Vraag van Nicodémus over de pool van de aarde. Antwoord van het Jezuskind. Vriendschapsbanden tussen Nicodémus en het Kind.

Jakob Lorber - Drie dagen in de tempel

«« 30 / 33 »»
[1] Op dit moment verhief zich een andere oudste, die zei: 'En wat weet Jij dan wel over die uiterste pool van de aarde te vertellen?! Vertel mij daar eens iets over, want van een veelbereisde Griek heb ik er wel eens iets over gehoord.'
[2] Ik antwoordde: 'Ik weet niet alleen alles af van de polen van deze aarde, maar Ik ben ook precies op de hoogte met de oneindig verre polen van alle hemelen Gods! Maar om u daarvan enig begrip bij te brengen, zou Ik u voor minstens duizend jaren lang een leraar moeten toevoegen! Dat kan dus niet, maar Ik zal u wel iets heel anders vertellen:
[3] Een ieder die eenmaal bij Mij in de leer zal zijn, zal Ik Mijn Geest toevoegen, Die hem tot een echt Kind van God zal maken en Die hem zal binnenvoeren in alle waarheid en wijsheid, zodat heel de oneindige ruimte niets zal bevatten dat voor hem ontoegankelijk blijft, noch op het gebied der natuur, noch in geestelijk opzicht!
[4] Als u dus bij Mij in de leer zoudt willen komen, zoudt ook u iets van de gaven van Gods Geest gewaar worden en ook de polen van de aarde zult u dan beter Ieren kennen dan u ze tot dusverre hebt Ieren kennen!'
[5] Toen hij dit antwoord van Mij kreeg, zette de vragensteller grote ogen op, en hij knoopte een en ander goed in zijn oren, want echt oud was hij nog niet, maar toch was hij onder de oudsten een van de wijsten. Het gebeurde namelijk niet zelden dat een heel jonge man de titel 'oudste' kreeg, mits hij daartoe maar het benodigde vermogen, dat wil zeggen genoeg goud, bezat en uiteraard ook voldoende verstand! En aan dat laatste mankeerde het bij mijn vragensteller allerminst! Zijn naam was Nicodemus, die later, toen Ik begon te onderwijzen, in het geheim een serieuze leerling van Mij werd, zoals inmiddels bekend is.
[6] De oudste had alles wat Ik gezegd had heimelijk diep in zijn hart geprent, en hij had ook bijzonder goed opgelet. Hij kwam van zijn zetel af, stapte op Mij toe en zei, terwijl hij Mij bijzonder hartelijk beide handen drukte, heel zachtjes tegen Mij: 'Beste, alleraardigste wonderjongen, als Je nog ooit eens in Jeruzalem mocht komen, kom dan eens op privé-bezoek; wij tweeën zullen het samen gemakkelijk eens worden! En als Je ouders wat dan ook mochten nodig hebben, behoeven ze zich maar tot mij te wenden, tot mij alleen! Mijn naam is Nicodemus'.
[7] Ik drukte nu zijn handen even vriendelijk en zei: 'Mocht u ooit een keer te Nazareth zijn, dan zult u van heel dit college van u de enige zijn die Mij zal kunnen vinden! En mocht u wat dan ook nodig hebben, kom dan gerust bij ons, dan zal Ik u helpen aan alles, waaraan u maar enigszins behoefte zult hebben! Uw goede wil is Mij overigens op zich al voldoende!
[8] Maar omdat u tevens permanent leider bent voor alle burgers van Jeruzalem, moet u er wel op letten dat van de kant van de heerszuchtige hogepriester -die Mij niet op passende wijze bejegende -geen al te erge kwellingen in de tempel, dan wel daarbuiten worden bedreven, waardoor Ik namelijk genoopt zou kunnen worden voortijdig oordeel en straf over deze stad te doen plaats vinden.
[9] Blijf aan Mij denken! Mijn Naam is Jezus Emanuel, en Mijn Geest heet Jehova der heerscharen! U weet nu waar u aan toe bent! Hebt vertrouwen in Mij en verlaat u op Mij, dan zult u de dood niet onder ogen behoeven te zien!'
[10] Toen Nicodemus deze woorden van Mij had vernomen, juichte hij heimelijk in zijn binnenste, maar voor zijn collega's hield hij het geheim.
«« 30 / 33 »»
Graag willen wij u wijzen op het grote belang van aanschaf van de originele boekwerken die hier digitaal kunnen worden ingezien. Hiermee bevordert u de voortgang van de werkzaamheden m.b.t. herdrukken en uitgifte van nieuwe vertalingen, en niet te vergeten het beschikbaar houden van boeken voor een grote groep mensen die niet vertrouwd zijn met digitale communicatiemiddelen. Informatie over het bestellen van deze boeken vindt u op www.lorber.nl.