Over de verhoging en kroning van Jezus.

Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)

«« 16 / 246 »»
[1] Maar Ik zeg jullie dat .het toch altijd moeilijk zal zijn om alleen .bij de zuivere, naakte waarheld te blijven. Het wereldse verstand, dat zich op verscheidene plaatsen buitengewoon zal ontwikkelen, zal niet inzien dat Ik Degene kan zijn, geestelijk gezien, die eens op de Sinaï aan Mozes tijdens donder en bliksem de wetten gaf en hem de vijf boeken dicteerde en die met Zijn wijsheid, macht en sterkte de gehele oneindigheid onderhoudt en regeert! Zelfs een aantal van jullie gelooft dat nu nog niet helemaal, terwijl je toch uit de eerste hand getuige bent van wat hier gebeurt en ook wat op andere plaatsen is gebeurd, dat Ik geheel één ben met de Vader in de hemel. Wat zullen de grote, wereldse geleerden er dan van zeggen als dat getuigenis hun oren uit de duizendste hand zal bereiken?!
[2] Daarom wordt het ook alleen maar aan de eenvoudigen verkondigd en niet aan de wereldse geleerden; want wat groot is voor de wereld, is voor God een gruwel!
[3] De eenvoudige, bescheiden mens wiens hart nog zo zuiver mogelijk is, heeft blijkbaar ook een vrijere ziel en in de ziel een vrijere geest en neemt daarom vlug en gemakkelijk dat wat tot de geest behoort aan. Maar een wereldwijze, wiens zielontoegankelijk is geworden door de vele puur materiële bindingen en waarin in het geheel geen besef meer is van een goddelijke geest, zal niet aannemen en niet begrijpen wat jullie voor het grootste deel nu al gemakkelijk begrijpen en waarvan jullie de juiste diepgang nu vrij goed aanvoelen. Maar toch begrijpen ook jullie nu nog veel niet; maar na Mijn verhoging zullen jullie het volkomen begrijpen!"
[4] Daarop vraagt CYRENIUS meteen: "Wat voor verhoging bedoelt U dan? Wordt U soms op aarde tot koning der koningen verhoogd en gekroond?"
[5] IK zeg: "Ja, maar niet tot werelds koning en ook zonder gouden kroon! Zou Ik dan niet de macht hebben om Mij een aards koninkrijk te nemen dat zich nog ver over alle einden van deze aarde uit zou strekken? Wie zou Mij dat kunnen verhinderen?
[6] Ligt het bestaan van alle dingen en ook het leven van alle mensen niet in de hand van Mijn Vader, die in Mij is zoals Ik in Hem ben? Hoeveel maal zou je adem kunnen halen zonder de wil van Mijn geest, die de enige is die alles leven geeft en alles onderhoudt?!
[7] Wat hadden de mensen ten tijde van Noach aan al hun macht en uitgekiende krijgskunde?! Mijn geest liet de watervloed over alle koningen en hun volken komen en zij werden allen begraven!
[8] Wat had de machtige Farao aan zijn geweldig grote leger? Mijn geest liet de Israëlieten droog door de Rode zee trekken en het hen achtervolgende leger van de Farao verdrinken!
[9] Als Ik dus koning van deze aarde zou willen zijn, welke macht zou Mij dat dan kunnen verhinderen?
[10] Maar dat ligt helemaal niet op Mijn weg en op die van hen, die waarachtig Mijn volgelingen willen zijn. Op Mij wacht een geheel andere verhoging en kroning, waarover je pas dan nader zult horen als zij plaats heeft gevonden. Een paar aanwijzingen heb Ik je toch al meteen aan het begin van ons samenkomen gegeven, als je je dat herinnert zul je de rest zelf wel kunnen bedenken!"
[11] CYRENIUS zegt: "Maar Heer, ik weet nu heel zeker wie en wat U bent en wat U allemaal kunt, -maar daarom begrijp ik nog steeds niet echt de reden waarom U Zich ondanks al Uw almacht toch nog verschuilt voor de achtervolging van Herodes en de tempel!?"
[12] IK zeg: "Vriend, deze vraag had je je nu toch wel gevoeglijk kunnen besparen! Ten eerste, omdat Ik je dat in Nazareth al meer dan voldoende heb uitgelegd en ten tweede moest je nu toch eindelijk uit alles wat Ik gezegd heb, opgemaakt hebben dat Ik niet in deze wereld ben gekomen om de doden nog doder te maken dan ze toch al zijn,' maar om hen in alles opnieuw levend te maken; daarom zal Ik nu met niemand afrekenen. Want Ik ben nu hier om het gehele oordeel dat over deze aarde was uitgesproken, op Mij te nemen en alle mensen zullen door het oordeel dat Ik op Mij heb genomen, de volledige verlossing van de eeuwige dood vinden.
[13] Daarom ben Ik nu niet hier om er op los te slaan, maar alleen om alle mogelijke wonden van de met velerlei kwalen behepte mensheid te helen en niet om hen nog diepere en ergere te slaan.
[14] Denk je soms dat Ik uit beduchtheid voor Mijn achtervolgers in zekere zin op de vlucht blijf? O, als je dat zou denken dan vergis je je zeer! Kijk eens naar dat stel erge misdadigers! Heus, volgens Mozes en volgens jullie wetten hebben ze honderdvoudig de dood verdiend, maar toch Iaat Ik nu niet toe dat zij gedood worden, maar ook hen zal de genade van de hemelen ten deel vallen. Als zij zich die genade ten nutte maken, zullen ook zij deel hebben aan Mijn rijk; vervallen zij daarna echter weer in het kwade dan zullen zij het aan zichzelf te wijten hebben als de vloek en de hardheid van de wet hen zal doden! Want weet, de wet is er altijd, maar de genade komt slechts zo nu en dan de in het nauw zittenden te hulp; als de genade echter niet wordt geëerbiedigd, moet men de wet weer voor lief nemen."
«« 16 / 246 »»
Graag willen wij u wijzen op het grote belang van aanschaf van de originele boekwerken die hier digitaal kunnen worden ingezien. Hiermee bevordert u de voortgang van de werkzaamheden m.b.t. herdrukken en uitgifte van nieuwe vertalingen, en niet te vergeten het beschikbaar houden van boeken voor een grote groep mensen die niet vertrouwd zijn met digitale communicatiemiddelen. Informatie over het bestellen van deze boeken vindt u op www.lorber.nl.