Het getuigenis van Floran.

Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)

«« 161 / 246 »»
[1] Wij komen nu langzaam wandelend bij de vijftig aan, die zich meteen zo diep mogelijk voor ons buigen. Ik zeg hen als mannen rechtop te staan, hetgeen zij direct doen.
[2] En IK vraag hen: "Geloven jullie, dat Ik degene ben waarover alle profeten hebben geprofeteerd?"
[3] ALLEN zeggen: "Heer, er twijfelt niet één van ons. Maar als U Diegene bent, waarom vraagt U ons dat dan, terwijl U toch onze geheimste gedachten kent nog voor wij begonnen zijn deze te denken?"
[4] IK zeg: "Laat geen van jullie daarover aanstoot aan Mij nemen, want het gaat hier niet om datgene wat Mij natuurlijk al van eeuwigheid her bekend is, maar om dat wat jullie nu zeggen! Jullie kunnen Mij niet eerder in je opnemen, dan wanneer datgene wat in je zit, ook naar buiten komt!
[5] Jullie kunnen Mij wel met je ogen zien en Mijn stem met je oren horen, maar je hart kan Mij dan toch nog niet in geest en waarheid horen en begrijpen! En daarom stel Ik jullie vragen, en een antwoord dat jullie Mij geven, heeft een heel andere uitwerking op jullie hele leven, dan een antwoord dat je aan een van je eigen mensen zou geven.
[6] Daarom vraag Ik jullie nu nog een keer of je wel helemaal zonder te twijfelen gelooft dat Ik Degene ben, die Mozes en de profeten hebben geprofeteerd! Zeg nu zonder vrees wat je in je hart daarvan denkt!"
[7] FLORAN zegt: "Heer, U begrijpt onze aard beter dan wij! Het is allemaal zo plotseling gebeurd, gisteren de nazon en haar abrupte verdwijnen. De gevolgen walmen nog en hullen de gehele omgeving in rook. Ons verlies, -nog kregen we van onze vrouwen en kinderen geen teken van leven! Wij vluchtten hierheen, werden opgepakt en voor het gerecht gebracht. Toen de wonderen van de engel en nu U Zelf, -en dat alles binnen achttien uur! Dat is echt geen grap en daar kun je toch niet zo maar overheen stappen!
[8] Het komt mijzelf en ook zeker al mijn gezellen voor als een droom! Het is volkomen realiteit en nooit kan al datgene wat hier gebeurde, ontkend worden. Maar er gebeurde hier in korte tijd zoveel buitengewoons dat het niet in één keer is te bevatten. Wij geloven zonder twijfel alles wat hier is en gebeurt, en dat U de Messias bent waarover alle profeten hebben geprofeteerd, is net zo zeker als het feit, dat de oude Romein opperstadhouder is over geheel Azië, tenminste voor zover dit door de Romeinen is veroverd. Maar aleer wij alles tot ons hebben laten doordringen, zal het nog wel enige tijd duren!
[9] Met één slag hakt men geen boom om, en wij kunnen dit alles niet in één keer helemaal verwerken. Maar wij zullen ons zeker alle moeite geven om al datgene wat hier speciaal ter wille van ons is gebeurd en wat wij hebben beleefd, beslist volledig tot ons door te laten dringen! Iets ingrijpenders en verheveners kan toch echt geen mens op deze aarde beleven!
[10] Dus, wij geloven allen vast en zeker dat U de beloofde Messias bent ondanks Uw, volgens aardse verhoudingen, zeer onaanzienlijke afstamming, die ons min of meer bekend is. Uw aardse ouders zijn arm en Uw vader was, naar wij weten, een timmerman uit Nazareth. De afkomst van Uw moeder kennen wij niet en daarom is het des te buitengewoner dat een redder, die reeds aan de eerste mens van deze aarde werd voorspeld, onder zulke buitengewoon nederige en armoedige omstandigheden op deze wereld wilde komen, terwijl Hem geestelijk toch al in eeuwigheid alle voordelen van een mogelijke, vorstelijke geboorte ten dienste gestaan moeten hebben.
[11] Als U uit de schoot van een keizerin ter wereld gekomen zou zijn en dan deze tekenen zou doen, welk volk op deze aarde zou zich dan niet geheel aan U onderwerpen!? Maar om als eerste en grootste mens, ja als de enige God, Zelf in mensengedaante zo nederig ter wereld te komen, is iets dat velen toch wel veel ergernis zal geven! Voor ons maakt het natuurlijk niets meer uit en wij hebben er vrede mee, maar alle mensen zullen niet zo denken als wij nu, -vooral de trotse uit Jeruzalem niet en nog minder die uit de tempel! Want die kennen wij! Zij kennen op de wereld maar één mens die zij liefhebben en hoogachten -al het andere is vuil -en die mens is zonder uitzondering voor iedere tempeldienaar -hijzelf! Die alleen wordt door ieder van hen boven alles liefgehad en geacht, ieder ander, ook al zou hij een god zijn, ontzettend veracht. Slechts een buitengewone, uiterlijke pracht kan hen soms nog wat imponeren.
[12] Als U, o Heer, vandaag naar Jeruzalem zou gaan en het toe zou staan, doden zij binnen drie dagen Uw lichaam. Ze kunnen weliswaar elkaars bloed wel drinken, maar omdat ze elkaar allemaal gebruiken om hun eigen zelfzuchtige doel te bereiken, dulden zij elkaar onder het mom van gehuichelde vriendschap.
[13] Ze vertrouwen elkaar slechts zover ze elkaar zien, maar toch huichelen ze dat ze elkaar onvoorwaardelijk geloven. Als ze elkaar voor een of andere zaak nodig hebben, verlangen ze van de ander een reeks van borgtochten om hem te verplichten eerlijk te handelen. Maar zelfs die borgtochten hebben geen zin! Als degene die de zaak moet afhandelen, bij het zakendoen kans ziet meer te verdienen dan de gegeven borgtocht bedraagt, dan laat hij de borgtocht rustig varen en steekt hij het grotere voordeel heel eenvoudig in eigen zak.
[14] Mensen zou ik daar veel over kunnen vertellen, maar omdat U, o Heer, toch al alles weet, zou ieder verder woord uit mijn mond ijdel en dwaas zijn en ik zeg U dat wij ook daarom volkomen in U geloven. Want U moest komen om aan alle oneerlijke gruwelen voor altijd een einde te maken."
«« 161 / 246 »»
Graag willen wij u wijzen op het grote belang van aanschaf van de originele boekwerken die hier digitaal kunnen worden ingezien. Hiermee bevordert u de voortgang van de werkzaamheden m.b.t. herdrukken en uitgifte van nieuwe vertalingen, en niet te vergeten het beschikbaar houden van boeken voor een grote groep mensen die niet vertrouwd zijn met digitale communicatiemiddelen. Informatie over het bestellen van deze boeken vindt u op www.lorber.nl.