Gedachten van Philopold over de schepping.

Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)

«« 181 / 246 »»
[1] PHILOPOLD richt zich dan tot de naast hem zittende Kisjonah en zegt tegen hem: "Heb je, net als ik, nu ten langen leste een juist begrip van een engel van God? Kijk, ik zei ook altijd al dat de engelen eigenlijk geen personen, maar met Gods wil vervulde ideeën zijn en slechts dan een zichtbare, bepaalde vorm aannemen, als God dat noodzakelijk vindt. Omdat God echter een enorm aantal ideeën van verschillende grootte en zo nu en dan ook kleinere, aanvullende ideeën zal hebben, is het zeker dat deze ideeën, op wat voor manier ze ook uitgevoerd moeten worden, vervuld moeten zijn van de macht en de kracht van de goddelijke onveranderlijke wil, omdat ze anders nooit in werking gesteld of tot stand gebracht kunnen worden.
[2] Alle duurzame scheppingen, die voor enige tijd, of ook wel voor altijd, een bepaalde, zichtbare vorm hebben -zoals bijvoorbeeld een gehele wereld en alles wat erin en erop is en alles waaruit deze bestaat -zijn van God uitgegane ideeën die zich reeds in een gerealiseerd bestaan bevinden. Maar om dat tot stand te brengen, moeten er van God ook voortdurend, merendeels vormloze, geheel vrij werkende ideeën uitgaan, die ook met Zijn wil vervuld zijn, maar die er alleen zijn om te werken en vormen te maken. Zij zijn er niet om zelf een vorm te zijn, waarin kracht en intelligentie zijn samengegaan om zo, op een aan God gelijke wijze, vanuit het eigen centrum op de objectief uitgezonden ideeën dusdanig in te werken, dat zij binnen een zekere planmatige orde zinvolle vormen opleveren. Nee, zij blijven zelf steeds zonder vorm en bevorderen het maken van vormen, zoals de wijze Plato reeds beweerd heeft over de oorspronkelijkheid van de menselijke ziel.
[3] Deze engel heeft nu natuurlijk wel een vorm, maar deze vorm is eigenlijk op zichzelf niets, omdat deze niet blijvend is. Toch staat hij zoals hij is, bijna op het punt om als een zelfstandige, grote gedachte uit het oorspronkelijke idee van God, vrij en alleen van zichzelf afhankelijk te bestaan en zelfstandig te werken, gedeeltelijk met het nu afgescheiden eigen materiaal en ten dele met hetgeen uit God steeds maar door binnenstroomt.
[4] Ik geloof dat daarin ook het grote idee ligt voor het eigenlijke, ware kindschap van God. Want zolang een idee identiek blijft aan de Godheid, omdat het niet afgescheiden is, kan daarbij aan geen zelfwerkzaamheid en daardoor ook aan geen zelfstandigheid worden gedacht. Pas dan als het idee helemaal identiek is met ons mensen van deze aarde, kan het ook dat worden en zijn, waartoe wij mensen zijn geroepen.
[5] Zeg eens, of mijn mening juist is of niet?!"
[6] KISJONAH zegt: "Ja, ja, ik vind daar geen onjuist beoordeelde zaken in! Ik ben weliswaar absoluut geen filosoof, maar toch zegt mijn natuurlijke, wereldse verstand mij dat je nu heel wijs hebt gesproken en ik ben blij, dat ik aan jou zo'n wijze vriend en broeder in de leer heb. Thuis zullen we er nog veel over kunnen praten, maar nu zie ik toch weer uit naar een levenswoord uit de mond van de Heer!
[7] De engel heeft al wel iets aangekondigd, maar er gebeurd nog niets en de Heer is, zoals ik zie, tijdens onze wijsheidsdiscussie wat ingeslapen, en het heeft er dus nog niet veel van weg dat Hij gauw Zijn heilige mond open zal doen om iets te zeggen.
[8] Het wijze meisje dat Cornelius zoveel te denken gaf, is ook ingeslapen en ook de opperstadhouder, en ik merk nu dat er al meer aan onze tafel slapen, maar aan de andere tafels gaat het er levendig aan toe! Het lijkt mij dat deze tafel door de wijsheid die de engel en vooral jij ten beste hebben gegeven, zo slaperig is geworden!? " .
[9] Weet je, geliefde Philopold, ik lulster bijzonder graag naar je als jee over bovenzinnelijke dingen begint te spreken, maar hier in het bijzijn van de allerhoogste Wijsheid gaf je bijna te veel van het goede! Toegegeven, de engel heeft ook lang tegen ons gesproken, maar hij sprak zuiver het woord van de Heer en daarom was het in zekere zin gelijk, of hij, of dat de Heer Zelf sprak, Maar toen jij daarna begon te spreken, was dat alleen maar jóuw mening na alles wat je van de engel had gehoord en dat heeft, geloof ik, die slaperigheid aan onze tafel veroorzaakt! Geloof je dat zelf ook niet een beetje?"
[10] PHILOPOLD zegt: " Ja,' ja, je zou wel eens gelijk kunnen hebben. Het spijt me nu ook echt dat ik mij zover door mijn verstand heb laten verleiden. Maar ik kan het nu niet meer ongedaan maken, hoewel ik er daarnaast toch ook van overtuigd ben, niets ongerechtigs begaan te hebben!"
«« 181 / 246 »»
Graag willen wij u wijzen op het grote belang van aanschaf van de originele boekwerken die hier digitaal kunnen worden ingezien. Hiermee bevordert u de voortgang van de werkzaamheden m.b.t. herdrukken en uitgifte van nieuwe vertalingen, en niet te vergeten het beschikbaar houden van boeken voor een grote groep mensen die niet vertrouwd zijn met digitale communicatiemiddelen. Informatie over het bestellen van deze boeken vindt u op www.lorber.nl.