Scherpe rede van de jeugdige Jezus tot de huichelachtige tempelheren als zijn ergste vijanden. De misbruiken in de tempel gehekeld.

Jakob Lorber - Drie dagen in de tempel

«« 25 / 33 »»
[1] Ik zei: 'Ik ben nu hier om u allen kond te doen, dat Ik hier ben om de werken te volbrengen van Hem, Die Mij gezonden heeft en Die gij volgens uw eigen bekentenissen niet kent, maar Die Ik wel ken omdat Hij in Zijn volheid in Mij woont.
[2] Mozes verlangde Hem te aanschouwen en kreeg slechts Zijn rug te zien -werd daardoor echter drie dagen lang verblind en zijn gezicht straalde toen zozeer, dat hij het bedekken moest als hij voor het volk trad; want hun ogen zouden de lichtglans nooit hebben kunnen verdragen.
[3] Gij kunt Mij echter nu heel wel in het gelaat schouwen en geen ondragelijke lichtglans verblindt uw ogen! Waarom? Omdat dit vlees Hem, Die in Mij woont, verhult. Maar desondanks is hier meer dan wat daar was! Maar gij bemerkt het niet, omdat de drievoudige Mozes sluier voor uw ogen hangt en nog lang zal hangen, opdat Gij Hem, Die van de hoogste hemelen tot u is neergedaald, niet vermoogt te erkennen!
[4] Met de rechter kunt gij wel goed uit de voeten, omdat hij slechts zijn oor lenen kan aan uw zeer goed gekozen woorden; met Mij te spreken is echter iets moeilijker, omdat Ik tevens de geheime gedachten van uw harten verneem, die heel anders luiden dan de woorden uit uw mond! Dáárom staat ge Mij in hoge mate tegen, omdat ge u wel uiterlijk schoon wast, maar binnen in uw zielen vol vuiligheid zit!
[5] Als de rechter, in wiens hart geen bedrog is, u ertoe opriep het volk op Mij opmerkzaam te maken en het te verkwikken met de vervulling van zijn hoop, waarom sleept gij dan allerlei onbeduidende omstandigheden aan, tengevolge waarvan iets in die zin helemaal niet haalbaar zou zijn?
[6] Ik zeg het u echter recht in het gezicht: gij en niet het volk, wilt zoiets niet! Gijzelf zijt Mijn ergste tegenstanders! Iets uitmaken doet dat echter niet; want ten eerste is Mijn tijd nog niet gekomen en ten tweede is deze tempel door u al te zeer ontwijd, dan dat Ik óóit nog daarin Mijn verblijf zou kunnen nemen! Voorwaar, uw aanzien mag door Mij nooit verhoogd worden!
[7] Gij mokt erover, dat Mozes u heeft verboden om van God een standbeeld te snijden. Maar dat maakt u niets uit, nu gij u zelf tot goden maakt voor het volk en hen leert, dat God niets doet buiten u om en dat Hij ook geen andere gebeden verhoort dan alleen die uit uw mond. Zegt op heeft Mozes dit te doen ook geboden?
[8] Ja, Ja, gij zoudt het volk moeten leiden op de wegen die ten hemel voeren -want zo is Gods Wil en dat heeft Mozes en zijn broeder Aäron geboden. Gij echter doet juist het tegenovergestelde en beschouwt uw stand, God, volk en de tempel als niets anders dan een heel vette melkkoe; en gij wendt voor een alleenrecht van God uit te hebben om die te melken!
[9] Ik echter zeg het u recht in het gezicht dat God, Die gij met elke ademtocht en met elke polsslag verloochent, u dit recht nooit heeft gegeven en uw dode en machinale gebeden nooit verhoord heeft, ze nu niet verhoort en ze ook nooit verhoren zal!
[10] Immers, zou God uw wilde geschreeuw en ravengekras verhoren, voorwaar dan moet Ik daar toch ook enige weet van hebben. Want wat de Vader weet, dat weet ook de Zoon, ofwel: wat Mijn liefde weet, dat weet ook Mijn verstand. Maar noch Mijn liefde, noch Mijn verstand weet iets af van een verhoring van uw gebeden, wanneer dan ook!
[11] En gij toch maar zeggen: ' Als jij, mens, God om iets smeekt, dient je dat tot niets, maar als je ons een offer brengt en wij voor jullie bidden, helpt ons gebed je wel! Alleen wij, priesters, mogen met vrucht bidden, het volk echter mag slechts offeren en aldus meebidden door zijn overvloedige offers!'
[12] Zo zuigt gij het volk dubbel uit: eerst neemt ge tiende van alle oogsten, en van alle huisdieren de eerstgeborenen; terwijl ge voor de eerstgeborenen der mensen een fiks losgeld laat betalen! En tweede verzoekt ge in plechtige preken het volk zonder enige ophouden om offers, en belooft het daarvoor lange en aanhoudende gebeden, die gij echter nooit volbrengt!
[13] Want tot uzelf zegt ge wel: 'Of wij nu bidden of niet, die offeraar heeft er toch geen baat bij. Als hij ergens baat bij heeft, dan is het alleen bij het offer dat hij ons met eerlijke bedoelingen gebracht heeft.' En zo doet gij ook dat niet eens, waarvoor gij u hebt laten betalen!
[14] Waarmee zal Ik u nu eens vergelijken? Gij zijt altijd tégen God en gelijkt volmaakt op de verscheurende wolven, die in schapenvachten gehuld rondlopen, opdat de schapen voor hen niet vluchten en zij deze zonder enige moeite met hun scherpe tanden kunnen grijpen en verscheuren. Maar, zo nu uw arbeid, zo zal u ook eens daarboven in het rijk der zielen, het loon geworden ! Ik zeg u dit en gij kunt u er op verlaten, dat voor u Mijn belofte niet op zich zal laten wachten!'
«« 25 / 33 »»
Graag willen wij u wijzen op het grote belang van aanschaf van de originele boekwerken die hier digitaal kunnen worden ingezien. Hiermee bevordert u de voortgang van de werkzaamheden m.b.t. herdrukken en uitgifte van nieuwe vertalingen, en niet te vergeten het beschikbaar houden van boeken voor een grote groep mensen die niet vertrouwd zijn met digitale communicatiemiddelen. Informatie over het bestellen van deze boeken vindt u op www.lorber.nl.