Het wezen van de engelen.

Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)

«« 122 / 246 »»
[1] JARAH zegt: "O, hij wel! Als de Heer hem op een voor ons onzichtbare wijze een aanwijzing geeft, -maar anders doet hij niets! Hij is mij gegeven als leraar en beschermer, maar als ik hem vraag om het een of ander te doen, doet hij het zeker niet! En als ik iets van hem wil weten, geeft hij niet alleen geen antwoord, maar vraagt het meteen aan mij, en ik moet hem dan antwoord geven op wat ik aan hem vroeg. Daarom is iedere vraag aan hem verloren moeite. Ik mag hem wel erg graag, maar ik zou hem nog duizend maal liever hebben, - als hij maar een beetje meegaander zou zijn! Hij is wel steeds uitermate vriendelijk, maar men mag hem niets vragen, want dat heeft helemaal geen zin."
[2] MATHAËL zegt: "Maar ik wil toch wel eens zien of hij niet ertoe te brengen is tenminste enige burgerhuizen voor de vlammen te behoeden! Ik zal hem hier roepen en eens zien of de lieve Jarah helemaal gelijk heeft!"
[3] Dan roept MATHAËL Raphaël en zegt tegen hem: "Vriend, kijk eens naar de stad! Ik geloof dat er nu ook wat armelijke hutten in brand staan; als dat zo is zou je dat toch wel kunnen voorkomen!?"
[4] De ENGEL zegt: "Ongetwijfeld, als ik dat mocht. Maar mijn wil is die van de Heer en ik kan slechts willen, wat Hij wil. Als de Heer het wil, kun je je niet voorstellen hoe snel ik de brand zou blussen! Maar zonder de wil van de Heer kan ik net zo weinig als jij, want al de door mij uitgevoerde wonderen heb niet ik, maar heeft slechts de wil van de Heer door middel van mij tot stand gebracht.
[5] Wij engelen zijn in wezen slechts het uitvoerende orgaan van de goddelijke wil, ofwel de gepersonifieerde wil van de Heer, en uit ons zelf kunnen wij niets, omdat wij zonder de goddelijke wil als zelfstandige wezens helemaal niet kunnen bestaan, net zoals jouw ogen in de spiegel zich geen waarachtig spiegelbeeld van de zon voor kunnen stellen als er niet eerst van de echte zon een straal op het oppervlak van de spiegel valt.
[6] Om mijn wezen echter nog beter te begrijpen, wijs ik je op een soort holle of brandspiegel, die de van oudsher beroemde werktuigkundige Archimedes bij toeval heeft uitgevonden. Deze spiegels hebben de natuurlijke eigenschap een aantal op hun vlak vallende zonnestralen in één punt op een bepaalde afstand te concentreren. De op één punt geconcentreerde zonnestralen hebben dan zowel wat licht en warmte betreft een zoveel maal grotere kracht dan de enkelvoudige straal, als het verhoudinggetal tussen het kwadraat van de doorsnede van het brandpunt en de doorsnede van het spiegelvlak, waarbij de doorsnede van het brandpunt vaak bij de grootste concentratie nauwelijks twee duimbreedtes meet en de doorsnede van het spiegelvlak vaak manshoog is.
[7] Zo'n brandpunt heeft dan zeker een meer dan duizendvoudig grotere kracht zowel wat licht als warmte betreft dan de natuurlijke, enkelvoudige straal, maar is toch niet denkbaar zonder de zon.
[8] De spiegel verenigt namelijk slechts de zonnestralen tot een sterk en snel werkend brandpunt, maar zonder de zon bezit hij geen kracht en blijft hem alleen maar de eigenschap over om de stralen van de zon te concentreren als die op zijn vlak vallen; maar zonder de zon is de werking van de brandspiegel gelijk aan nul.
[9] Wij, engelen, zijn dus zoals gezegd slechts brandspiegels voor de opname en de concentratie van de goddelijke wil, en als wij iets doen, doen wij dat door het brandpunt van de in ons geconcentreerde, goddelijke wil en dan zie jij niets dan wonderen. -Begrijp je dat?"
[10] MATHAËL zegt: "O, dat begrijp ik nu best, alleen wist ik niet dat Archimedes de uitvinder van de brandspiegel was, want men schrijft die toch oorspronkelijk aan een zekere Hamerod en vervolgens aan de bekende Thales toe, die ook een bliksemmachine vervaardigd moet hebben!"
[11] RAPHAËL zegt: "Heel juist, maar Archimedes was een draaier en ontdekte uit zichzelf zowel de grondbeginselen van de zeer bruikbare brandspiegel, van de cilinder en schijven die de bliksem veroorzaakten, als vooral van de hefmachine, door het fortuinlijke gebruik van zijn speciaal daarvoor uitgevonden en precies berekende schroef, na welke uitvinding hij zei: 'Geef mij buiten de aarde een vast punt en dan hef ik de gehele wereld uit haar voegen!'
[12] Uit dit alles blijkt wel dat ik uit mijzelf jouw goede wens niet kan uitvoeren. Maar als de Heer mij daarvoor uitkiest, zal alles snel afgelopen zijn. Vraag het daarom alleen aan de Heer!"
[13] JARAH zegt: "De Heer kan men nu niet lastig vallen, want Hij heeft aanbevolen te rusten of, als wij wakker blijven, te bidden. En dat moeten wij doen, want Hij zegt niets voor niets. Wat gaat het ons aan of de gehele stad afbrandt?! De Heer zal Zijn reden wel hebben waarom Hij dit over deze stad heeft laten komen, en die reden kan best een heel goede zijn en vol van goddelijke liefde en erbarmen. Als wij daar nu iets aan zouden veranderen, zouden wij de zaak niet beter, maar eerder slechter maken. De Heer zal op het juiste ogenblik, zonder onze voorspraak, het Zijne wel doen. Met mijn Raphaël is en blijft echter niets aan te vangen, want zonder de wil van de Heer is hij een leeg omhulsel."
«« 122 / 246 »»
Graag willen wij u wijzen op het grote belang van aanschaf van de originele boekwerken die hier digitaal kunnen worden ingezien. Hiermee bevordert u de voortgang van de werkzaamheden m.b.t. herdrukken en uitgifte van nieuwe vertalingen, en niet te vergeten het beschikbaar houden van boeken voor een grote groep mensen die niet vertrouwd zijn met digitale communicatiemiddelen. Informatie over het bestellen van deze boeken vindt u op www.lorber.nl.