De uitwerking van het doven van de schijnzon.

Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)

«« 99 / 246 »»
[1] Vlak voor het doven zeg IK luid tegen allen: "Bereid je voor op het verdwijnen van het licht. Marcus, steek nu eerst alle olielampen en pekfakkels aan, anders zou de plotseling op dit heldere licht volgende, dikke duisternis jullie ogen schaden en pijn doen!"
[2] Marcus en zijn dienaars steken nu zo snel mogelijk alle soorten lichten aan, en Cyrenius en Julius bevelen de soldaten takkenbossen aan te steken. Als alles goed brandt, zeg IK luid: "Doof, schijnlicht der lucht, en wordt rustig, geesten die daarmee bezig waren!"
[3] Na Mijn opdracht doofde de schijnzon abrupt en een inktzwarte duisternis daalde ogenblikkelijk over de gehele streek, en men hoorde duidelijk het luide angstgehuil uit de nabijgelegen stad.
[4] Hoewel de mensen de vele lichten op de berg waar wij gezellig zaten, goed konden zien, dorst geen van de duizenden ook maar één stap te verzetten. De Joden zagen in hun grote angst de sterren al echt van de hemel vallen en op onze berg liggen. De heidenen dachten dat Pluto door zijn furiën de zon had laten stelen van Apollo, die waarschijnlijk te veel aandacht had gehad voor de een of andere vrouwelijke schoonheid, en dat er nu weer een godenoorlog op aarde zou losbarsten.
[5] Een godenoorlog was volgens de heidense sagen niet zo'n wenselijk verschijnsel op aarde, omdat die van eertijds verschrikkelijk moest zijn geweest. De reusachtige goden der onderwereld moeten toen met grote kracht maar liefst hele brandende bergen naar de Olympus hebben geslingerd, waarbij Zeus zich natuurlijk behoorlijk verdedigd had met talloze bliksems en hagelstenen zo groot als bergen, waardoor hij de kwade machten der onderwereld had overwonnen.
[6] Omdat van de stad uit gezien het licht van de schijnzon zich boven onze berg bevond, die echter, na het doven, door al de lichten en wachtvuren scheen te gloeien, dachten de heidenen dat de furiën de zon in onze berg hadden verstopt en dat de vorsten der onderwereld daar nu wachten bij hadden opgesteld met brandende onderwereldfakkels. Wee degene, die deze berg zou naderen, die aan alle kanten ook werkelijk een aantal meer of minder diepe grotten had, zoals die ene, waar het huis van Marcus tegenaan gebouwd was en die hem als royale kelder en ook als opslagplaats diende.
[7] De Joden gingen daarom niet naar de berg uit angst door de op de berg vallende sterren geraakt of verbrand te worden en de heidenen gingen niet uit angst voor de furiën, en trokken zich, toen hun ogen wat meer aan de duisternis gewend waren, langzaam maar zeker in hun huizen terug. Sommigen sliepen al gauw in, maar anderen bleven de gehele nacht in angst en vrees wakker vanwege de verwachte, verschrikkelijke dingen die nu, volgens de profetie van Daniël, op aarde stonden te gebeuren. De heidenen wachtten op de eerste bliksems en donderslagen van Zeus en op het verschrikkelijke, wereldomvattende spektakel dat Apollo tegen de rover Pluto zou ontketenen.
[8] Kortom, er heerste in de gehele, vrij grote stad een verwarring, die het grote Babylon van eertijds niet zou hebben misstaan. Bij ons op de berg was het daarentegen prettig toeven, want wij lieten ons het goed toebereide avondmaal op de berg brengen. Raphaël zorgde er in een oogwenk voor dat alle eettafels op de berg stonden, met inbegrip van de spijzen, zodat het Marcus en zijn familie, die aan het klaarmaken van de spijzen genoeg werk hadden, geen extra inspanning kostte. Ook de Romeinse soldaten kregen ruimschoots te eten, en hadden het al gauw best naar hun zin.
«« 99 / 246 »»
Graag willen wij u wijzen op het grote belang van aanschaf van de originele boekwerken die hier digitaal kunnen worden ingezien. Hiermee bevordert u de voortgang van de werkzaamheden m.b.t. herdrukken en uitgifte van nieuwe vertalingen, en niet te vergeten het beschikbaar houden van boeken voor een grote groep mensen die niet vertrouwd zijn met digitale communicatiemiddelen. Informatie over het bestellen van deze boeken vindt u op www.lorber.nl.