Opvattingen van de Perzen over de Heer.

Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)

«« 194 / 246 »»
[1] Terwijl Ik Cyrenius uitleg gaf over de vrijgevigheid en de gierigheid, overlegden de Perzen onder elkaar, wie Ik wel zou zijn. Enigen meenden dat Ik een profeet was, anderen hielden Mij voor iemand die bekend was met alle scholen van Egypte, Griekenland en Jeruzalem. Een paar dachten zelfs, dat Ik misschien een Romeinse prins was, alle omstandigheden van het grote rijk kende en daarom veel staatsmanschap bezat. Men moest zich daarom wel erg voor Mij in acht nemen; anders zou de trotse Romein Cyrenius, als opperstadhouder van geheel Azië, toch niet zo eerbiedig met Mij omgaan! Maar EEN van de twee afgevaardigden zei: "Wat hij ook mag zijn, hij is in ieder geval een voornaam persoon en wij kunnen wat van hem leren en daar hebben wij allen in deze tijd het meest behoefte aan!"
[2] Daar waren allen het tenslotte mee eens. Zij maakten zich gereed en begaven zich naar Mij op de heuvel, hoewel het al tamelijk donker begon te worden.
[3] Tegelijkertijd kwam ook de oude Marcus met vragen bij Mij over het avondmaal en over de door de hagel vernielde tafels en de bodem, die nog erg vochtig was, en wat daaraan gedaan zou kunnen worden.
[4] Ik wees hem echter op de Perzen en zei: "Kijk daar eens, een uitgebreid en een voor Mij zeer smakelijk gerecht. Zij moeten nog vóór het avondmaal geheel door mijn liefde zijn opgenomen! Tot zolang zul je wel tijd hebben om de lichamelijke maaltijd gereed te maken en de tafels wat op orde te brengen, want er zijn er maar een paar gebroken en die zullen op het juiste moment wel weer gerepareerd zijn. Maar steek wel gauw lichten aan, zodat de mensen niet in het donker lopen!" Marcus ging toen verheugd terug en zette alles aan het werk.
[5] De Perzen naderden Mij, bogen volgens hun gebruik weer tot op de grond, maar gingen daarna toch weer rechtop staan en bleven niet op hun gezicht liggen.
[6] De ENE van de vroegere twee afgevaardigden nam het woord en zei: "Heer, u die zeker een groot vriend bent van mensen die van goeden wille zijn, kijk, hier zijn wij dan! Onze problemen kent u en ook de reden die ons naar deze omgeving bracht. Maar wij zien het als een wonderbare beschikking van boven en zeggen met Job: 'Heer, alles is van U, hemel en aarde, lucht en water! U geeft en neemt, wanneer en op de manier die U welgevallig is. U kunt een bedelaar kroon en scepter verlenen en de hoofden van koningen buigen in het stof van de algehele vergankelijkheid!' Daarom doet het ons ook geen pijn. Want de mens die de almachtige wil van God steeds op de voorgrond plaatst en in het hart draagt, treurt nooit, behalve wanneer hij voor het aangezicht van God heeft gezondigd. Daarom treuren wij ook niet over het aanzienlijke verlies wat wij hebben geleden. Want als Gods wil niet de hand in het spel had gehad bij deze treurig uitziende gebeurtenis, zouden wij nu zoals het anders ieder jaar het geval was, zonder enige korting ons geld gekregen hebben. Gods wil was hier duidelijk in het geding en aan Hem offeren wij graag deze kleinigheid -en wij zouden graag nog groter.~ offers brengen als de Almachtige het van ons zou verlangen. Want HIJ alleen is de Heer en wij zijn slechts Zijn, Hem altijd alleen dienende en gehoorzame, knechten.
[7] Slechts God hebben wij lief en wij vrezen Hem alleen en daarom vrezen wij de mensen niet. Als de Heer van hemel en aarde ons ook maar op enigerlei wijze voor de mensen te schande heeft gemaakt, heeft Hij daarvoor heel goede redenen gehad! Want maar al te gemakkelijk en lichtzinnig begaat de mens voor God een zonde, die de ziel steeds veel nadeel bezorgt. Dan komt de Heer met de goede tuchtroede en helpt de mens weer op de juiste weg!
[8] Daaruit ziet U, goede heer en vriend, dat wij mensen zijn die God nog lang niet hebben vergeten. Misschien l?ent u wel een wijze helden en zeer vertrouwd met de krachten der natuur. Maar wij kennen slechts één universele kracht en die is alleen in God de Heer. Een andere leer is voor ons echt niet aanvaardbaar!
[9] Als u ons dus iets waars wilt leren, vergeet dan niet dat wij onwankelbaar geloven in de goddelijke leer van Mozes! Iets wat daarmee in.tegenspraak is nemen wij niet aan, ook al klonk en was het nog zo wijs. Want wij allen staan liever als dwazen tegenover de wijze wereld -dan als zondaren voor God!"
[10] IK zeg: "Dat is heel juist, jullie zijn op de goede.weg! Maar zowel bij Mozes, als in het bijzonder bij de profeten, vind je zaken die voor jullie nog wel eens heel duister zouden kunnen zijn. En die zou Ik voor jullie willen ophelderen, opdat ook jullie voor jezelf, en ook voor je broeders, vrouwen en kinderen, zouden begrijpen in welke tijd jullie nu leven.
[11] Toen Elia in een grot verborgen lag, gaf de geest hem aan, dat hij zólang in de grot moest blijven tot Jehova Zelf voorbij zou komen. En Elia stelde zich vlak bij de uitgang op en luisterde. Opeens kwam er een geweldige storm, die met zoveel kracht voorbijraasde dat de gehele berg ervan beefde. Toen veronderstelde Elia dat nu Jehova wel voorbij was gegaan? De geest antwoordde echter:. 'In de storm was Jehova niet.
[12] Elia luisterde weer ingespannen en zie, met lang daarna trok er een loeiend vuur langs de grot! Het raasde en knetterde geweldig en de buitenzijde van de rots verglaasde door de geweldige hitte. Toen dacht Elia dat dat toch wel Jehova geweest moest zijn! Maar de geest sprak weer en zei: 'Ook in dit vuur was Jehova met!'
[13] Toen dacht de grote profeet bij zichzelf: .'Dus noch in de storm en noch in de almacht van het vuur bevindt zich Jehova met de kern van Zijn liefde!' .
[14] Maar toen hij daarover.ernstig aan het nadenken was, rulste heel teer een fluisterend zuchtje wind voorbij zijn grot en de geest sprak weer en zei: 'Kijk, Elia, in dit tere en zachte ruisen ging Jehova. voorbij en dit moet voor jou het beloofde teken zijn dat je nu geheel vrij kunt gaan en deze grot kunt verlaten waarin je verborgen wachten moest op de verlossing!'
[15] Toen stapte Elia welgemoed uit de grot in de grote vrije ruimte, en de weg naar het grote vaderland lag zonder gevaren vrij en open voor hem (I.Kon.19 :9-15)
[16] Als jullie goed thuis zijn in de Schrift, leg Mij dit vreemde tafereel dan eens uit!"
«« 194 / 246 »»
Graag willen wij u wijzen op het grote belang van aanschaf van de originele boekwerken die hier digitaal kunnen worden ingezien. Hiermee bevordert u de voortgang van de werkzaamheden m.b.t. herdrukken en uitgifte van nieuwe vertalingen, en niet te vergeten het beschikbaar houden van boeken voor een grote groep mensen die niet vertrouwd zijn met digitale communicatiemiddelen. Informatie over het bestellen van deze boeken vindt u op www.lorber.nl.