Koningen en dienaars.

Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)

«« 164 / 246 »»
[1] Vanaf het huis zien Marcus en zijn beide zoons ook, dat de schepen eraan komen. Zij haasten zich als goede loodsen naar de oever en kijken of men op de schepen niet iets nodig heeft.
[2] Cyrenius en alles wat Romein en Griek heet, rept zich eveneens naar de oever om te zien wat de drie schepen brengen. Die liggen echter nog vrij ver op zee en zijn nog ongeveer een uur van de oever verwijderd en geen van de kijkers kan ontdekken wat zich op de drie vrij grote schepen bevindt.
[3] Cyrenius vraagt het aan Mij en Ik zeg: "Degenen, die wij vanmorgen vroeg al verwachtten! Zij hebben te kampen gehad met tegenwind en hoge zee. Onderweg moesten zij een haven aan de overzijde zoeken om de wind wat uit te laten razen en dat is de reden van hun vertraging. Het is nu al een. vol uur over het midden van de dag en ze zullen nog een heel uur nodig hebben om hier te komen, daar zij nog steeds met redelijke tegenwind moeten roeien. Maar wij moeten hen nu wat helpen dan zal daardoor hun tocht veel korter duren."
[4] CYRENIUS zegt: "Heer! Wilt U hen niet, net als gisteren bij Ouran Raphaël tegemoet sturen?"
[5] IK zeg: "Dat is hier helemaal niet nodig. Want het gevaar dat gisteren Ouran bedreigde, bedreigt hen niet! Met deze drie middelmatige vaartuigen komt Marcus met zijn beide zonen gemakkelijk klaar en binnen een klein half uur zijn ze hier!"
[6] CYRENIUS zegt: "Maar Heer, wilt U vandaag dan helemaal geen wonder doen?"
[7] IK zeg: "Heb je dan in Mozes niet gelezen: 'En op de zevende dag rustte de scheppende geest van God en de zevende dag werd daarom de sabbat'?!, Als Ik dan ook nu wat rust houd, handel Ik toch juist, want daarvoor heb Ik eerst zes volle dagen lang veel werk verricht! Bovendien zijn er nu. toch ook voldoende dienaren om Mij heen, die nu in Mijn naam en in de totale kracht daarvan bezig zijn en kunnen zijn!"
[8] CYRENIUS zegt: "Heer, dat betekent alweer iets bijzonders; wat het echter betekent, ontgaat me volkomen!"
[9] IK zeg: "Wel, vraag het dan aan iemand, dan zal het je wel uitgelegd worden! Maar Ik neem nu een korte pauze, niet terwille van Mij, maar terwille van jullie, om jullie de gelegenheid te geven tot handelen over te gaan en op die wijze werk Ik ook in jullie allen. -Begrijp je dat dan niet?"
[10] CYRENIUS zegt: "Ja, ja, nu begrijp ik het! Ik kan me nu ook voorstellen, waarom!
[11] IK zeg: "Dat is dan ook niet zo erg moeilijk, want Ik heb het jullie allen vanmorgen nog heel duidelijk uitgelegd! Voor het middageten doe Ik eigenhandig niets, maar na het eten zal er wel gelegenheid komen om iets te kunnen doen. Maar als Ik spreek, doe Ik voor het middageten toch ook wat.
[12] Nu moeten we Marcus zeggen, dat hij zijn beide zoons naar de schepen moet sturen, want de verwachte gasten zullen zeer uitgeput en hongerig en dorstig aankomen, evenals hun dienaars en de arme vermoeide schippers. "
[13] Daarop wenkte Ik Marcus en hij begreep Mijn wenk, liet de beide zoons met volle kracht zee kiezen en zelf ging hij zo vlug mogelijk naar huis en zette iedereen behoorlijk aan het werk.
[14] Ook in de tenten van Ouran werd men bedrijvig, want Mathaël en zijn vier metgezellen, zijn jonge vrouw Helena en koning Ouran zagen de schepen vanuit de tenten. Die hadden zij een uur daarvoor betrokken, samen met de familie van Herme, de bekende boodschapper uit Caesarea Philippi, om zich daar om te kleden en Mathaël koninklijke kleding aan te trekken, zodat het voor de komenden zichtbaar zou zijn wie hij was.
[15] OURAN haast zich naar Mij toe en vraagt Mij heel deemoedig: "Heer, wat mogen die schepen wel brengen? Zijn dat soms de verwachte zeer hoge gasten?"
[16] IK zeg: "Vriend, dat was een erg hoofse vraag! Maar in ons midden zijn geen heel hoge en geen heel lage gasten, maar van a tot z alleen maar broeders. Als Ik Mij door jullie 'vriend en broeder' kan laten noemen, waarom zouden er dan bij jullie mensen 'hoge' en 'lage' zijn? Ik zeg je: De Almachtige onder jullie is de enige ware Heer, maar jullie allen zijn onder elkaar broeders en knechten en dienaars van één Heer!
[17] Of denk je dat koningen door Mij hoger aangeslagen worden dan hun minste dienaars, alleen maar omdat zij machtige koningen zijn? O, helemaal niet! Alleen het hart is bepalend. In zijn hart moet de koning weten waarom hij koning is en de dienaar, waarom hij een dienaar is, anders staan zowel koning als knecht op dezelfde, lage trap.
[18] Houd er dus rekening mee, vriend Ouran, dat er voor Mij geen hoge en geen lage gasten bestaan, maar alleen kinderen, broeders en zusters!"
[19] Ouran had na deze terechtwijzing niets meer te vragen, boog diep en vroeg niet verder.
«« 164 / 246 »»
Graag willen wij u wijzen op het grote belang van aanschaf van de originele boekwerken die hier digitaal kunnen worden ingezien. Hiermee bevordert u de voortgang van de werkzaamheden m.b.t. herdrukken en uitgifte van nieuwe vertalingen, en niet te vergeten het beschikbaar houden van boeken voor een grote groep mensen die niet vertrouwd zijn met digitale communicatiemiddelen. Informatie over het bestellen van deze boeken vindt u op www.lorber.nl.