Martinus in verlegenheid door Chanchah’s weetgierige vragen

Jakob Lorber - Bisschop Martinus

«« 99 / 204 »»
[1] CHANCHAH zegt: 'O ja, ik begrijp alles wat je zegt! Maar omdat je zojuist over de kleinste wenk van de grote Lama hebt gesproken, die je zonder een wonder meteen begrijpt: zeg me dan hoe de grote Lama jou en je broeders wenkt, dat jullie zelfs Zijn allerkleinste wenk meteen opmerken en dan vast en zeker dadelijk opvolgen. Jullie moeten de grote Lama dan immers ook zien, anders zou Hij jullie toch onmogelijk een wenk kunnen geven - of op zijn minst horen en zo Zijn wenken vernemen?! Als jullie Hem zien of horen, zeg mij dan hóe jullie Hem zien of horen, zodat ik me van Hem toch een of andere voorstelling kan maken!'
[2] MARTINUS zegt een beetje verlegen: 'O mijn allerliefste Chanchah, dat is een heel netelige vraag. Als ik je deze beantwoord, zou je het toch zeker niet begrijpen. Daarom zou het bijna beter zijn, als ik je het antwoord op deze vraag schuldig mag blijven, omdat het op dit moment noch mij noch jou van nut kan zijn!'
[3] CHANCHAH zegt: 'O vriend, het onderhandelen over de prijs van koopwaar kan dan bij jullie wel gewoon zijn; maar ons Chinezen is zoiets vreemd. Alle waar die wij te koop aanbieden, heeft haar bepaalde, vastgestelde prijs. Wie deze aanbiedt, moet haar ook verkopen en daarvan de keizer de verkoopbelasting geven. Verkoopt de aanbieder de waren niet, dan is dat een bewijs, dat hij ze te hoog heeft geprijsd en wilde woekeren, waarvoor hij de vastgestelde straf dan ook niet zal ontgaan.
[4] Zo moet ook bij het praten ieder goed weten wat hij zegt en niets voor de helft zeggen en de andere helft schuldig blijven, óf uit vrees óf uit onwetendheid. Want voor beide zal hij worden gestraft, omdat het beneden de waardigheid van een mens is, te vrezen waar geen vrees nodig is óf zich zelf belangrijker voor te doen dan men is.
[5] Zie, ik ben een strenge Chinese en scheld je niets kwijt van hetgeen je mij in de loop van het gesprek in zekere zin hebt toegezegd! Want wie bij ons door zijn manier van spreken aanleiding geeft tot bepaalde vragen, die moet de vragen ook beantwoorden. Anders is hij met al zijn woorden óf een praalhans - wat zoveel is als een leugenaar – óf hij is een onbekwame lafaard en is zelf niet terdege thuis in datgene, waarover hij heeft gesproken. Wil je door mij niet voor het een of het andere worden gehouden, geef me dan een volledig antwoord op mijn vraag, zonder enige terughoudendheid!'
[6] BISSCHOP MARTINUS is nu erg verlegen en weet niet wat hij moet doen. Want als hij haar het juiste antwoord geeft, dan moet hij Mij verraden vóór dat het de juiste tijd daartoe is. Als hij echter niet antwoordt, dan verklaart zij hem ten aanzien van alle gasten voor een leugenaar of voor een domkop en lafaard, wat hem ook niet aangenaam zou zijn, omdat hij zich daar heimelijk als heer des huizes een beetje te goed voor vindt. Hij gaat daarom naar Mij en vraagt Mij, wat hij nu in deze situatie moet doen.
«« 99 / 204 »»
Graag willen wij u wijzen op het grote belang van aanschaf van de originele boekwerken die hier digitaal kunnen worden ingezien. Hiermee bevordert u de voortgang van de werkzaamheden m.b.t. herdrukken en uitgifte van nieuwe vertalingen, en niet te vergeten het beschikbaar houden van boeken voor een grote groep mensen die niet vertrouwd zijn met digitale communicatiemiddelen. Informatie over het bestellen van deze boeken vindt u op www.lorber.nl.