De storm.

Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)

«« 187 / 246 »»
[1] Als het lawaai van de snel naderende storm steeds sterker en dreunender wordt en er zich een vrijwel volledige duisternis over de zee en over de gehele streek begint uit te breiden, beginnen de meer angstigen zich in de tenten terug te trekken en hebben geen zin meer om buiten bij Mij te blijven. Ook de leerlingen beginnen onder elkaar luid van hun bezorgdheid blijk te geven. Van de vijftig Farizeeën blijft er niet één buiten zodra zij een paar hagelkorrels van een pond voor zich op de grond zien vallen.
[2] Ebahl spoort JARAH aan, ook met hem in een tent van Ouran te gaan, maar zij is niet van haar plaats weg te krijgen en zegt: "Wie kan er nu zo bang zijn in de nabijheid en in volle aanwezigheid van de Heer?! Zou zo'n storm tot meer in staat zijn dan de liefde, de almacht en het eeuwige, hoogste gezag van de Heer?"
[3] EBAHL zegt: "Natuurlijk niet, maar als er hagelkorrels van een pond vallen, wordt je onwillekeurig toch een beetje bang, vooral als ze in dichte massa 's uit de wolken naar beneden gaan vallen. Zo'n ijskogel als er nu net één voor mij op de grond viel, zou gemakkelijk je hoofd kunnen verpletteren!
[4] Ik geloof, dat zelfs bij de dichtste hagelbui er niet één mij of mijn dochtertje zal raken of kwaad zal doen, maar ondanks dat wordt een mens, zoals ik, onwillekeurig door de gebruikelijke angst overvallen. Maar nu zal ik toch niet bang zijn, want ik kan me door mijn eigen Jarah toch niet te schande laten maken!"
[5] Nu begint het al wat harder te hagelen. Hagelstenen ter grootte van twee vuisten vallen met grote kracht op de grond, op zee beginnen huizenhoge golven zichtbaar te worden, de ene bliksem volgt op de andere en samen met de dichte hagel begint ook de regen in stromen neer te vallen.
[6] Nu slaan Hebram en Risa met de dertig jongeren ook op de vlucht en verschuilen zich onder de tafels. Suetal, Ribar en Baël, de voornaamsten van de voormalige twaalf misdadigers, blijven en Mijn leerlingen blijven ook, behalve Judas Iskariot. De Romeinse soldaten zoeken beschutting in huis en in de vissershutten van Marcus en onder de overhangende rotsen.
[7] In Mijn direkte omgeving blijven echter Cyrenius, Cornelius, Faustus, Julius, Philopold, Kisjonah, Ebahl met Jarah, Raphaël en Josoë, dan de elf leerlingen, de oude Marcus met zijn twee zonen en ook Mathaël met Ouran, Rob, Boz, Micha en Zahr .
[8] Maar Helena, nu de vrouw van Mathaël, vluchtte ook met de vrouw en de dochters van Herme in de tenten. Herme bleef echter bij Mij.
[9] Hoewel we helemaal onbeschut aan de óever van de zee stonden, werd toch niemand door de massaal vallende hagelstenen of plensregen geraakt. Ook bleef de plaats waar wij stonden kurkdroog. Bliksems sloegen voor en achter ons in de grond, maar hinderden merendeels slechts onze oren door hun krakende inslagen. Maar nu begon ook een orkaan in alle heftigheid de zee te bewerken en meteen kwamen er golven zo groot als kleine bergen aangerold, die er voor mensenogen vreesaanjagend uitzagen.
[10] Toen zei MARCUS: "Heer! Ik ben nu toch al een oude man en ik heb in Calabrië en Sicilië onweersbuien gezien en meegemaakt, maar zo'n stormweer als uit de tijden van Noach nog nooit! Heer, deze hagel verwoest de streek voor jaren! D,ie verschrikkelijke waterstromen spoelen alle kostbare aarde de zee in! Dat zal voor de arme mensen een chaos worden! En het eind is nog niet in zicht, maar het gaat steeds harder en erger stormen! Die daar onder de tafels zullen nog verdrinken als ze niet opstaan! De tafels helpen toch al weinig meer, want die liggen al in stukken! - Heer, hoe lang zal de storm dan nog duren?"
[11] IK zeg: "Hij is nog niet eens behoorlijk begonnen en wil jij hem dan al beëindigd zien?! Als hij omslaat, zul je pas zijn kracht leren kennen! Overigens hoef je je helemaal niet druk te maken over deze storm! Als hij niet noodzakelijk zou zijn, zou één teken van Mij voldoende zijn om hem te laten verdwijnen. Hij is nu echter net zo nodig voor het behoud van de aarde, als jouw ogen voor jou zijn om te zien. Daarom laten wij hem helemaal uitrazen!
[12] Aan de andere kant moeten die bepaalde vrienden van de luister toch ook eens iets van zo'n ware luister ondervinden die zij bij Mij misten! Kijk eens, hoe ze stiekem uit de openingen van de tenten gluren en niet begrijpen, hoe wij buiten zo opgewekt dat onweer kunnen doorstaan! Maar om naar buiten te komen hebben ze geen durf genoeg. O, hoe ontzettend klein is hun geloof nog!"
[13] MARCUS zegt: "Dat is allemaal mooi en goed, maar waarvan zullen de arme mensen nu moeten leven? Want U ziet toch wel dat de onophoudelijke hagel alles totaal verplettert en het stromende water alle aarde in zee spoelt! En duizenden mensen en huisdieren worden nu gedood en zij die het leven ervan afbrengen, zullen naderhand zeker aan de hongerdood zijn overgeleverd! Dat is toch een wel wat al te harde en zware bestraffing met de allerdikste tuchtroede ter wereld!"
«« 187 / 246 »»
Graag willen wij u wijzen op het grote belang van aanschaf van de originele boekwerken die hier digitaal kunnen worden ingezien. Hiermee bevordert u de voortgang van de werkzaamheden m.b.t. herdrukken en uitgifte van nieuwe vertalingen, en niet te vergeten het beschikbaar houden van boeken voor een grote groep mensen die niet vertrouwd zijn met digitale communicatiemiddelen. Informatie over het bestellen van deze boeken vindt u op www.lorber.nl.