Het karakter van de overste.

Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)

«« 146 / 246 »»
[1] Na een poosje diep nadenken zegt de OVERSTE: "Hoe kunt u mij nu ten aanschouwe van iedereen bewijzen, dat ik in mijn hart iets anders denk, dan wat ik met mijn mond zeg en dat ik zelf niet geloof, wat ik het volk leer?! Als mijn voorouders zich aan de profeten hebben vergrepen, hetgeen ik niet kan en zal ontkennen, wat kan mij dan daarvoor als schuld ten laste gelegd worden, terwijl ik alle heilige zieners van God steeds zeer hoog heb geëerd?! Als mogelijkerwijs duizenden van mijn collega's datgene wat zij Ieren, niet geloven, wat is dat dan voor bewijs dat ik dat ook niet zou geloven?!"
[2] CYRENIUS zegt: "Het voor de hand liggende bewijs ligt daarin, dat u, te oordelen naar wat u zegt, een veel te verstandig man bent om de grootste onzin te kunnen geloven alsof het een door God gegeven waarheid zou zijn! U bent rekenkundig onderlegd en rekenkundigen zien toch echt niet zo gemakkelijk een mug aan voor een olifant, dat zult u toch wel met mij eens zijn!"
[3] De OVERSTE zegt: "Maar wat is dan die onzin, die ik als rekenmeester onmogelijk zou kunnen geloven?!"
[4] CYRENIUS zegt: "Gelooft u in uw hart bijvoorbeeld aan de wonderbaarlijke, bemestende werking van de tempelmest, die u zover ik weet zelf ieder jaar meestal zo hoog hebt aangeprezen?! Gelooft u in de genezende werking van iedere nieuwe maan?! Gelooft u echt, dat Jehova in de nieuw aangemaakte ark des verbonds net zo aanwezig is, als Hij was in de door u reeds lang verachte oude, Mozaïsche ark?! Gelooft u dat de naftavlam op uw ark dezelfde is als die vreemde, heilige vuur of rookzuil boven de ark des verbonds, die Mozes uit Egypte voorging?! Gelooft u echt dat het voor een mens meer waarde heeft in de tempel te offeren, dan volgens de geboden van God zijn ouders lief te hebben en hen in alle goede dingen gehoorzaam te zijn?!
[5] Zeg mij eens openlijk of u dat, met daarnaast nog vele andere soortgelijke, van ieder menselijk verstand gespeende stellingen uit uw leer, gelooft! Want als u dat werkelijk zelf gelooft -wat mij onmogelijk lijkt -dan bent u echt nog dommer dan een kameel en deugt u overal beter voor dan voor leraar van het volk. Gelooft u het echter niet, en leert u het arme volk te vuur en te zwaard toch zulke slechte onzin, waaraan U als een in kennis en wetenschap ontwikkeld man nooit kunt geloven, dan bent u een verachtelijke volksbedrieger en deugt u reeds uit politiek staatsoogpunt veel eerder voor gestrafte in een eeuwige strafgevangenis dan voor leraar van het volk!
[6] Kijk, dan zijn de Scylla en de Charybdis echt met u klaar! Ik geef u een keizerlijk ereteken, als u in staat bent om wat voor middenweg dan ook te uwer verontschuldiging aan te voeren!"
[7] Daarop begint de overste het Spaans benauwd te krijgen en weet zich geen raad meer .
[8] HERME, de zanger -of liever, de boodschapper uit Caesarea Philippi -zegt tegen Cyrenius: "Geëerde gebieder! Nu pas zit hij helemaal verstrikt in het net en ziet hij geen uitweg meer! O, dat heeft deze vervolger van al het goede en ware volkomen verdiend! Kende ik hem niet zo goed, zoals ik hem ken, dan zou ik zelfs medelijden met hem kunnen hebben, want dat heb ik al gauw ook met nog zulke erge zondaars als ze in grote narigheid zitten. Maar deze kerel zou ik in levenden lijve kunnen zien braden en dat zou mij rechtstreeks een genoegen zijn! Het is hier niet de tijd en de plaats om mee te delen, wat er allemaal in vertrouwen onder elkaar verteld wordt over deze heer overste, maar u kunt ervan verzekerd zijn dat er geen enkele goede haar aan zijn lijf zit!
[9] Door uw rechtbanken worden velen tot de kruisdood veroordeeld die als mensen veel en veel beter zijn dan die gewetenloze ellendeling daar! Ik ben echter geen rechter en mag daarom ook niemand te veroordelen, maar ik ben toch wel erg blij dat deze kerel zo mooi in het net verstrikt is geraakt!"
[10] MATHAËL zegt glimlachend: "Maar er moet wel erg goed opgelet worden of hij het net niet stuk trekt en ons allemaal dan nog in ons gezicht uitlacht! Tot nu toe heeft hij zich nog zeer gematigd uitgelaten, maar als hij echt in het nauw wordt gedreven, zult u, Cyrenius, wel merken hoe hij zich zal verweren! Ik ken hem nu pas door en door, hoewel ik hem ook al van de tempel ken! Kijk, deze is het die dertig jaar geleden de hand heeft geslagen aan de hogepriester Zacharias en hem tussen het offeraltaar en het allerheiligste, gescheiden door de voorhang, heeft vermoord! -Maar nu niets meer daarover!"
[11] HERME zegt verheugd: "O, ik ken nog wel een aantal van degelijke streken van hem, maar ze zijn niet voldoende te bewijzen en daar is dus weinig of niets aan te doen!"
[12] CYRENIUS zegt, stomverbaasd over de mededeling van Mathaël: " Ah, wat zeg je me nu?! Dus deze kerel moet die, volgens het getuigenis van alle mensen, zeer vrome en wijze hogepriester het levenslicht hebben gedoofd? Goed dat ik daar nu iets over weet, al het andere maak ik dan wel in orde!"
[13] Toen gaf Cyrenius hoofdman Julius een wenk om wachten uit te zetten, zodat hem van de orthodoxe Farizeeën niemand kon ontkomen.
[14] Julius gaf meteen een geheim bevel en het bevel van Cyrenius werd uitgevoerd. Maar de OVERSTE merkte er toch iets van en vroeg Cyrenius: "Voor wie wordt dat gedaan?"
[15] CYRENIUS antwoordt: "Dat gaat u noch iemand van uw gespuis wat aan, want menselijke monsters zoals u geeft Cyrenius geen antwoord meer! Want u bent niet alleen een ellendige volksbedrieger, maar ook een geestelijke en lichamelijke volksmoordenaar. Ik wacht nu alleen nog op bericht van de bestuurder uit de stad en op de aankomst van Cornelius, Faustus en Jonah uit Kis, daarna zal ik u wel zeggen waarom ik nu die wachten heb latenuitzetten!"
[16] De OVERSTE zegt: "Goed, dan zal ik u echter ook eerst vertellen waarom ik hier eigenlijk ben!" .
[17] Dan haalt de overste een perkamentrol uit zijn opperkleed, toont hem aan Cyrenius en zegt: "Kent u dit zegel en deze handtekening?!"
[18] CYRENIUS zegt wat verbaasd: "Dat is het zegel van de keizer en zijn handtekening! -Wat betekent dat?"
[19] De OVERSTE zegt: " Als het nodig is, zult u de inhoud leren kennen! Ik raad u daarom aan, ieder verder onderzoek tegen mij te staken, anders zou deze rol u erg onrustig kunnen maken! Ik houd u nog steeds voor een rechtschapen man, maar denk er om dat u de zaak niet op de spits drijft, anders zou ik toch van deze rol, die u net zo goed als iedereen volledig heeft te eerbiedigen, een voor u heel onaangenaam gebruik kunnen maken!
[20] Heus, ik zou dit geduchte wapen niet uit mijn mantelzak gehaald hebben als u mij daartoe niet had gedwongen. Maar u begon mij als een worm te vertrappen en dan wordt het de hoogste tijd te tonen, dat u nog lang niet alleen heer bent op dit grondgebied! Ik vind, dat het nu maar beter is de wachten terug te trekken, omdat ik anders genoodzaakt zou kunnen worden, ondanks de sabbat, naast uw wachten ook die van mij te plaatsen!
[21] Mijn nu geheel andere taal stoort u zeker wel een beetje, he?! Daar kan ik u echter niet bij helpen, want uw taal heeft mij daarnet ook wat gestoord! Kortom, ik ken u nu en nu kent u mij ook! Doe nu maar wat u verstandig en goed lijkt, dan doe ik dat ook! -Heeft u mij wel helemaal begrepen?!"
[22] Na deze woorden draait de overste als een heerser Cyrenius de rug toe, begeeft zich met de zijnen naar de oever van de zee en gedraagt zich daar als iemand die voor noodgevallen van de keizer grote macht heeft gekregen. Maar Cyrenius bevindt zich nu in grote verlegenheid en weet niet wat hij moet doen.
[23] Nu zegt MATHAËL: "Ziet u, hooggeëerde, hoe zo'n kerel zich tegenover u met alles; wat hij maar voor zijn veiligheid nodig heeft, reeds lang fysiek en moreel als in een soort vesting goed heeft verschanst?! Daarom is het heel moeilijk en haast niet doenlijk recht te spreken, omdat deze mensen -de Heer weet op wat voor slinkse manieren! -in staat zijn geweest zich de hoogste, geheime privileges te verschaffen, waartegen men heel moeilijk ten strijde kan trekken!"
[24] CYRENIUS zegt: "Maar beste, wijze Mathaël, zeg jij me nu toch eens op welke wijze deze menselijke, veelkoppige hydra geheel buiten mij om aan een door de keizer ondertekend veiligheidsdocument kwam?! Ja, we kunnen nu niets anders doen dan op de een of andere wijze onze kalmte te bewaren! Ik ben toch wel benieuwd, wat de Heer daarvan zal zeggen!"
[25] MATHAËL zegt: "Waarschijnlijk zal Hij daar ook niet zo graag het juiste antwoord op geven, want Hij heeft van te voren wel geweten waarom Hij u deze groep voor onderzoek heeft gegeven en Hij schijnt voor onze besprekingen weinig aandacht te hebben gehad!"
[26] CYRENIUS zegt: "Maar we moeten Hem nu toch wel om raad vragen!"
[27] MATHAËL antwoordt: "Zeker, daaraan hebben we nu wel dringend behoefte!"
«« 146 / 246 »»
Graag willen wij u wijzen op het grote belang van aanschaf van de originele boekwerken die hier digitaal kunnen worden ingezien. Hiermee bevordert u de voortgang van de werkzaamheden m.b.t. herdrukken en uitgifte van nieuwe vertalingen, en niet te vergeten het beschikbaar houden van boeken voor een grote groep mensen die niet vertrouwd zijn met digitale communicatiemiddelen. Informatie over het bestellen van deze boeken vindt u op www.lorber.nl.