunnen geven, wanneer ze maar willen. De gasten mogen echter pas dan wat nemen, als hun wat gegeven wordt. En als ze het gegevene aannemen, dan moeten ze het altijd dankbaar aannemen en de gastheer veel eer bewijzen en hem de dankbaarheid nooit onthouden.
[5] De gastheer hoeft echter bij niemand te komen vragen, als hij uit zijn voorraadkamer iets voor zichzelf wil nemen. Hij kan voor zichzelf nemen zoveel hij wil, wanneer en wat hij wil. Het is voor hem niet nodig allerlei beleefdheidsregels in acht te nemen, noch hoeft hij er iemand om te eerbiedigen en ook niemand te bedanken. Daarom zijn als het er op aan komt alleen maar de heren gelukkig te prijzen, omdat ze kunnen geven wat en wanneer ze maar willen. De ontvangers zijn echter, alhoewel nu ook niet bepaald ongelukkig, er toch steeds slechter aan toe, omdat ze moeten nemen wat hun gegeven wordt.
[6] Zo denk ik ook hier over deze vele gasten, waartoe ook ik behoor. Jullie drieën, weliswaar allerliefste en allerbeste gastheren van dit hemelhuis, hebben het ondanks jullie onbegrensde goedheid toch veel beter dan al deze gasten, al worden ze ook nog zo goed behandeld. Want jullie blijven steeds heer en meester, zij echter alleen maar gasten die in alles van jullie afhankelijk zijn. En dus is het werkelijk heel goed, dat nu ook aan hen beslist heel goed wordt gedacht.
[7] Jij, liefste vriend, zult het mij toch niet kwalijk nemen, dat ik nu zo heb gesproken? Ik zou beslist niet zo vrij hebben gepraat, als ik je niet zo onmetelijk lief zou hebben. Mijn grote liefde tot jou, mijn hemelse vriend, maakt bij mij de tong los; en als ze los gemaakt is, dan handelt ze zoals ze geworden is!'
[8] IK zeg: 'O jij lief balsemdruppeltje van Mijn hart, praat maar rustig zoals je hart het je ingeeft. Ons kun je in der eeuwigheid nooit beledigen, vooral als je zo wijs spreekt als je nu hebt gedaan. Want Ik zeg je, lieftallige Chanchah, het is precies zo als je nu hebt gezegd. Het is echt veel gemakkelijker om te geven dan om te nemen. De armelijke gever is er, als het er op aan komt, nog steeds beter aan toe dan de beste ontvanger!
[9] Maar deze ordening zal in eeuwigheid niet veranderd kunnen worden, omdat onmogelijk iedereen een heer kan zijn. Als door de Lama ook alle mensen tot heren zouden zijn gemaakt, zodat ieder zijn huis zou hebben en een goed inkomen en niemand de ander wat hoefde te vragen, hoe zou het dan gesteld zijn met de naasten - en broederliefde en hoe met de liefde tot de Lama? Zie, deze zou geheel ten onder gaan en toch zou tenslotte Lama de gever en alle mensen verplichte ontvangers zijn, zoals ze het nu zijn en eeuwig zullen zijn!
[10] Opdat echter degenen die ontvangen het gegevene zo veel mogelijk zonder schaamte kunnen nemen, wordt door ons gastheren hier steeds in zo overvloedige en rijke mate gegeven, dat iedere ontvanger en nemer zo veel van het eindeloos veel gebodene kan en mag nemen, als zijn hart maar kan begeren.
[11] Ja, Ik zeg je, Mijn allerliefste Chanchah: er wordt hier wat het geven betreft zelfs zo ver gegaan, dat er bijna in de hele oneindigheid geen wezen is, aan wie niet steeds duizendvoudig meer wordt gegeven dan zijn vurigste hartewens ooit zou kunnen begeren! Wat denk je nu, Mijn geliefde Chanchah - moeten de ontvangers, als het om zulke gevers gaat, nog wel als beklagenswaardig worden beschouwd?'
[12] CHANCHAH zegt: 'Ach ja, dan zijn de ontvangers bijna nog gelukkiger dan de gever. Want de gever moet - jij zult het me wel vergeven, als ik hier misschien weer te veel en te ongepast spreek - immers heel veel zorgen hebben. Want hij moet grondig nadenken hoe hij zijn voorraadkamers zo vult, dat ze zelfs wanneer er voortdurend en rijkelijk weggegeven wordt, niet leeg kunnen raken!
[13] Ik heb er op aarde wel vaker over nagedacht, hoe de Lama toch in staat is om voor zo eindeloos veel te zorgen: voor al het gras dat overal groeit, voor de struiken en bomen en voor al de talloze dieren en mensen. Maar dan zei mijn moeder tegen me:
[14] Chanchah, wat denk je toch menselijk over Lama! Weet je dan niet dat Lama almachtig is en alomtegenwoordig met Zijn macht? Hij, de oneindige wijze, hoeft alleen maar te willen en er gebeurt dan meteen alles, als Hij het wil en wanneer en hoe Hij het wil!
[15] Als mijn moeder zo tegen mij sprak, lette ik heel goed op en was dan ook al gauw tevreden. Maar nu zou ik van jou, daar je toch een dienaar van Lama bent, graag willen vernemen, of het werkelijk zo staat met Lama, als mijn moeder mij leerde.
[16] Is het voor Lama gemakkelijk, om voor al dat oneindige te zorgen, of is het ook voor Hem moeilijk? Is het gemakkelijk voor Hem, dan is Hij als gever even goed af als al die talloze ontvangers. Levert een dergelijke zorg voor de eindeloze behoeften van talloze myriaden Hem echter toch af en toe aanzienlijke moeilijkheden op, dan zou Hij bij Zijn onbegrensde vrijgevigheid werkelijk zelfs te beklagen zijn! 0 zeg het mij, mijn geliefde vriend, als je daarover iets naders weet!'
«« 97 / 204 »»
Graag willen wij u wijzen op het grote belang van aanschaf van de originele boekwerken die hier digitaal kunnen worden ingezien. Hiermee bevordert u de voortgang van de werkzaamheden m.b.t. herdrukken en uitgifte van nieuwe vertalingen, en niet te vergeten het beschikbaar houden van boeken voor een grote groep mensen die niet vertrouwd zijn met digitale communicatiemiddelen. Informatie over het bestellen van deze boeken vindt u op www.lorber.nl.