Gods beeldspraak bij Mozes.

Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)

«« 49 / 246 »»
[1] MATHAËL, die er naast staat, zegt nu op verzoek van Julius, die Suetal geen antwoord wist te geven: "Wie zegt er dan tegen jullie of je het waard bent deze plaats te betreden, of dat je het niet waard bent? In welk wijsgerig boek staat dan geschreven, dat er ooit een zieke geen dokter waard is? Luister, die gedachte van jullie is afkomstig van de schaapswijsheid van de tempel, die ook iemand die met een ongewijde hand de drempel van het allerheiligste aanraakt, straft door zijn handen in het vuur te laten branden! Maar als de hoge Farizeeën tegen rijkelijke betaling heimelijk in datzelfde allerheiligste elke dag vreemdelingen rondleiden en hun alles laten zien en geschiedkundig uitleggen, dan worden de handen van die vreemden heus niet in het vuur gehouden!
[2] Wat wilde God eigenlijk aan Mozes duidelijk maken, toen Hij hem zijn schoenen uit liet trekken?
[3] Wel, God zei daardoor tegen Mozes: 'Maak je los van het lichamelijke en zinnelijke, gebruik je wil om je te distantiëren van de oude vleselijke Adam en sta als een zuiver geestelijk mens voor Mij, anders kun je Mijn stem niet horen en Ik kan je niet tot leider van Mijn volk maken!'
[4] Maar wat betekende dan het beklimmen van de berg?
[5] Kijk, Mozes vluchtte voor de vervolging van de Farao omdat hij een hoge beambte van de koning had vermoord, die voor de koning haast een zoon was.
[6] Mozes stond hoog aangeschreven bij de Farao, zodat het zelfs zeer de vraag was of hij niet net als Jozef de heerschappij over Egypte zou krijgen en zo zijn volk zou verheffen.
[7] Dit omhoog streven toonde God hem in de woestijn door het beklimmen van de berg, waarvan hij de top echter niet bereiken mocht, want dat verhinderde hem het brandende braambos.
[8] En in onze woorden werd er verder gezegd: 'Je zult wel de redder van Mijn volk worden, maar niet op de wijze zoals jij dat denkt, maar zoals Ik, jouw God en jouw Heer, het voor je zal uitstippelen!
[9] Jij zult geen koning van Egypte worden en Mijn volk dat Ik tot nu toe in deemoed voor Mij heb opgevoed, zinnelijk, zelfingenomen en arrogant maken, maar het volk moet het land verlaten en met jou deze woestijn intrekken! Daar zal Ik het volk wetten geven en Ik Zelf zal heer en leider van dit volk zijn en als het trouw aan Mij zal blijken te zijn, zal Ik het land van Salem geven, waar in de beken melk en honing stroomt!'
[10] Kijk, in de zin van de beeldspraak van toen, wilde God tegen Mozes zeker niet zeggen dat hij zijn voetbekleding werkelijk af moest leggen, maar dat hij de oude Adam ofwel de begeerlijkheid van de uiterlijke, zinnelijke mens af moest leggen. Want die staat in dezelfde verhouding tot de eigenlijke levensmens net zo, als de schoenen aan de voeten van een mens, die ook het onderste, uiterste, laatste zijn en het eerste zijn wat men kan missen.
[11] De plaats die God heilig noemt, slaat op de toestand van de ziel, die zeer deemoedig moet zijn omdat deze anders niet kan bestaan voor het aangezicht van de eeuwige liefde, want dat is een waar vuur der levenselementen.
[12] De brandende doornstruik is een teken dat de weg van de profeet met veel dorens bezaaid zal zijn. Maar zijn grote liefde tot God en zijn broeders, die zich als een vlam boven en door de gehele doornstruik laat zien, zal de punten van de dorens verzengen en daarna het gehele, stekelige struikgewas verteren en een pad zonder dorens banen.
[13] Kijk, dat is de betekenis van dat, wat je daarnet geciteerd hebt! Als je dit weet, hoe kun je dan een aardse plaats meer of minder heilig noemen?
[14] Trekken jullie ook je wereldse schoenen geheel uit en deemoedig je in alle levensopzichten, dan zullen jullie ook net zo waardig hier staan als wij. Want wij allen zijn hier als mensen geheel gelijk voor God en voor de Ene die hier is, en niemand wordt voorgetrokken boven de anderen!"
[15] Nadat SUETAL deze woorden van Mathaël heeft gehoord, zegt hij: " Ja, als je eenmaal zo boordevol wijsheid zit, kun je wel heel makkelijk zonder vrees zijn. Een ziende kan nu eenmaal gemakkelijk voorwaarts gaan, maar een blinde moet vooraf steeds uitzoeken of zijn volgende stap wel veilig is en ondanks alle voorzichtigheid en onophoudelijk onderzoekende behoedzaamheid, stoot men toch altijd ergens tegenaan. Maar als je een wegwijzer hebt, zoals jij, beste broeder Mathaël, er een bent, dan kan men als stekeblinde ook nog vooruitkomen! 0, nu blijven we wel, en verheugen ons buitengewoon zo spoedig mogelijk nader kennis te maken met hem, waarover jij om voor de hand liggende redenen zo'n uitstekend getuigenis hebt gegeven!"
[16] JULIUS zegt, terwijl hij Mathaël vriendelijk de hand drukt: "De Heer zij eeuwig dank, die jou en je vier broeders zo geweldig heeft genezen! Wat heb ik nu al niet allemaal van je geleerd en zo helder en goed begrijpelijk, en ik merk bij mijzelf dat het in mijn ziel nu behoorlijk begint te dagen en als dat zo door gaat, hoop ik binnenkort ook in jouw voetspoor te treden!"
[17] MATHAËL zegt: "Iets anders zou ook helemaal niet kunnen! Want er is maar één God, één leven, één licht, één liefde en maar één eeuwige waarheid; ons leven hier op aarde is de weg erheen. Uit de liefde en uit het licht zijn wij door de wil van de eeuwige liefde in God voortgekomen om een zelfstandige liefde en een zelfstandig licht te worden; dat kunnen wij, dat moeten wij!
[18] Maar hoe? Kijk, geëerde broeder: alleen door de liefde tot God en door haar nooit aflatende werkzaamheid! Want onze liefde tot God is de liefde van God Zelf in ons en deze leidt onze ziel in de steeds verhoogde bedrijvigheid van het ware, eeuwige leven, dat op zichzelf de algehele waarheid en het helderste licht is. Als het dus in een mensenziel begint te dagen, dan is zij al dicht bij het eeuwige levensdoel en kan onmogelijk meer anders dan het doel van het eeuwige leven bereiken en dat is alles wat het volmaakte leven in alle vrijheid en totale zelfstandigheid ooit kan bereiken!
[19] Wees daarom blij en opgewekt, geëerde broeder, weldra zal ook uw ziel datgene te zien krijgen, wat de mijne nu in steeds helderder licht ziet! Pas als het volledig dag is in uw ziel, zult u de grootte beseffen van Diegene, die u nu nog met enige schroom de 'Heiland van Nazareth' noemt.
[20] Als mens is Hij u en mij gelijk -maar Zijn geest1 Die doordringt met Zijn kracht en met Zijn licht de eeuwige oneindigheid! -Heeft u, geëerde broeder, mij begrepen?"
[21] JULIUS zegt, tot tranen bewogen: "Ja, beste en eigenlijk veel hoger dan ik staande broeder. Waarlijk, van liefde zou ik je haast dooddrukken en de Heiland Jezus uit Nazareth kan ik nu zonder tranen van liefde helemaal niet meer aankijken en ik begrijp nu pas de grote liefde van dat meisje, dat bijna niet meer bij Hem is weg te slaan!"
[22] SUETAL zegt: "Goddank, nu zal het niet zo moeilijk meer zijn hem te herkennen! Wij hoeven alleen maar te kijken bij wie dat bepaalde meisje zich bevindt, die zal het zijn!" -Daar letten zij op.
«« 49 / 246 »»
Graag willen wij u wijzen op het grote belang van aanschaf van de originele boekwerken die hier digitaal kunnen worden ingezien. Hiermee bevordert u de voortgang van de werkzaamheden m.b.t. herdrukken en uitgifte van nieuwe vertalingen, en niet te vergeten het beschikbaar houden van boeken voor een grote groep mensen die niet vertrouwd zijn met digitale communicatiemiddelen. Informatie over het bestellen van deze boeken vindt u op www.lorber.nl.