De overste fantaseert.

Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)

«« 151 / 246 »»
[1] "Kijk, lieflijke, in de toverkunst bedreven jongen! Ongeveer drie jaar geleden kwamen enige mensen uit het morgenland naar de stad. Naar hun zeggen kwamen ze zelfs uit Achter-Indië, waar zulke hoge.bergen moeten zijn dat hun spitsen bijna de maan aanraken als hij voorbij komt. Wel, het zij zo. Om heel veel opzien te baren, overdreven deze vreemden alles en dus ook de hoogte van hun bergen!
[2] Maar daar zullen we het niet over hebben, want het maakt mets uit of hun bergen in werkelijkheid een paar el lager waren!, Deze zeer merkwaardig uitziende Achter-Indiërs vroegen mij toestemming om hun echte wonderen tegen een redelijke prijs voor het volk te mogen demonstreren.
[3] Met behulp van een tolk zei ik tegen hen: Ik moet mijzelf eerst, zoals men zegt onder vier ogen hebben overtuigd van datgene waaruit uw wonderdaden bestaan, om te bepalen of het geraden is deze aan het blinde volk te vertonen, anders kan ik u - hoewel ik zelf een groot vriend ben van alles wat buitengewoon is -geen toestemming verlenen voor het in het openbaar vertonen van welke onschuldige wonderen dan ook!
[4] De wondermannen waren erg tevreden met mijn besluit, vooral omdat ik hun voor de voorstelling, die zij alleen voor mij en een paar geleerde collega's zouden geven, een goed honorarium beloofde,
[5] Zij gingen naar hun herberg in de stad en kwamen na een uur met allerlei toverrequisieten terug, zoals ik die nog nooit eerder had gezien. Het waren staven, stenen, vreemd uitziende metalen en grote en kleine apart gevormde vaten, waarvan er niet één een mij bekende vorm had.
[6] Ik vroeg hun leider waar hij"dat allemaal voor nodig had en hij zei: Eigenlijk nergens voor, maar hij moest iets van thuis bij zich hebben, omdat hij anders niet met alle zekerheid een gevraagd. wonder tot stand kon brengen. Daarop vroeg hij mij wat ik van hem wilde zien of weten.
[7] Ik zei: 'Goed, als ik het voor het zeggen heb, zult u met uw toverijen niet ver komen!' Ik vroeg hem, of hij mij kon zeggen wat ik op dat ogenblik dacht. Ik dacht aan Rome en de naam. van de keizer. Hij legde toen zijn beide handen op de borst en zei wat ik dacht. Je kunt je wel voorstellen dat ik me toen niet veel minder verbaasde dan nu bij jou.
[8] Toen zette ik hem een kruik water voor en zei: 'Verander dit water voor mij in wijn!' Hij ging erheen, maakte met zijn handen gebaren boven de kruik en het water en zei toen: 'Proef, heer, of deze wijn u smaakt. Ik proefde meteen het water en zie, het was klare wijn! Dat verwonderde mij eigenlijk nog meer .
[9] Daarna nam hij een aarden vat dat helemaal leeg was, goot de rest van de wijn erin, terwijl hij voorgaf dat het bedoeld was voor de spoedige, verre thuisreis. Maar toen ik daarna meteen het vat, dat er overigens heel rein uitzag, bekeek, bleek het niet eens nat te zijn, Iaat staan dat er iets in zat. Het rook echter wel sterk naar wijn en de tovenaar vertelde dat hij de wijn, om morsen te voorkomen, liever in een droge geestelijke vorm meenam.
[10] Ik vroeg hem of hij nu van deze wijngeur meteen weer, of ooit nog, een vloeibare, drinkbare wijn kon maken; waarop hij mij en mijn drie collega's vroeg of we nog wat wilden drinken. Wij antwoordden bevestigend en hij nam het zichtbaar lege vat, dat duidelijk kleiner was dan mijn waterkruik en goot toen zoveel wijn in mijn kruik dat de wijn begon over te lopen!
[11] Ja, jonge, lieflijke vriend, toen rezen onze haren toch ten berge, want dat g mg toch te ver uit boven onze wijsheidshorizon! Ik wist niet wat ik daar nu van moest zeggen! Wij dronken toen behoorlijk van de zeer goede wijn, en -weer een nieuw wonder! - de kruik werd niet aantoonbaar leger!
[12] Toen wij ons, al tamelijk geestdriftig door de wijn, daar buitengewoon over verwonderden, zei de magiër: 'Maar, mijne heren, wijn zonder brood gaat toch eigenlijk niet! Hier heb ik een paar stenen. Wat zou u ervan zeggen als ik die in brood veranderde?' Ik zei: 'Doe dat!' Toen streek hij met zijn handen over de stenen en zei: 'Neem een mes en snijd het brood!' Ik deed dat en zie, het was brood, goed smakelijk brood!
[13] Daarop zei ik: 'Maar vriend, als u dat kunt, dan zou ik toch wel eens willen weten waarom u voor uw buitengewone kunst betaald wilt worden?' Antwoordt de magiër: 'Slechts als curiositeit en om op plaatsen, waar men geen wonderen kan en mag doen, een middel te hebben zich lichamelijk te verzorgen.'
[14] Dat antwoord voldeed mij en ik beloonde de magiër met twee ponden zilver, die hij dankbaar aannam. Ik kon hem echter, omdat het te uitzonderlijk was, geen toestemming geven zijn kunst ook in het openbaar voor het blinde volk te vertonen, want het volk zou hem meteen een goddelijke verering bewezen hebben, vooral de Grieken en de vele Romeinen.
[15] Hij vertelde mij dat hij nog heel veel andere wonderen kon doen, die nog veel merkwaardiger waren dan de reeds vertoonde! Maar ik had echt geen lust nog meer te vragen en aan te zien. Het reeds geziene had mijn hoofd al te zeer verhit en ik was blij toen deze Achter-Indiërs weer voor goed uit de stad verdwenen, want zij zouden het volk behoorlijk oproerig gemaakt hebben.
[16] Tot slot vroeg ik de magiër, of hij mij voor geld en goede woorden een van zijn kunsten wilde uitleggen. Weliswaar zei hij niet zonder meer nee, maar hij vroeg zoveel geld daarvoor, dat ik op slag kippenvel kreeg en ik liet de artiest toen nog veel gemakkelijker gaan.
[17] Kijk, buitengewoon lieve jongen! De magiër uit Achter-Indië was zeker net zo min een engel van Jehova als ik en deed toch wonderlijke dingen. Waarom zou jij met je echt, zeg maar, hemels mooie lichaam dan een engel zijn omdat ook jij voor mijn grove mensenverstand buitengewone dingen kunt doen?!
[18] Daarom moet je mij toch wel meer zuiver geestelijke bewijzen geven van je goddelijke engelschap, want anders kan ik je niet aanzien voor een engel van God al deed je nog honderdvoudig grotere wonderen dan dat wat zojuist werd opgegeten! En ik vind, dat tegen deze zeer verstandige eis van mij, geen werkelijk nuchter verstandsmens in staat is iets in te brengen!"
«« 151 / 246 »»
Graag willen wij u wijzen op het grote belang van aanschaf van de originele boekwerken die hier digitaal kunnen worden ingezien. Hiermee bevordert u de voortgang van de werkzaamheden m.b.t. herdrukken en uitgifte van nieuwe vertalingen, en niet te vergeten het beschikbaar houden van boeken voor een grote groep mensen die niet vertrouwd zijn met digitale communicatiemiddelen. Informatie over het bestellen van deze boeken vindt u op www.lorber.nl.