De genezing op de gezegende weide.

Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)

«« 45 / 246 »»
[1] Als Julius Mij dat hoort zeggen gaat hij eerst snel naar onze gastheer Marcus die met de zijnen druk bezig is een goed middagmaal klaar te maken en legt hem Mijn opdracht voor. Daarop gaat Marcus snel naar de provisiekamer, die nu niet leger wilde worden, neemt een groot heel brood en een beker zout en Iaat door zijn beide zonen twee grote kruiken wijn halen, waarop alles zo sne1 mogelijk naar de twaalf gebracht wordt.
[2] Zodra die het brood en de wijn zien, krijgen ze ook meteen een geweldige honger en JULIUS zegt tegen hen als hl] hun geeuwhonger. bemerkt: "Dat jullie erge honger hebben, weet Ik, maar .als je gezond wilt blijven, eet dan nu niet te schielijk, maar neem er de tijd voor, dan zal het Jullie goed bekomen!"
[3] De TWAALF zeggen: " Ja, ja, vriendelijke heer, wij zullen ons wel met mate beheersen!" Maar desalniettemin laten ze in een oogwenk een groot brood en ook de wijn en het zout verdwijnen en vragen dan om meer.
[4] Maar JULIUS zegt: "Vrienden, dit is voldoende als voorgerecht het uitgebreide middagmaal komt toch al gauw, waarbij Jullie ook met overgeslagen zullen worden."
[5] SUETAL zegt: "Ja, ja, heel goed, voor de ergste honger voldoet het; pas bij het middagmaal zullen wij onze honger stillen! Maar, heer en edele mensenvriend, wij hebben niets om het de gastheer te kunnen vergoeden!"
[6] JULIUS zegt: "Jullie zijn nu Romeins burger en behoeft Je er met meer om te bekommeren wie de rekening voor jullie zal betalen! Want een Romein is nog nooit iemand een rekening schuldig gebleven en de gastheer is door ons vooraf voor vele jaren schadeloos gesteld. Wij kunnen hier nog een vol jaar te gast blijven en.dan heeft hij er nog groot voordeel aan. Maak je er dus nu niet druk over wie tenslotte de rekening zal betalen.
[7] De TWAALF zeggen: "Broeder, dat is andere taal dan in onze tempel, waar men haast niets te eten krijgt maar des te meer moet vast.en en bidden. Maar de hoge heren vasten en bidden weinig en verteren Iedere dag een hoeveelheid aalmoezen en offers ter meerdere ere van Jehova, terwijl de jonge tempeldienaars Pro populo (voor het volk) vasten moeten tot de botten in hun ledematen haast beginnen te knorren! O, waarom zijn wij al niet veel eerder Romeinen geworden?! Daar. vindt je alles: Wijsheid, goedheid, rechtvaardigheid, strengheid waar nodig, en aan brood en wijn schijnt geen gebrek te zijn! Met huid en haar en lijf en ziel willen wij Romeinen zijn! Lang leve Rome en al zijn gezagsdragers!"
[8] JULIUS zegt: "Heel goed, huidige vrienden! Jullie zijn goed van zin, hoewel daar nog begrijpelijk veel eigenliefde in schuilt. Dat zal hopelijk met de tijd wel verdwijnen. Maar vandaag zullen jullie nog bijzondere dingen zien en horen, daar zullen jullie veel aan hebben! -Maar vraag niet te veel, jullie moeten luisteren en kijken, de uitleg krijgen jullie vanzelf wel!"
[9] De twaalf zijn daardoor nieuwsgierig geworden en vragen zich onder elkaar af wat de hoge Romein toch wel bedoeld mocht hebben met te zeggen, dat zij op die dag nog heel veel buitengewoons zouden horen en zien, waarvan zij veel zouden kunnen leren, en dat alles in zekere zin vanzelf duidelijk zou worden! Wat zou dat kunnen zijn?
[10] De praatgrage SUETAL zegt: "Nou, wat zal dat dan wel zijn? Hebben jullie nooit over de Olympische spelen van de Romeinen gehoord? Waarschijnlijk gaan ze hier zoiets op touw zetten. Omdat wij nu zelf Romeinen zijn, mogen wij daar aan deelnemen en daarbij waarschijnlijk veel zien en horen, wat ons goed van pas zal komen. Dat zal het zijn en iets anders zeker niet."
[11] Een ANDER van de twaalf zegt: "Dat denk ik niet. Jullie acht weten nog lang niet wat ik weet, want jullie komen uit het zuiden en weten weinig van wat zich allemaal in korte tijd bij de Galileeƫrs heeft voorgedaan. Jullie weten, dat ik en nog drie anderen uit de bergachtige omgeving van Genezareth samen met jullie zijn opgepakt wegens deelname aan jullie pogingen tot opruiing en hiernaartoe zijn gebracht. Nauwelijks drie dagen voor jullie aankomst hebben in Genezareth ongehoorde gebeurtenissen plaatsgevonden. Daar kwam de door de Romeinse hoofdman eerder genoemde wonderheiland uit Nazareth en genas slechts door zijn goddelijk, almachtige woord alle zieken, die, met wat voor kwalen dan ook behept, daarheen waren gebracht!
[12] Ik heb zelf een broer, die nu de erfgenaam thuis is. Hij was door de jicht als een soort knol kromgetrokken, hij kon niet liggen of zitten, en van staan was natuurlijk helemaal geen sprake. Wij hielden hem in een hangende korf die met zacht stro was opgevuld. Vaak huilde hij dagenlang, door de ergste pijnen gefolterd, waarna hij dan meestal zo volkomen zijn bewustzijn verloor, dat hij er als een dode uitzag. Alles wat je maar kunt bedenken werd geprobeerd om hem te genezen, zelfs het water van de bron van Siloam -alles echter tevergeefs.
[13] Toen wij ook bij ons in de bergen hoorden dat de beroemde heiland uit Nazareth zich in Genezareth ophield en alle zieken genas, bracht ook ik met mijn knechten en muildieren mijn broer met onvoorstelbare moeite naar Genezareth. Toen wij daar na al die inspanning aankwamen, zei men echter dat de heiland een bergtocht had ondernomen en dat men niet wist wanneer en of hij nog terug zou komen. Daar stond ik nu als een pilaar naast mijn jammerende broer, begon van droefheid zelf te huilen en bad God uit de grond van mijn hart of Hij een einde zou willen maken aan het bittere lijden van mijn arme broer, omdat ik niet het geluk had gehad de wonderheiland nog aan te treffen. Ik, als eerstgeborene, legde de gelofte af hem al mijn erfrechten af te staan en hem zonder eerstgeboorterecht mijn leven lang te dienen, als hij genezen kon worden.
[14] Wel, al gauw daarna kwamen knechten uit de grote herberg de straat op naar mij toe en zeiden dat de genoemde heiland alle kreupelen, waaronder er veel waren zoals mijn broer, in een oogwenk op een dergelijke wijze had genezen, dat zij er daarna uitzagen alsof hen nooit wat had gemankeerd! Maar deze heiland was met zijn leerlingen, de heer des huizes en nog anderen uit het huls en uit deze plaats, de hoge berg opgegaan, die nog nooit eerder door een stervel mg was beklommen omdat deze veel te steil was. Hij zou wel terugkomen, maar wanneer, dat wisten zij niet. Dat was nu ook niet belangrijk, want deze helland had een weide gezegend en ik hoefde mijn broer slechts gelovig op deze gezegende welde neer te leggen en dan zou het beter met hem gaan.
[15] Ik vroeg meteen waar die gezegende weide was. De knechten wezen haar aan en direkt droeg ik mijn broer naar de genoemde welde en legde hem daar op het gras. Wel, op het moment dat mijn zieke broer in aanraking kwam met de weide, begon hij zich heel behaaglijk uit te rekken, Alle pijn was als in een zucht verdwenen en in een paar tellen was .mijn broer net zo gezond als ik! Voorheen was hij slechts vel over been en ik verzeker jullie, hij stond zo goed doorvoed naast mij, dat ik ml] nu nog verbaas over die onvoorstelbare verandering!
[16] Maar ik hield toen ook mijn gedane gelofte en gaf mijn broer, die nu zeer gelukkig en godvrezend is, alles en deed graag al het werk voor hem ook dat van de minste van mijn vroegere knechten, hoewel mijn goede en dankbare broer mij daar steeds van afhield."
[17] Maar ik was zo nog maar enige dagen knecht bij mijn broer, die jullie hebben gezien en gesproken, toen jullie bij ons kwamen en er eigenlijk de oorzaak van waren dat ik en nog drie knechten van mijn broer ons nu hier bevinden, gelukkigerwijs als onschuldigen.
[18] Hiermee wilde ik jullie eigenlijk alleen maar opmerkzaam maken op de beroemde, wonderbaarlijke heiland uit Nazareth, waarover jullie, volgens jullie eigen mededelingen, toch ook hier en daar al wat hebben gehoord!
[19] Wel, te oordelen naar de vraag van de hoofdman uit Genezareth, die ik heel goed ken, denk ik -wat ook duidelijk. blijkt uit de genezing van de vijf bezetenen -dat die wonderheiland uit Nazareth nu hier is en zijn werk doet.
[20] De hoofdman heeft ons dus met dat, wat wij zullen zien en horen, zeker opmerkzaam willen maken op daden en gesprekken van de wonderbaarlijke heiland en geenszins op de ruwe Romeinse Olympische spelen, waaruit zeker geen bijzondere wijsheid.te halen is en waarvan.de hoofdman zelf geen al te grote vriend schijnt te zijn! - Hoe denken jullie daarover?
«« 45 / 246 »»
Graag willen wij u wijzen op het grote belang van aanschaf van de originele boekwerken die hier digitaal kunnen worden ingezien. Hiermee bevordert u de voortgang van de werkzaamheden m.b.t. herdrukken en uitgifte van nieuwe vertalingen, en niet te vergeten het beschikbaar houden van boeken voor een grote groep mensen die niet vertrouwd zijn met digitale communicatiemiddelen. Informatie over het bestellen van deze boeken vindt u op www.lorber.nl.