De gevolgen van de natuurverschijnselen in Caesarea Philippi.

Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)

«« 115 / 246 »»
[1] De Caesareeërs waren erg bang want zij verwachtten verschrikkelijke dingen, die naar hun mening over de hele wereld zouden komen. De Joden verwachtten het door Daniël voorspelde gericht en de heidenen de oorlog der goden, en het gewone volk kwam in opstand tegen de leidinggevende figuren door hun alle verdere gehoorzaamheid op te zeggen en het begon zelfs alles te vernielen wat het maar tegenkwam. Kortom na een paar uur ontstond er in de stad een grote chaos, waaraan echter de domme priesters het meest schuldig waren.
[2] Want een aantal van hen, die opgeleid waren in de Egyptische wijsheid en kennis, maakten zich echt niet zo druk over de plotseling verdwenen schijnzon, omdat zij uit de oude Egyptische sagen wisten dat zulke verschijnselen al meermalen plaatsgevonden hadden zonder verdere nadelige gevolgen voor de aarde. Enige Farizeeën veronderstelden echter dat er waarschijnlijk een tweede Jozua was opgestaan, die terwille van de een of andere belangrijke bezigheid de zon nogmaals bevolen had om langer dan normaal te schijnen!
[3] Ook geloofde een bepaalde sekte van de Joden dat de zon, ter eeuwige nagedachtenis van de dag der algehele verovering van Jericho, iedere honderd jaar op die dag langer aan de hemel bleef staan zonder enige verdere, nadelige gevolgen voor de aarde. Die Farizeeën waren dus ook vrijwel niet bang voor de gebeurtenis die had plaatsgevonden.
[4] Een aantal magiërs uit het morgenland, die als reizigers ook in de stad aanwezig waren, zeiden dat de zon altijd als zij overdag volledig verduisterd werd, daarvoor later op de avond langer scheen om de aarde schadeloos te stellen. Die hadden dus ook geen angst voor wat er was gebeurd. Maar allen wilden zij het verschijnsel gebruiken om het volk een echt helse angst aan te jagen. .
[5] Na het doven van de schijnzon plengde het volk wel alle zoenoffers die door de priesters werden aangeraden, maar voor de bodemloze hebzucht van de priesters was dat allemaal nog veel te weinig, want het volk offerde nog niet alles wat het aan kostbaarheden en andere waardevolle zaken bezat.
[6] Een oude, eerzame GRIEK, die ook veel van de natuur afwist, bemerkte die gemene streken. Hij verzamelde snel een aantal meer kalme, beraden mensen in zijn huis en legde hen zo goed en zo kwaad als dat ging, heel in het kort uit dat zo'n verschijnsel heel natuurlijk en totaal onschadelijk was. Tevens maakte hij hen opmerkzaam op de gewetenloze schurkenstreken van de priesters door eraan toe te voegen: "Kijk, als er gevaar zou dreigen vanwege het zeldzame verschijnsel, zouden de sluwe priesters niet zo ijverig met hun zakken in de straten rondrennen om zulke ongehoorde offers af te persen! Wanneer over een paar uur de zon gewoon weer net als altijd in volle glorie op zal komen, zullen deze mensenbedriegers wéér door de straten rennen om dankoffers van de mensen te eisen! Ga en zeg tegen het arme, bedrogen volk dat de oude, wijze Griek hen dat laat weten!"
[7] Wel, deze oude, Griekse natuurkundige stond goed bekend bij het gewone volk en zijn mededeling ging als een lopend vuurtje door de stad. In nauwelijks een uur nam het jongste gericht een keer en moesten de priesters alle offers teruggeven en daarna zo snel mogelijk de benen nemen, want het volk werd steeds kwader en geen gezalfde dienaar der goden was zijn leven nog zeker .
[8] Dat zag Ik natuurlijk vooraf al en daarom maakte Ik Ouran daar enige ogenblikken voordat de onmiskenbare sporen van de volksopstand tegen het priesterdom zichtbaar werden, op attent -hoewel er toch nog velen waren, die in grote angst buiten de stad op verschrikkelijke gebeurtenissen wachtten.
[9] Spoedig na Mijn aankondiging merkte men hoe opeens verschillende gebouwen begonnen te branden en een luid gehuil begon zelfs tot onze oren door te dringen.
[10] Daarop kwam Cyrenius met Julius in aller ijl naar Mij toe en vroeg Mij angstig wat er in de stad aan de hand mocht zijn, want het leek wel op een volksopstand! Ik vertelde hem en Julius echter heel in 't kort de gehele toedracht van de zaak, zoals Ik die zojuist uit de doeken deed.
[11] Toen Cyrenius en Julius dat hoorden, werden zij weer helemaal kalm en vroegen Mij alleen of daarvan toch geen andere, erge gevolgen te verwachten waren.
[12] En IK zei: "Voor jullie niet in het minst, maar wel voor die priesters daar, want nu verzoent het slimme, gewone volk de goden met de brandoffers van de woonhuizen van de priesters en de tempel van de goden! Met deze priesters zullen jullie toch wel geen medelijden hebben, want dit meer dan slechte slangengebroed moet eens uitgeroeid worden! De schijnzon gaf goed licht, want het maakte voor het blinde volk de schanddaden zichtbaar van zijn priesters, die nu hun welverdiende loon krijgen!"
«« 115 / 246 »»
Graag willen wij u wijzen op het grote belang van aanschaf van de originele boekwerken die hier digitaal kunnen worden ingezien. Hiermee bevordert u de voortgang van de werkzaamheden m.b.t. herdrukken en uitgifte van nieuwe vertalingen, en niet te vergeten het beschikbaar houden van boeken voor een grote groep mensen die niet vertrouwd zijn met digitale communicatiemiddelen. Informatie over het bestellen van deze boeken vindt u op www.lorber.nl.