Ribar veronderstelt de aanwezigheid van de Heer.

Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)

«« 76 / 246 »»
[1] "Kijk, de jongen heeft ons, naar mijn mening niet geheel zonder reden - doof, blind en dom genoemd, en ook de ezel die hij eerder naast ons neerzette, liet ons eigenlijk hetzelfde zien!
[2] Weet je, ik geloof steeds meer, en nu vooral, dat juist die heel gemoedelijk uitziende Griek de grote Nazareeër is! Ik heb hem steeds in de gaten gehouden en er is mij aan hem nu zo veel opgevallen, dat ik er haast geen ogenblik meer aan twijfel dat hij het is! Alle ogen, oren en harten zijn op hém gericht. De machtige en anders zo onverbiddelijke opperstadhouder aanbidt hem letterlijk. De jongen doet alles slechts op zijn wenk en als hij het zegt, en wat hij zegt is helder en vol wijsheid! Daarnaast merkte ik, dat hij de opperstadhouder ook natuurlijke geneesmiddelen noemde tegen de te grote vurigheid van jonge vrouwen. Kijk, dat kan alleen maar een genezer doen! Bovendien moest de voordracht die hij gehouden heeft, zo snel mogelijk worden opgeschreven en wel op de wonderbaarlijkste manier ter wereld! Zet dat alles nu eens netjes op een rij, dan zul je zelf wel ontdekken dat ik niet helemaal ongelijk zou kunnen hebben, en de jongen ook niet, toen hij ons doof, blind en dom noemde! -Wat vind je ervan en wat denken jullie allen hierover?"
[3] SUETAL zegt: "Weet je, helemaal ongelijk kon je echt wel eens met hebben, want nu begint wat dat betreft bij mij zelf een lichtje te branden! Maar als dat zo is, dan heeft de jongen ons echt niet onheus behandeld, want dan zouden we werkelijk zo blind zijn dat we het bos door de ?omen niet zagen! Maar wacht eens, ik zal van nu af aan de Griek beter in het oog houden en dan zien we gauw genoeg in hoeverre jij misschien gelijk hebt!"
[4] Vanaf dat ogenblik houdt SUETAL Mij heel opmerkzaam in de gaten en daarnaast ook het doen en laten van alle andere gasten, en hij zegt na een. poosje tegen Ribar: "Broeder, ik geloof dat je werkelijk gelijk hebt: hij moet het ongetwijfeld zijn! Want aan alle gezichten kun je duidelijk zien, dat zij hem zonder meer als de leider van het hele, grote gezelschap vereren en dat zelfs de opperstadhouder niets durft te doen zonder zijn toestemming! Als deze schijnbare Griek in werkelijkheid slechts de naaste en meest wijze vriend van de grote meester zou zijn, zoals hij zich eigenlijk ook bij ons heeft geïntroduceerd, zou men hem in dat geval dan óók zoveel aandacht schenken!? Als hij zich voorheen aan ons maar niet als een zeer intieme vriend van de grote meester had voorgedaan, dan zou ik hem allang als de grote meester hebben begroet! Maar het zou toch ook vreemd zijn geweest, als wij de brave man voor iets anders gehouden zouden hebben dan waarvoor hij zichzelf heeft uitgegeven. Je kunt toch met recht van de zo van Gods geest doordrongen man aannemen dat hij met ons, argeloze Joden, geen verstoppertje zal of wil spelen!?"
[5] RIBAR zegt: "Daar denk ik weer heel anders over, want door zich tegenover ons als de beste vriend van de grote meester voor te doen, heeft hij ons beslist geen onwaarheid gezegd, ook al was hij dan de eigenlijke meester zelf. Want weet je, iedereen kent zichzelf altijd zeker het best en is daardoor ook zijn allernaaste en allerbeste vriend! Als iemand nu in een bepaalde, goede bui zoiets van zichzelf zegt, zit daar beslist geen spoor van onwaarheid in. Bovendien kan zo'n wijze man ook nog wel een bepaalde, verborgen reden hebben om zich tegenover meerdere mensen niet meteen helemaal bloot te geven, en later zullen wij dat zeker ontdekken. Kijk maar eens naar de wijze Mathaël, hoe hij haast iedere keer dat hij de Griek aanziet, tranen van ontroering in de ogen krijgt! Broeder, daar is zeker een goede en belangrijke reden voor!
[6] Zo schijnt mij toe dat ook de grote liefde die het, overigens zeer intelligent uitziende, meisje voor deze Griek toont, meer vóór, dan tégen mijn mening spreekt. Want neem nu eens de werkelijk meer dan hemelse schoonheid van onze jonge wonderdoener! Ik denk, dat er ogenblikkelijk ontelbare vrouwen en meisjes bijna wanhopig verliefd op hem zouden moeten worden!? En toch kijkt het meisje nauwelijks naar hem om, hoewel hij als jongen vele malen mooier is dan het meisje. Maar bij de Griek zou zij bepaald in zijn hart willen wonen! Ik zeg, broeder, dat is ook niet zo maar! Dit meisje moet dus een heel andere reden hebben om zo verliefd op deze schijnbare Griek te zijn. Bij nadere beschouwing komt het mij voor dat het meisje alleen in het goddelijke van hem verliefd is en zijn lichaam vrijwel buiten beschouwing laat! Kijk maar eens naar haar ogen, die meer van een zekere eerbied stralen dan van een zinnelijke liefde, dan zie je al gauw dat er bij het meisje geen sprake is van zinnelijke liefde!"
[7] SUETAL zegt: "Broeder, je draagt je naam werkelijk niet voor niets, want een visser moet een scherp oog hebben! Mij vallen nu zelf wel honderd dingen op waar ik eerder niet op lette. Zij duiden alle op wat jij beweert. Aan onze jongeman valt mij nu ook wat op! Hij is nu een paar maal door de Griek, die vrijwel zeker de grote meester is, het huis in gestuurd. Ik zag echter niet hoe hij ging, maar -hij was er eenvoudig! Zijn gaan is net zoals hij schrijft: waar hij wil zijn, daar is hij ook al! Broeder, dat lijkt me ook niet normaal! Als hij niet steeds alleen maar dat zou doen, wat de schijnbare Griek hem in zekere zin opdraagt, dan zou ik hem haast zelf voor de meester houden. Maar omdat hij steeds alleen maar dat doet, wat hem door de schijnbare Griek wordt opgedragen, kan men hem toch alleen maar voor een dienaar houden en niet voor een heer! Maar het is wel uiterst merkwaardig, hoe ver deze jonge man het in de een of andere, puur goddelijke magie. heeft gebracht!"
[8] RIBAR zegt: "Wat jij nu bij de jongeman hebt opgemerkt, is mij al eerder bij hem opgevallen. Maar ik heb, weet je, persoonlijk ook eerder bij het eten van zijn acht vissen iets heel vreemds gezien, namelijk dat hij eigenlijk geen vis op de normale manier met de mond heeft gegeten zoals wij. Hij bracht de vis slechts tot aan de mond, -en dat was alles! De vis verdween met huid en graat, en zo ging het ook met het brood en de wijn! Alles verdween op het moment dat hij het aan zijn lippen bracht! Ik voelde mij naast hem helemaal niet op mijn gemak! Waarlijk ik heb heel ongemerkt een paar maal onder de tafel naar zijn voeten gekeken, maar die waren steeds zo gaaf en hemels mooi als ik ze nog nooit in mijn leven bij een jong meisje, laat staan bij een jongen heb gezien! Dat kalmeerde mij weer en ik zou, als ik mij daarvoor niet gegeneerd had, zijn wonderbaarlijk aantrekkelijke, mooie voeten met veel vreugde een eeuw lang steeds maar door hebben kunnen bekijken en bewonderen! Voorwaar, als er nu een engel uit de hemel zou komen, kon hij onmogelijk op nog mooiere voeten staan!"
[9] SUETAL zegt: "Kijk, dat is nu weer iets wat mij niet is opgevallen, maar gezien zijn verdere, wonderbaarlijke schoonheid, zou men haast zeggen dat hij een hoger, geestelijk wezen was, -want zijn gestalte en zijn bijzondere wonderen schijnen dat welhaast rond te bazuinen! Maar daarbij doet zich weer de omstandigheid voor, dat hij ons als jongste leerling van de grote meester werd voorgesteld, die het al zo ver in de goddelijke magie gebracht heeft. Dat zegt dan echter natuurlijk net zo veel als: Wanneer deze jongste al zo veel presteert, wat zullen dan de oudere leerlingen wel niet allemaal kunnen!? Bij zo'n logische veronderstelling valt de gedachte aan een hoger wezen in de jongen vanzelf weg, want als hij het tóch zou zijn, dan zou de echte, grote meester ons eerder duidelijk belogen hebben, en dat kan men van zo'n man toch met veronderstellen! -Wat denk je daarvan?" ..
[10] RIBAR zegt: "Ja, het schijnt wel zo te zijn, maar in deze sfeer lijkt het mij toe dat de oude sluier van Isis nog niet voor onze ogen is weggehaald! Als de grote meester echter soms toch dat zou zijn, wat Mathaël eerder over hem zei, dan zou ook een engel uit de hemelen zijn leerling kunnen zijn! -Heb Ik gelijk of niet?"
«« 76 / 246 »»
Graag willen wij u wijzen op het grote belang van aanschaf van de originele boekwerken die hier digitaal kunnen worden ingezien. Hiermee bevordert u de voortgang van de werkzaamheden m.b.t. herdrukken en uitgifte van nieuwe vertalingen, en niet te vergeten het beschikbaar houden van boeken voor een grote groep mensen die niet vertrouwd zijn met digitale communicatiemiddelen. Informatie over het bestellen van deze boeken vindt u op www.lorber.nl.