Verdere twijfels.

Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)

«« 51 / 246 »»
[1] IK zeg: " Aan de ene kant wel, maar aan de andere kant zeker niet! Ja, als de Essenen de doden op dezelfde wijze opwekken als de Nazareeër, heb je in ieder opzicht gelijk. Maar er is een echte Esseen hier onder de leerlingen van de Nazareeër. Hij is uitgezonden om óf de Nazareeër te winnen voor hun grote bedroginstituut, óf minstens het geheim van hem te weten te komen hoe hij zijn zieken geneest en zijn doden opwekt.
[2] Toen hij zich er echter al gauw van overtuigde dat bij de Nazareeër alles openlijk ten aanschouwe van iedereen en zonder enige bedrieglijke kunstgreep verricht werd, maar alleen door het aloude woord 'Er zij', nam hij afscheid van zijn Esseeërschap, dat zo vol bedrog was, maakte alle bedriegerijen bekend en werd zelf leerling van de Nazareeër. Daar staat hij, helemaal alleen onder een boom; ga naar hem toe en laat je door hem voorlichten!"
[3] Een ANDER van de acht antwoordt: "Vriend, voor ons hoeft dat niet, want ik ken de Essenen door en door. Het is een buitengewoon, maar in de aard prijzenswaardig bedrog, en de Nazareeër heeft die trieste school nooit doorlopen! Ik denk eerder aan Egypte, want de Nazareeër moet belangrijke vrienden bij de Romeinen hebben en daardoor kan men wel in Egypte komen!"
[4] IK zeg tegen de tweede spreker, die Ribar heette: "Hoe kwam jij dan achter de geheimen van de Essenen? Want Ik heb gehoord dat dat zonder levensgevaar vrijwel onmogelijk is!"
[5] RIBAR antwoordt: "Vriend, met veel geld en slimme streken komt men overal achter. Natuurlijk moet je van huis uit niet op je achterhoofd zijn gevallen, zodat je achter dat wat getoond wordt ook het andere ziet, wat niet getoond wordt! Daar heb je duidelijk een hoge graad van geslepenheid voor nodig, en daarom zou ik ook wel eens een keer de goede heiland uit Nazareth aan de tand willen voelen en reken maar dat hij me geen zand in de ogen zal strooien.
[6] Maar als hij werkelijk dat is wat men van hem vertelt en wat de wijze Mathaël over hem uit de doeken heeft gedaan, nu, dan zal men hem ook net als Mathaël alle eer geven! Slechts één ding brengt mij van de wijs en dat is, dat hij leerlingen aanneemt. Ik zeg: Als dat wat hij doet puur goddelijk is, zal geen leerling hem dat ooit na kunnen doen, ook al zou deze een volle eeuwigheid bij hem in de leer gaan. Is het echter menselijk, dan is het heel normaal dat hij leerlingen heeft. Want wat de ene mens doet, kan een ander mens ook doen als hij daarvoor de kennis en voldoende middelen bezit. Gaat het echter, zoals gezegd, om iets zuiver goddelijks, dan zal het nadoen wel nooit lukken! Want daar zou de gehele almacht en wijsheid van God voor nodig zijn!"
[7] IK zeg: "Vriend Ribar, je redeneert weliswaar niet slecht, maar in de kern van de zaak heb je ongelijk. Een God kan toch ook wel uit alle mensen er een aantal speciaal opvoeden en opleiden, zoals Hij Henoch, Mozes en nog veel andere profeten heeft opgeleid, opdat zij vervolgens leraren van de mensheid zouden worden en verkondigers van de goddelijke wil aan de mensen van deze aarde. Met deze veronderstelling lijk je er dus behoorlijk naast te zitten en daarmee zul je op de heiland van Nazareth geen vat krijgen!
[8] Wat slimheid betreft zul je in de Nazareeër een zeer machtige en onoverwinlijke tegenstander vinden! Ik ken hem en weet, dat van menselijke zijde helemaal geen vat op hem is te krijgen, want het is heel moeilijk één op de duizendmaal iets tegen hem in te brengen!"
[9] RIBAR zegt: "Dat wil ik nog wel eens zien! I.k heb al vaak zulke wisselzangen en voorspelen gehoord, maar uiteindelijk liep het bijna altijd uit op de spreuk van de Romeinen: Si tacuisses, philosophus mansisses (Spreken is zilver, zwijgen is goud!). Daarom hecht ik vóóraf nergens waarde aan maar alleen maar áchteraf. Ik loop nergens op vooruit en geef geen oordeel over iets wat ik niet zelf heb beproefd. Maar als ik eenmaal iets heb beproefd, vel ik maar zelden een verkeerd oordeel, maar sla bijna altijd de spijker op de kop. - Bent u soms ook zo'n leerling van hem?"
[10] IK zeg: "Dat nu niet bepaald, maar wel een van zijn beste vrienden en ik ken hem nagenoeg het beste!" - Bij dit tweegesprek kunnen verscheidenen een heimelijke glimlach nauwelijks onderdrukken en er ontgaat niemand ook maar een enkel woord.
«« 51 / 246 »»
Graag willen wij u wijzen op het grote belang van aanschaf van de originele boekwerken die hier digitaal kunnen worden ingezien. Hiermee bevordert u de voortgang van de werkzaamheden m.b.t. herdrukken en uitgifte van nieuwe vertalingen, en niet te vergeten het beschikbaar houden van boeken voor een grote groep mensen die niet vertrouwd zijn met digitale communicatiemiddelen. Informatie over het bestellen van deze boeken vindt u op www.lorber.nl.