Herme, de boodschapper.

Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)

«« 141 / 246 »»
[1] Als Julius de opdracht van Cyrenius heeft uitgevoerd en de beide cohorten vertrekken, komen ook de twee eerder uitgezonden ruiters terug en vertellen hetzelfde wat de boodschapper zoëven heeft meegedeeld. Tevens brengen zij een bericht van de stadsbestuurder met de zeer eerbiedige verzekering dat hij zodra de storm wat geluwd is, hierheen zal komen en de hoog geëerde gebieder over alles zo nauwkeurig en gewetensvol mogelijk zal berichten. Cyrenius beloont de beide ruiters en geeft hen opdracht rust te nemen, en zij salueren voor Cyrenius en gaan naar hun kameraden. Cyrenius richt zich dan weer tot de boodschapper en vraagt hem, wie hem nu eigenlijk als boodschapper heeft gezonden.
[2] De BOODSCHAPPER zegt, nu wat moediger dan eerst: "Heer der heren, de nood bracht mij ertoe! Ikzelf, een burger van de stad, ben bij deze gelegenheid, omdat het vuur tenslotte geen verschil meer maakte tussen onze huizen en de Joodse, mijn hele hebben en houden kwijtgeraakt en ik ben nu een bedelaar. Deze mantel, die nu uit nood mijn lichaam bedekt, trok ik van het lijf van een gedode Jood en gooide hem over mijn schouders, anders zou ik naakt zijn geweest, net als mijn vrouw en mijn drie al tamelijk volwassen dochters die zich nu alle vier onder een grote, linnen doek achter het huis van deze oude Marcus bevinden.
[3] Ik riep echter eventueel hier aanwezige Joden uit de stad op om te vluchten, zodat ze op de loop zouden gaan en ik ze daardoor gemakkelijker zou kunnen herkennen. Dan kon ik mij naar hartelust met deze scherpe spies op deze eersteklas spitsboeven wreken. Als ze zouden vluchten, konden ze slechts over zee verder komen, want voor het overige zijn al door de bestuurder vanuit de stad overal wachten uitgezet die de spitsboeven zouden opvangen en dan kon het wel eens helemaal niet zo goed met hen gaan!
[4] Heer der heren! Ik ben een Griek en weet nog wel wat van de krijgslist. Het is nu echter al in orde, daarvandaan ontsnappen ons die spitsboeven nooit! Het zou trouwens ook helemaal geen kwaad kunnen een paar wachten aan de oever van de zee te plaatsen, anders zouden die kerels misschien toch vlug een schip in bezit kunnen nemen en daarmee wegvaren."
[5] CYRENIUS zegt: "Laat maar, daar is intussen al uitstekend voor gezorgd!"
[6] Dan wendt CYRENIUS zich tot Mathaël en zegt: "Wel, wat vind je van het bericht van deze boodschapper?! Toch zal ik eerst nog de stadsbestuurder afwachten en dan ben ik erg nieuwsgierig te horen wat deze orthodoxe -- daar tegenin te brengen hebben."
[7] MATHAËL zegt: "Veel zult u daarmee niet winnen, want u bent nog te weinig op de hoogte met de ontelbare gaten waardoor zij zo mooi in vrijheid kunnen komen. Maar u staat er nu wat beter voor dan eerst!
[8] Maar nu moet eerst gezorgd worden dat de vrouwen de kinderen van de boodschapper worden verzorgd! Helena, jij hebt nog wel een paar daagse kleren bij je, ook al zijn het maar hemden, om voorlopig vast hun naaktheid te bedekken!"
[9] Helena roept meteen een van haar dienaressen en beveelt haar iets passends te halen. De dienares gaat direkt in een tent van Ouran en brengt vier mooie hemden en vier kostbare, Griekse vrouwenrokken. Als zij daarmee bij HELENA komt, zegt deze: "Laat de boodschapper je naar zijn vrouwen dochters brengen, kleed hen en breng hen hier aan deze tafel!"
[10] Helena's goedheid maakt dat de BOODSCHAPPER tranen van dankbaarheid in de ogen krijgt en hij brengt met een vrolijk hart de dienares daar, waar zijn schreiende vrouwen zijn drie bedroefde dochters op hem wachten. Wanneer hij echter tegen de nog in het linnen gewikkelde wenenden zegt: "Huil niet meer, dierbaren, want zie, wij hebben al een zeer machtige redder gevonden! Opperstadhouder Cyrenius is hier en het is waarschijnlijk zijn dochter, die jullie voornamer en kostbaarder kleren stuurt dan jullie ooit gezien hebben!" - springen vrouwen dochters van vreugde te voorschijn en kleden zich snel aan. De boodschapper vouwt het linnen op en steekt het onder zijn Joodse mantel. Dan brengt hij hen allen naar Helena en hun kleren worden nat van hun tranen van dankbaarheid.
[11] Helena laat de vier vrouwtjes naast zich plaats nemen en onthaalt ze meteen op brood en wijn, want ook zij waren erg hongerig en dorstig. Helena en Ouran praten met de vier en die vertellen hun veel over de verdrukking van de gelovigen door de Farizeeën. Dan zegt CYRENIUS tegen de boodschapper: "Vriend, ik heb je in het begin met de wat minachtende naam 'kerel' betiteld, maar omdat ik je nu beter ken heb ik er spijt van je op die wijze ook maar even geminacht te hebben. Daarom krijg je nu van mij meteen een erekleed!"
[12] Daarop beval Cyrenius zijn dienaren direkt een prachtig Romeins erekleed te voorschijn te halen, dat bestond uit een schitterend geplooid hemd van byssus (* Byssus was in de oudheid een fijn weefsel. Het werd in de tijd van de Farao's ook gebruikt voor het omwikkelen van de Egyptische mummies.), dat tot aan de knie reikte, dan een toga, die met goud was afgebiesd en gemaakt van een weefsel van prachtig blauw gekleurde, Indische zijde, vervolgens een kostbare, Romeinse voetbekleding en tenslotte een voorname, Egyptische turban, versierd met veren en een waardevolle broche van smaragd. Bovendien liet Cyrenius de boodschapper nog zes kostelijke onderhemden en honderd pond zilver geven. Natuurlijk was de man daardoor buiten zichzelf van vreugde en hij wist nauwelijks hoe hij moest beginnen om Cyrenius voor al deze weldaden te bedanken.
[13] Maar CYRENIUS glimlachte zelf van plezier en zei tegen de boodschapper die Herme heette: "Ga naar het huis van mijn Marcus, was je, kleed je dan aan en kom als een nobel Romein terug. Dan zal het juist tijd zijn om de Farizeeën hierheen te halen voor een openbaar verhoor! Want ditmaal ontsnappen ze mij niet meer, daar sta ik voor in! En jij, mijn edele vriend Herme, zult mij goede diensten bewijzen!"
[14] HERME zegt: "Ik wil het, en aan een krijgslist heeft het mij nooit ontbroken! Maar deze mensen zijn nog te sluw voor de furiën, laat staan voor ons tijdens een wettige rechtszaak! Om deze mensen te kunnen vangen, moet alleen maar datgene gebruikt worden wat betrouwbare getuigen over hen verklaren, want als men hen ook aan het woord laat wordt men in de war gebracht, houdt hen uiteindelijk nog voor onschuldig en geeft hun waarom ze vragen. Daarom stel ik voor, deze voorname spitsboeven gezamenlijk op te pakken en als voer voor de vissen in zee te werpen, zodat geen haan meer naar ze kan kraaien! Als rechter heeft men dan ieder recht voldoende zijn loop gelaten! Als zich ergens tijgers, hyena 's en wolven voordoen, waardoor de mensheid veel angst en verlies lijdt, moet men dan soms deze beesten vooraf nog netjes een verhoor afnemen?! Nee, zeg ik! Hun schadelijkheid is te duidelijk, daarom weg met hen als zij te gevaarlijk voor de menselijke maatschappij dreigen te worden! Heer der heren! Deze mensen zijn Proteussen, die onmogelijk te vangen zijn! Hoe meer wij ons inspannen om ze langs politieke weg te vangen, des te meer zullen wij zelf door hen gevangen worden! Ik ken ze, ook al ben ik een Griek! -Maar, genadige heer der heren, sta mij nu nog één vraag toe!"
[15] CYRENIUS zegt: "Wat is dat dan? Spreek!"
«« 141 / 246 »»
Graag willen wij u wijzen op het grote belang van aanschaf van de originele boekwerken die hier digitaal kunnen worden ingezien. Hiermee bevordert u de voortgang van de werkzaamheden m.b.t. herdrukken en uitgifte van nieuwe vertalingen, en niet te vergeten het beschikbaar houden van boeken voor een grote groep mensen die niet vertrouwd zijn met digitale communicatiemiddelen. Informatie over het bestellen van deze boeken vindt u op www.lorber.nl.