Vergelijkingen met de wonderen van magiërs.

Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)

«« 55 / 246 »»
[1] SUETAL zegt: "Amen! Dat vind ik ook! Want zoiets heeft nog nooit een sterfelijk oog gezien! De magiërs ten tijde van de Farao hebben ook wel stokken op de grond geworpen, die slangen werden, maar daar waren wij niet bij! En zouden wij daarbij zijn geweest, dan zouden wij waarschijnlijk hetzelfde kunststuk gezien hebben dat wij eens, net eender, in Damascus hebben gezien. Een Perzisch tovenaar gooide een knuppel op een wijd uitgestrekte, voor hem liggende vlakte van stuifzand. En wanneer de op een speciale manier geworpen knuppel in het stuifzand verdween, zodat men er niets meer van zag -wat natuurlijk heel snel gebeurde -kwam er uit het zand een rat of een muis tevoorschijn die haastig wegvluchtte! Deze tovenaar deed het voorkomen alsof hij uit de in het zand geworpen knuppels ratten en muizen toverde. Maar ik onderzocht daarna het zand en vond de gegooide knuppels onveranderd terug, daarbij vond ik ook duidelijke sporen dat de tovenaar, waarschijnlijk zonder getuigen, tevoren een bepaald aantal ratten en muizen in het zand verborgen vasthield door op meerdere plaatsen een speciaal lievelingsvoer in door hem gemaakte zandholletjes te leggen, waarmee de daar uitgezette ratten en muizen heel rustig en behaaglijk bezig bleven tot ze door de handig geworpen knuppel gedwongen werden uit het holletje te springen en weg te lopen.
[2] Het domme volk vereerde de Perzische magiër als een god en spekte zijn zakken met allerlei kostbare zaken. Toen ik er een paar waarvan ik dacht dat ze verstandiger waren, wilde overtuigen, noemden zij mij een lasteraar en ik kreeg maar net de tijd om mij uit de voeten te maken. Ik kwam daardoor tot de overtuiging, dat ten eerste zulke magiërs heel scherpzinnige, rare snuiters zijn, die met hun eventuele kennis en opgedane ervaringen op het gebied der natuur zich de domheid van de vele andere mensen, die net als vee vegeteren, ten nutte weten te maken. In de tweede plaats merkte ik dat zulke oerdomme mensen ook door de beste wil van een wijze mensenvriend nooit helemaal op de goede weg te brengen zijn.
[3] En zo zullen alle geroemde wonderwerken van de priesters en magiërs in heel Egypte en Perzië er wel uitzien, en de wonderdaden van de Essenen zullen wel net eender zijn.
[4] Maar deze twee wonderen hier, die de leerling van de grote meester deed, en de wonderbaarlijke genezingen waar wij van gehoord hebben dat zij door de grote heiland verricht zijn, zijn zo zuiver boven al de magische bedriegerijen verheven, als een zon met haar heldere en reine licht verheven is boven ieder nietig en bedrieglijk dwaallicht. Bij deze twee wonderen is, zoals gezegd, iedere menselijke wijsheid uitgepraat. Daar helpt geen denken en testen meer, daar werkt de almacht van God aan wie natuurlijk niets onmogelijk kan zijn.
[5] Maar wat voor ons overblijft is de les daaruit dat wij juist daarom datgene wat de grote heiland leert des te actiever moeten toepassen, omdat door hem, zoals ik dat nu begin te zien, misschien juist in onze tijd een oude belofte van Jehova in vervulling zou kunnen gaan."
[6] IK zeg tegen Suetal, terwijl de twaalf Mij nog steeds niet persoonlijk herkend hebben: "Ben je wel enigszins overtuigd van die mening?"
[7] SUETAL zegt: "Vriend, de mening die nu bij mij heeft postgevat wordt in ieder geval bij mij tot zekerheid! Want kijk, ik heb een heel eenvoudige, maar beslist steekhoudende reden om dat aan te nemen! God is te eindeloos goed en wijs om een mens zo machtig op te wekken en met Zijn almachtige geest te vervullen om alleen maar een aantal zieken lichamelijk te genezen en uit stenen brood en vissen te maken. Met zo'n mens, die als een zon ver boven Mozes en alle andere profeten is verheven, heeft God zeker ook nog een hoger, ons nog geheelonbekend, groot doel voor ogen! Want voor onbelangrijke doeleinden, om alleen voor de ogen van de gaaplustige en op wonderen beluste, blinde en domme mensenmenigte allerlei wonderen te verrichten heeft God, zoals gezegd, zo'n Godmens niet op deze aarde gezet! Ik ben geneigd in hem bijna de door alle aartsvaders en profeten verkondigde, grote messias der Joden te zien en daarvan ben ik, beste vriend, haast geheelovertuigd!
[8] Mocht hij het echter toch niet zijn, dan zou ik echt niet weten op wie wij dan nog zouden moeten wachten, die in staat zou zijn nog grotere en voor God waardiger dingen te doen! -Wat denkt u daar nu van beste vriend, vooropgesteld dat u als Griek enigszins vertrouwd bent met de Schriften der Joden?!"
[9] IK zeg: " Ja, ik deel helemaal jouw mening, want met de Schriften van de Joden ben ik heel goed op de hoogte. Maar nu zou Ik toch nog van je gezellen willen horen hoe zij over onze goed gefundeerde mening denken! Ribar is zo'n beetje woordvoerder voor alle tien. Laten we dat aan hem vragen en zien, wat voor mening hij daarover wil geven. Vraag jij het hem maar!"
[10] SUETAL zegt: "We gaan het hem meteen vragen, want nu zal hij hopelijk toch wel genoeg naar zijn vis hebben gekeken!"
«« 55 / 246 »»
Graag willen wij u wijzen op het grote belang van aanschaf van de originele boekwerken die hier digitaal kunnen worden ingezien. Hiermee bevordert u de voortgang van de werkzaamheden m.b.t. herdrukken en uitgifte van nieuwe vertalingen, en niet te vergeten het beschikbaar houden van boeken voor een grote groep mensen die niet vertrouwd zijn met digitale communicatiemiddelen. Informatie over het bestellen van deze boeken vindt u op www.lorber.nl.