De twaalf begrijpen het nog steeds niet.

Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)

«« 75 / 246 »»
[1] Wat Raphaël gezegd heeft, bevalt de twaalf niet en daarom beginnen ze mogelijkheden te bedenken om heimelijk te vertrekken en toch maar weer, zij het dan onverrichter zake, naar Jeruzalem terug te keren, 'want' zegt SUETAL, "wij hebben tot op heden nog mets strafbaars tegen de tempel ondernomen. Wat het gezag met ons deed, daar zijn wij met aansprakelijk voor, en onze diepste gedachten kan geen tempeldienaar ooit te weten komen, dus moet de tempel ons weer gewoon opnemen. Wij zullen daarbij zeker in zijn gunst stijgen als wij het een en ander vertellen over de buitengewone dingen die wij op onze gevaarvolle.reizen hebben meegemaakt! De leiding zal met veel interesse naar ons luisteren en zeer welwillend tegenover ons staan en dan is ons kostje gekocht. Misschien zullen wij dan weer in den vreemde uitgezonden worden, maar dat zal ons niet hinderen want wij zijn behoorlijk slimme snuiters en weten nu precies wat wij moeten doen en voor wie wij het volk moeten bewerken!
[2] Maar hier in dit wonderlijke gezelschap van tovenaars of goden is het echt met om uit te houden! Altijd wordt er over liefde gesproken, zoals dat ook uit de zeer wijze toespraak van de Griek viel op te maken, maar vraagt men iets aan zo'n wonderdoener, dan geeft hij steeds een ontwijkend antwoord en wordt tevens zo grof als een stoppelveld! Nou die moet nog maar eens tegen mij beginnen over nederigheid zachtmoedigheid en liefde, dan krijgt hij zo van mij op zijn kop, dat hij niet veel terug zal zeggen!
[3] Wie zijn broeder tot nederigheid maant, moet eerst zelf nederig zijn, of hij moet eerst..een ellenlange prediking over de nederigheid tegen zichzelf houden voor hij een van. Zijn broeders tot nederigheid maant! Kijk me nu zo'n jonge, welgemanierde wonderdoener eens aan, hoe grof hij ons tenslotte behandelt! Wat gaat ons zijn kunst om wonderen te doen aan en wat hebben wij eraan, als wij het hem niet na kunnen doen?! Moet hij daarom zo grof tegen ons worden?
[4] Dat .ik vanwege het meisje die heel natuurlijke en zeker niet hatelijke opmerking heb geplaatst over iets wat toch ieder mens die zijn ogen met in z'n.zak heeft, hier zelf kan zien, dat kan toch geen verstandig mens beledigen. Want wat ik zei, is in ieder geval in ónze ogen een heel gewoon menselijk verschijnsel en mist ieder profetisch tintje. Ik duidde slechts op het duidelijke kontrast, dat hier, wat de daden betreft, goddelijk wonderlijke dingen gebeuren, maar wat de zedelijke levenssfeer betreft ieder gewoon mens hier alleen maar gewone en natuurlijke dingen ziet: En die heel onschuldige opmerking van mij wond dat toonbeeld van deemoed en zachtmoedigheid zo op, dat hij ons ten eerste erg beledigde en ten tweede de rug toekeerde, zodat wij niets terug konden zeggen! Heus, zulk gedrag hoort duidelijk thuis in een gekkenhuis, maar niet onder mensen met enige ontwikkeling, en het allerminst in het gezelschap van louter liefde-, deemoed en zachtmoedigheidpredikers! Daarom wil ik echt niet lang bij dit gezelschap blijven, want er is niets vervelender dan bij mensen te zijn die je nooit helemaal kunt begrijpen en van wie je ook niet weet waar je met hen aan toe bent en in hoeverre je ze kunt vertrouwen! Heus, van deze meesters zou ik voor niets ter wereld een nog zo domme leerling willen zijn! -Heb ik gelijk of niet? Hoe denk jij daar nu over, broeder Ribar? Wat vind je, -moeten we gaan of nog blijven, want we zijn nu vrij en kunnen van nu af aan in het vreemdelingenlegioen gaan of ook naar huis gaan?!"
[5] RIBAR antwoordt: "Ik vind dat we toch moeten blijven, want we zijn met door een bebaarde man, maar door de erg baardeloze wonderknaap -waarschijnlijk vanwege jouw aandrang dat wij de grote meester nu wel eens wilden zien -een beetje terechtgewezen!
[6] Ik denk daar het volgende van: De jongen heeft van zijn meester zeker nog het verbod meegekregen om onder geen beding zijn meester voortijdig te verraden. Maar nu heb jij hem daarover het vuur na aan de schenen gelegd en toen heeft hij zich, omdat jij hem wat lastig viel, uit die situatie gered door ons allen de rug toe te keren. Daarom vind ik toch dat wij moeten blijven en moeten zien, of we geen kennis kunnen maken met de grote meester!
[7] Zeker wordt het je hier heel wonderbaarlijk te moede als je je aan de ene kant bijna onder louter goden waant en het er aan de andere kant toch weer heel natuurlijk en menselijk schijnt toe te gaan! Van vasten voor de sabbat is natuurlijk geen sprake, want vrijwel de meeste aanwezigen zijn Romeinen en Grieken. Ook wordt er weinig gebeden. Maar wat er gezegd wordt, stroomt vaak over van wijsheid, groter dan die van Salomo. Kortom, alles loopt hier wonderlijk door elkaar. Wij bevinden ons hier bij mensen, die door God geroepen schijnen te zijn om hemel en wereld dichter bij elkaar te brengen en na verloop van tijd voor de mensen van deze wereld meer mogelijkheden te verschaffen voor de ontwikkeling van hun geestelijke krachten en de daartoe vereiste, lichamelijke krachten! Ik kan daarom ondanks al zijn grofheid niet boos worden op de jongen, want zo'n opstopper is meestal helemaal niet zo slecht omdat men daardoor vaak sneller tot inzicht komt dan door honderd bescheiden lessen."
[8] SUETAL vraagt wat peinzend: "Hoe bedoel je dat nu precies?"
[9] RIBAR zegt: "Dat zal ik je nu meteen haarfijn uitleggen!"
«« 75 / 246 »»
Graag willen wij u wijzen op het grote belang van aanschaf van de originele boekwerken die hier digitaal kunnen worden ingezien. Hiermee bevordert u de voortgang van de werkzaamheden m.b.t. herdrukken en uitgifte van nieuwe vertalingen, en niet te vergeten het beschikbaar houden van boeken voor een grote groep mensen die niet vertrouwd zijn met digitale communicatiemiddelen. Informatie over het bestellen van deze boeken vindt u op www.lorber.nl.