De schoonheid van de kinderen van God.

Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)

«« 92 / 246 »»
[1] Hij ging daarom ernstig naar Ouran en de mooie Helena en vroeg hun, of zij nu al goed nagedacht hadden over wat hij hun had gezegd.
[2] Helena zegt daarop met een heel vriendelijk gezicht: "Maar hoor nu eens, men zegt, dat ook ik een mooi meisje ben, men noemde mij immers al vaak een tweede Venus, vindt u dan dat deze naam voor mij ook de betekenis heeft waarvan u sprak? Zeg het mij, beste, wijze vriend!"
[3] Deze vraag bracht onze MATHAËL eerst wat in verlegenheid, omdat hij meteen aanvoelde dat Helena wat beledigd was, maar hij vermande zich snel en zei: Lieve zuster in God! Wat ik je vertelde, geldt alleen voor de kinderen van de wereld. De echte kinderen van God hebben altijd een wijs hart ook al zijn ze uiterlijk nog zo mooi.
[4] Bij hen is de uiterlijke schoonheid slechts het uithangbord van hun innerlijke, geestelijke schoonheid, maar bij de kinderen der wereld is zij een bedrieglijke, witte laag over de graven, die als zij gekalkt worden er mooi en uitnodigend uitzien, maar die van binnen gevuld zijn met verrotting en afschuwelijke stank.
[5] Maar jij zoekt God, -daarom ben je ook een kind van God. De kinderen van de wereld zoeken slechts de wereld en zijn daarom ook kinderen van de wereld. Zij mijden het goddelijke en zoeken slechts de eer en het aanzien van de wereld.
[6] Als zij de wereld groot, heerlijk en mooi noemen dan is dat hun hele gelukzaligheid. Als men echter met hen over goddelijke dingen begint te spreken, weten zij niets en om hun schande te verbergen omhullen zij zich met allerlei werelds klatergoud, met arrogantie en met hoogmoed en vervolgen met toorn, haat en hoon alle wijsheid die uit God in de harten der kinderen Gods wordt gegoten.
[7] Daarom is er een groot onderscheid tussen de schoonheid van de kinderen van God en de kinderen van de wereld. De eerste is, zoals gezegd, een uithangbord van de innerlijke schoonheid der ziel en de tweede is een bedekking van het graf, en dat stelt de schoonheid van Venus voor, - maar niet de jouwe, want jij zoekt God en hebt Hem ook reeds gevonden, Daarom behoef je mijn eerdere verklaring over Venus ook zeker niet op jou te betrekken. - Heb je mij nu goed begrepen?"
[8] HELENA zegt: "O ja, maar dat ik een kind van God zou zijn, lijkt mij wel een erg gewaagde veronderstelling! Wij zijn allen wel schepsels van één en dezelfde God, maar van de beslist eindeloze verhevenheid van de ware kinderen van God kan bij ons toch geen sprake zijn, daar wij als grove en trage materiemensen toch zichtbaar behept zijn met allerlei zwakheden en daaruit voortkomende, ontelbare gebreken! Daarmee hebt u, beste en overigens zeer wijze vriend, toch wel een beetje te veel gezegd!"
[9] MATHAËL zegt: "O, helemaal niet, want kijk, dat wat ik je heb gezegd, komt van de grote Ene! Wat Hij mij heeft geleerd, is en blijft eeuwige waarheid!
[10] Kijk, stel dat je een duif hebt, die wel kan vliegen, maar waarvan je, opdat zij niet steeds bij je weg zal vliegen en gezellig tam en huiselijk zal worden, de vleugels hebt ingekort. Zo kan de duif dan niet meer naar believen op en wegvliegen, maar moet bij je blijven en zich door jou tam laten maken.
[11] Zeg nu eens, of de duif zolang zij gekortwiekt is minder duif is, dan daarvoor, toen haar vleugels nog niet gekortwiekt waren! Zullen de vleugels van het lieve duifje soms niet in korte tijd weer aangroeien? Ja, in korte tijd zal de duif haar vleugels weer terug hebben en net zo goed als vóór die tijd kunnen vliegen. Maar ze zal tam zijn en graag bij je blijven. En als zij zo nu en dan uit zal vliegen, behoef je haar maar te roepen, dan zal zij je in het hoge luchtruim horen en in duikvlucht naar je toekomen en zich door jou laten liefkozen.
[12] De kinderen Gods hebben op deze wereld ook veel zwakheden, die hen erg belemmeren om zich tot God, hun Vader op te heffen. Maar deze zwakheden heeft de heilige Vader hen gedurende het leven in deze wereld alleen maar om dezelfde reden gegeven, als waarom jij jouw duif kortwiekte.
[13] Juist door die zwakheid moeten de kinderen hun Vader herkennen, zij moeten zachtmoedig en deemoedig worden en de Vader vragen om de juiste kracht en sterkte, en Hij zal hun deze dan wel geven als het voor hen de juiste tijd zal zijn.
[14] Maar om de zwakheden, die ook de kinderen van God in zich hebben, zijn ze niet minder Zijn kinderen, evenals de duif toch een duif blijft ook al zijn voor een korte tijd haar vleugels gekortwiekt om tam te worden. -Begrijp je dit nu, lieftallige Helena?"
«« 92 / 246 »»
Graag willen wij u wijzen op het grote belang van aanschaf van de originele boekwerken die hier digitaal kunnen worden ingezien. Hiermee bevordert u de voortgang van de werkzaamheden m.b.t. herdrukken en uitgifte van nieuwe vertalingen, en niet te vergeten het beschikbaar houden van boeken voor een grote groep mensen die niet vertrouwd zijn met digitale communicatiemiddelen. Informatie over het bestellen van deze boeken vindt u op www.lorber.nl.