Het inzakken en verdwijnen van het zonnegezwel

Jakob Lorber - De natuurlijke zon

«« 12 / 74 »»
[1] Kijk, B loopt juist weer naar A toe en vraagt hem: ‘Kijk daar eens, broeder! De pendel slingert al met nauwkeurige periodes. Ik denk dat wij na tienduizend slingeringen de rand van het gezwel vanuit de hoogte naar beneden kunnen zien zakken; want de voet ervan heeft reeds overal flinke inbochtingen en plooien gekregen. Maar als dat zo is, dan weten wij immers allemaal dat de rand van het gezwel weldra in zicht komt’.
[2] Nu zegt A: ‘Je hebt gelijk; de voet van het gezwel krijgt weliswaar een groot aantal plooien en inbochtingen van boven naar beneden; maar ik kan nog geen dwarse plooien ontdekken, die bij zulke gelegenheden de lengtegroeven beginnen te kruisen, wanneer het gezwel echt vanuit de hoogte naar beneden begint te zakken. Daarom denk ik dat wij de lichte rand nog niet zo gauw zullen zien’.
[3] Dan zegt B verder weer: ‘Broeder, aangezien de rand naar jouw mening nog niet direct zichtbaar zal zijn, denk ik dat wij ons intussen naar de tempel moeten begeven en controleren of de watervloed, die bijna tot aan het dak ervan kwam, daar geen onheil heeft aangericht. En als dat zo zou zijn, zouden we direct maatregelen moeten treffen om een eventuele beschadiging weer te herstellen’.
[4] Kijk, dat voorstel wordt aangenomen; en in de grote tempel, die naar jullie maatstaven zeker een mijl lang en een kwart mijl breed is, worden alle zuilengangen alsook de hele verdere inrichting ervan doorzocht, of er geen beschadigingen zijn. Maar kijk eens naar de tevreden gezichten: die zullen jullie zeggen, dat de watervloed in de hele tempel, behalve dat deze doornat is geworden, geen schade heeft aangericht.
[5] Hoe lang duurt dit onderzoek eigenlijk? - Volgens jullie tijdrekening zou het ongeveer drie dagen zijn; alleen vindt zo’n bezigheid met een veel sneller gevoel van tijd plaats, omdat het, zoals jullie al weten, nooit nacht, maar enkel constant dag is.
[6] Kijk, het gezelschap gaat de tempel alweer uit. En één van hen wordt naar de pendelwachter gestuurd om te vernemen hoeveel nieuwe slingeringen er sinds de eerste al verlopen zijn. Kijk, onze bode is juist ter plaatse en krijgt het antwoord op zijn vraag, en dat luidt: ‘Tien!’ Iedere slingering staat voor twintigduizend pendelbewegingen. - Zo komt de bode ook met het antwoord terug.
[7] Nu merkt ook B echter een overdwarse groef op in het uitgestrekte gezwel en wijst A erop. Ook het hele gezelschap merkt met blijdschap hetzelfde op, en de vrouwen schreeuwen: ‘Kijk, kijk, er is een dwarsgroef te zien!’
[8] Het gezwel is begonnen te zakken. En A legt nu het hele gezelschap uit: ‘Ja, daar is hij, de eerste, zegenende groef! Val dus op je knieën en prijs de grote uit alle krachten daarvoor! - Op deze plaats zal niet zo gauw weer een gezwel optreden; want die eerste overdwarse groef trekt het gezwel met geweld samen en snoert het vast’. - Kijk, nu vallen allen op hun knieën en doen ernstig en met alle krachten wat de eerste leraar hun had aanbevolen.
[9] Alleen A en B blijven rechtop staan en slaan het gezwel gade en tegelijkertijd de pendelbewegingen van de tijdmeter, die niet ver van de tempel staat. B ontdekt vol blijdschap boven de eerste groef een tweede en wijst A erop, met de woorden: ‘Broeder, wat denk je, is dat niet een tweede groef?’ - En A zegt: ‘Ja, broeder, dat heb je heel goed waargenomen; het een aanzienlijke groef. Maar kijk daar eens, onder de eerste vormt zich er weer een; en kijk, daar nog verder boven die jij ontdekt hebt nog één! De almachtige, grote God zij alle lof en alle prijs! Het grote gezwel zakt snel in elkaar. Weliswaar zie ik nog steeds geen rand; maar ik geloof dat die weldra zichtbaar zal worden’.
[10] En B zegt: ‘Broeder, kijk eens naar boven; als mijn ogen mij niet bedriegen zie ik reeds het geweldige flitsen van de bliksems, die, zoals je weet, gewoonlijk de voorboden van de rand zijn!’ - En A zegt: ‘Ja, werkelijk waar, je hebt gelijk! En ik zie niet alleen wat jij ziet, maar ik hoor ook al een ver verwijderd, dof, ononderbroken gerommel van de donder van de rand’. - Nu verzoekt hij het gezelschap weer op te staan en omhoog te kijken, om te zien hoe de verlossing al met veel geweld nader begint te komen.
[11] Onder groot gejuich staat het gezelschap op en kijkt met gevouwen handen omhoog. En dichter en dichterbij schieten de bliksems naar beneden, en heviger en heviger wordt het gedonder. Stilzwijgend slaat het hele gezelschap nu een tijdlang de triljoenen bliksems, die onophoudelijk in alle richtingen wegschieten van het nog altijd verscheidene duizenden mijlen brede gezwel.
[12] De tijdwachter heeft zojuist een nieuwe slingering ingezet. Nog altijd geen rand! Maar nu schreeuwt B en verscheidenen uit het gezelschap met hem: ‘Rand! Rand! - Kijk, hij is zichtbaar geworden! We zijn allemaal volkomen gered! Want nog maar een paar slingeringen en dan zullen wij er overheen kijken, over de prachtige, lichte rand!’ - En A zegt tegen iedereen: ‘Ja, deze slingering zal niet klaar zijn met zijn bewegingen, voor wij over het bovenste stuk van de rand heen kijken en hem heel goed zien; want aan onze kant zakt hij vrijwel loodrecht naar beneden’.
[13] En B zegt: ‘Hoe ver denk je dat hij hier vandaan is, wanneer hij op gelijke hoogte met ons staat?’ - A zegt weer: ‘Ik denk dertig women!’ Dat is in de taal van de zonnemensen een afstand van drieduizend mijl; die afstand is voor de aarde weliswaar heel aanzienlijk, maar voor de zon is een wome van niet meer belang dan op aarde ongeveer een half kwartier.
[14] B zegt weer: ‘Hoe breed zal de rand deze keer waarschijnlijk zijn?’ - En A antwoordt: ‘Naar de grootte van het gezwel te oordelen zou hij deze keer wel eens ongeveer veertig women breed kunnen zijn’.
[15] Nu zegt A echter weer tegen het gezelschap: ‘Let op! De breedtegroeven zijn gaan trillen; de krater zal niet kalm wegzakken, maar overeenkomstig zulke voortekenen neerstorten. Bereidt je dus voor en schrik niet van het plotselinge geraas, en ga op de grond zitten, opdat jullie niet omvallen wanneer het plotselinge neerstorten tevens onze bodem min of meer hevig zal schudden! En vraag de grote God of Hij onze woningen en tempels wil bewaren!’
[16] En B loopt haastig naar A toe en maakt hem opmerkzaam op de grote zwevingen van de goed zichtbare rand. En A zegt: ‘Ja, broeder, je hebt het goed gezien; want ik zie ook zwevingen van honderd women langs de rand, zover ik hem maar met mijn ogen kan zien. Kijk, kijk, de zwevingen worden steeds heviger! Wat laten ze de rand heen en weer fladderen, net als een grote vlag op onze grootste tempel in een hevige wind! - Wees dus oplettend en op jullie hoede; want binnen enkele pendelbewegingen zal de rand, die nog bijna vijf women boven ons is, voor ons in de diepte neerstorten, zodat wij dan zelfs nog iets van een afschuwelijk diepe krater te zien zullen krijgen - vooropgesteld dat de wanden van de rand niet op vele plaatsen alweer aan elkaar zijn gegroeid. - Let nu op, er vallen al lichtende bollen af! Zo dadelijk zal hij neerstorten!’
[17] Luister en zie, het hele gezelschap springt met een luide schreeuw op van de grond. Duizend en nog eens duizend waterhozen stijgen op uit de buitengewoon uitgestrekte watervloed en beginnen een woedende strijd tegen de steeds dichter en dichterbij zakkende rand. En grote lichtende vuurbollen ter grootte van de aardse maan, zo groot als hij werkelijk is, storten naar beneden vanaf de gloeiende rand in de woedend bruisende wateren, en elk van deze bollen wordt vergezeld van miljoenenmaal miljoenen bliksems. Kijk, wat een zieden van het grote water, wat een dampen en walmen, daar waar zo’n gloeiende vuurbol van de nog hoge rand in het woedende water stort!
[18] Maar let nu op, want alles is klaar voor de grote instorting! - Kijk, de wachter heeft zijn slingeringen gestaakt en heeft de pendel aan de boom vastgemaakt. Zelfs de twee leraren gaan naast de bomen op de grond zitten en klemmen zich er met één hand aan vast. Zo doet ook het hele gezelschap. En de tijdwachter rent naar het gezelschap.
[19] Kijk, iedereen staart met strakke blik naar de onuitsprekelijk en voor jullie gedachten niet te beschrijven stormachtig bewogen rand, waar zulke zwevingen plaatsvinden, dat de rand in één seconde hier en daar naar buiten of naar binnen opbolt over een lengte van niet zelden acht- tot tienduizend mijl.; en dat heen en weer zwalken legt eveneens niet zelden in één seconde een afstand van drie- tot vierduizend mijl af. Denk je nu eens in hoe het is naar deze bewegingen te kijken vanaf het standpunt, waar ons zonnegezelschap ze gadeslaat! Ook al zijn ze werkelijk dertig women ver verwijderd, toch is dat voor de scherpe ogen van de zonnemensen een kleinigheid, en ze kunnen dus heel goed de vreselijke bewegingen van zo’n verschijnsel waarnemen.
[20] Maar kijk nu, de rand is weggezakt, maar niet zo heftig als men verwachtte. Derhalve werd ook de omgeving niet zo hevig geschokt als soms pleegt te gebeuren. Maar toch heeft dit tamelijk heftige in elkaar zakken het golvende water tot dichtbij ons gezelschap opgestuwd, hoewel het zich op deze heuvel meer dan vijf van jullie mijlen hoog boven de waterspiegel bevindt.
[21] Beseffen jullie deze beweging wel? - Wat zouden jullie op aarde zeggen, en van wat voor gevoelens zouden jullie bezield zijn, wanneer jullie je bijvoorbeeld op een hoge alp zouden bevinden, die ongeveer de hoogte van de jullie welbekende Großglockner zou hebben (3798 m) en zich ongeveer vijf of zes mijl van de zee zou bevinden - als de zee door de macht van een storm dusdanige golven zou gaan opzwepen, dat die jullie op je alp bijna zouden bereiken? Zouden jullie dan niet de één na de ander van louter vertwijfeling beginnen je de haren uit te rukken? En toch zou dit verschijnsel op aarde, op de zon bekeken, slechts puur kinderspel zijn, aangezien daar deze laagste heuvel al bijna vijf keer zo hoog is als jullie hoogste berg op aarde (Mount Everest, 8882 m), dat wil zeggen: gezien ten opzichte van het gewone, rustige oppervlak van het zonnewater.
[22] Als jullie enigszins over deze vergelijking nadenken, springt jullie het reusachtige van de overstroming waarschijnlijk wel in het oog, die bij het snelle in elkaar zakken van ons gezwel plaats vindt. En dit moeten jullie je ook goed realiseren, opdat jullie daarin steeds meer en meer zien hoe machtig Hij is, die Zich door jullie een lieve, goede Vader laat noemen!
[23] Maar laten we nu nog weer eens naar ons gezelschap kijken. Zie hoe ze zich allemaal om de leraren verdringen en de grote God loven en prijzen, en hoe de tijdwachter zich weer naar zijn boom haast, de pendel los maakt en hem weer een nieuwe slingering geeft.
[24] Maar kijk nu eens samen met de zonnemensen over de rand van het grote gezwel! Zie hoe breed het nog is; merken jullie niet op, dat er op deze rand nog heel gemakkelijk twee van jullie aarden naast elkaar zouden kunnen ronddraaien?! - Ja, zo is het ook! - Maar de krater is nu al veel nauwer geworden en heeft nauwelijks een breedte van twee keer de rand; hij strekt zich meer in de lengte dan in de breedte uit, en op verschillende plaatsen zijn de randen alweer aan elkaar gegroeid.
[25] Zie hoe de aan licht gewende bewoners van de zon hun ogen bedekken vanwege het te sterke stralen van de brede rand. En zie hoe er vanuit de diepte hier en daar nog met grote heftigheid een grote, vurige bal wordt uitgeworpen tot op een hoogte, die bijna tweemaal de afstand van jullie maan tot de aarde bedraagt. En zie hoe er vanaf de uitgestrekte, nog altijd sterk bewegende rand nog steeds talloze bliksems schieten! -
[26] Welnu, dat is het gehele verloop van dit geweldige verschijnsel, dat nu geleidelijk in elkaar zakt, waarbij de randen elkaar steeds meer vastgrijpen. Het besluit van dit verschijnsel wordt gewoonlijk gevormd door een naar jullie tijdrekening verscheidene dagen aanhoudende regen, waardoor de gloeiende randen weer afgekoeld, tot rust gebracht en tenslotte helemaal met elkaar verbonden en genezen worden en derhalve nog verder wegzakken naar hun vorige positie, waarbij ze weer onder de waterspiegel komen te liggen.
[27] Maar kijk nu ook nog eens met één blik naar onze zonnebewoners, hoe ze nu buitengewoon vrolijk zijn en van ganser harte en vol leven jubelen en de grote God loven, Die dit alles op deze manier uiterst wijs weer tot de voorgaande orde heeft teruggebracht. En zie ook hoe ze elkaar omarmen en begroeten en zich dan naar hun woningen haasten, en hoe hun daaruit ook weer heel veel goed beschermde kinderen, broeders en zusters tegemoet komen!
[28] En daarmee is deze handeling ten einde. De volgende keer zullen we enkele huiselijke inrichtingen van deze zonnebewoners observeren, en daarmee ook een vluchtige blik op de hele gordel slaan.
«« 12 / 74 »»
Graag willen wij u wijzen op het grote belang van aanschaf van de originele boekwerken die hier digitaal kunnen worden ingezien. Hiermee bevordert u de voortgang van de werkzaamheden m.b.t. herdrukken en uitgifte van nieuwe vertalingen, en niet te vergeten het beschikbaar houden van boeken voor een grote groep mensen die niet vertrouwd zijn met digitale communicatiemiddelen. Informatie over het bestellen van deze boeken vindt u op www.lorber.nl.