De vlieg als verzamelaar van licht en leven

Jakob Lorber - Geheimen der natuur

«« 25 / 39 »»
[1] Wat drijft nu de geesten van de eerste nog onvolmaakte soort van de zon weg in de eindeloze ruimte? Niets anders dan Mijn eeuwige orde, krachtens welke deze van de zon uitgaande geesten weliswaar een positief polaire verzadiging hebben, maar zelf negatief zijn,
[2] Wanneer twee gelijke polen elkaar naderen, stoten ze elkaar zolang af, totdat de alleen maar positief gevoede maar in wezen negatieve pool al het positieve heeft afgegeven.
[3] Zo zijn dus deze atomaire wezens feitelijk negatief van aard en kunnen ze slechts zolang ze dit karakter behouden in de zon blijven. Nemen ze echter al te gretig een lichtverzadiging uit het positieve poolgebied van de zonnegeesten aan, zodat ze wat betreft het wezen van het licht zich maar heel weinig van de eigenlijk positiefpolaire geesten onderscheiden, dan worden ze door de positiefpolaire wezens met grote snelheid naar buiten gedreven.
[4] Deze uitgedreven geesten zijn het uitstralende licht van de zon, dat zijn positieve deel afgeeft, wanneer het op een hemellichaam valt. Het meegenomen licht is dus de nog voortdurende liefde en vreugde vibratie van de volmaakte geesten.
[5] Wat betreft het negatieve deel zullen de uitgaande atomaire wezens, vooral bij nadering van een hemellichaam, -omdat ze anti polair zijn -weer naar de zon terugkeren. En dit is het terugstralen van het uit de zon afkomstige licht. Omdat deze wezens zich door hungrote snelheid steeds rechtlijnig voortbewegen, wordt het ook begrijpelijk waarom de voorwerpen waar het zonlicht op valt zeer duidelijk te zien zijn.
[6] Dat zo'n belichte vorm in haar geheel kan worden gezien, is weer het gevolg daarvan, dat elke materie waaruit een vorm is gemaakt, niets anders is dan een conflict van geestelijke potenties.
[7] Wanneer dus deze snelle lichtdragers uit de zon op een vorm stuiten, dan neemt die vorm -al naar gelang haar innerlijke geaardheid, de deeltjes die hij kan gebruiken tot zich. Wat voor hem onbruikbaar is, stoot hij met de grootste snelheid in alle richtingen terug.
[8] Het oog is dus slechts een orgaan om de vele verschillen op te nemen tussen het invallende en het teruggekaatste licht. En deze talrijke verschillende lichtsoorten vormen dan natuurlijk al die verschillende beelden in het oog, dat voor deze lichtverschillen gevoelig is.
[9] Nu zal het uiteindelijk wel duidelijk zijn, dat alles wat zich materieel manifesteert nauwkeurig beschouwd niet materieel maar geestelijk is. Alleen kunnen de mensen het geestelijke nog niet zien, daar zij nog niet in de geestelijke polariteit zijn. Maar wanneer zij zich eens daarin zullen bevinden, dan zal het tegenovergestelde gebeuren, dan zal men slechts het geestelijke kunnen zien. Al het materiële zal men er dan net zo moeten bij denken als nu het geestelijke bij het materiële.
[10] Daarom moet het u ook niet al te zeer verbazen, wanneer men in het verloop van deze verhandeling op punten stuit, die nog niet helemaal duidelijk zijn. Om al deze verhoudingen duidelijk te kunnen maken, zou een mens op aarde geheel uit de materie in het zuiver geestelijke moeten overgaan, terwijl daarvoor de tijd nog niet is gekomen.
[11] Nadat we in het kort de verschillen tussen licht en licht zo begrijpelijk mogelijk hebben verklaard, zullen we ons weer tot onze vlieg wenden, die schijnbaar in vergetelheid is geraakt. Maar Ik zie nu een nieuwe vraag opkomen, namelijk: 'Welk verband is er dan tussen de vlieg en de lichtverwekkende en lichtdragende geesten?' De vlieg, zeg Ik, zal hier een medium zijn en zal tot lichtverzamelende geest worden! Zie, hierin schuilt het grote geheim! Zou men ooit een wezen kunnen begrijpen, zonder te weten op welk standpunt het zich bevindt? Wat zou dat voor een begrip kunnen zijn? Waarlijk, er zou dan weinig onderscheid zijn hoe een mens de vlieg of een ander dier ziet, of hoe een ander dier de vlieg ziet, behalve dat een mens haar een naam kan geven en vaststellen dat ze zes voeten heeft, twee vleugels, een lichaam, een kop en tot de vliegende insecten behoort.
[12] Dus het standpunt van een ding is de basis, van waaruit bezien het pas in zijn volle waarheid verschijnt. Wat is dan de waarheid van een ding?
[13] Het geestelijke van een ding is de waarheid! Zolang dit niet is opgespoord, lijkt alles op een holle, lege noot!
[14] Bezie dus ook onze vlieg vanuit dit standpunt! Ze is voor een deel stoffelijk en daar ze leeft, voor het andere deel geestelijk.
[15] Ze bevindt zich evenals talloze ander wezens tussen de twee hoofdpolariteiten, namelijk tussen de positief levende polariteit van de zon en de negatieve van haar planeet. Ze is derhalve neutraal dat betekent noch geheel positief, noch geheel negatief. Ze is noch alleen maar lichtverwekker, noch alleen maar lichtdrager, maar lichtverzamelaar.
[16] We weten dat het licht ontstaat uit de beweeglijkheid van het levende. Dus zijn licht en leven één en hetzelfde. Het licht is derhalve een verschijningsvorm van het leven. Maar omdat onze vlieg een verzamelaar van het licht is, is zij dan ook niet een verzamelaar van het leven?
[17] Hoe uit zich dit leven nu in de vlieg? Uit het zich soms in een luisterrijk licht?
[18] Men zal van een vlieg niet kunnen beweren, dat iemand haar als een lichtgevend glimwormpje heeft zien rondvliegen. De vlieg bewaart op voorbeeldige wijze het leven in zich en laat het niet meer uitstralen. Ze heeft een donker kleedje aangetrokken, opdat het leven zich des te meer in haar zal kunnen vermeerderen
[19] Wie het wezen van de deemoed niet bij de vlieg herkent, moet meer dan blind zijn! Nu is haar veelzijdig nut bekend: maar de wereld kent het niet. En daarom is de nijvere, in al haar bewegingen nuttige vlieg aan de verachting prijsgegeven, daar ze liever het leven in zich vermeerdert dan ermee pronkt. Nu is het standpunt zichtbaar, hoe vandaar uit stralen in alle richtingen uitgaan, opdat men duidelijk de overwinning kan zien, die dit diertje altijd moedig behaalt.
[20] Wat is dan eigenlijk deze overwinning?
[21] Uitgaande van de eerste ontstaansgrond van het licht moeten we begrijpen, dat van alle denkbare opgaven de volgende het moeilijkst is op te lossen:
[22] Hoe laat zich het vrije leven binden, en hoe laat zich het voordien vrij rondzwervende leven verzamelen ?
[23] We hebben vernomen, dat bij de vorming van een planeet de vlieg deze als eerst zichtbare schepsel bewoont. Hier zagen we de vlieg als eerste het verspreide leven in zich opnemen. En na de beschouwing van het licht zagen we de vlieg weer als levensverzamelaar tussen zon en planeten. Wat is het onderscheid tussen nu en die oertijd, toen de vlieg nog de enige bewoner van een aardbol was? Aan de ene kant is er helemaal geen verschil, want zowel nu als vroeger beantwoordt ze volledig aan haar destijds gegeven natuur en orde. Maar aan de andere kant is er een oneindig verschil, want ze staat nu niet alleen op de laagste polaire trap voor het verzamelen van leven, maar ook van de omzetting daarvan tot steeds hogere potenties en tenslotte tot de hoogste potentie van het oerleven zelf.
[24] Toen was tussen haar en de oneindige macht (potentie) nog een eindeloze kloof; nu is deze opgevuld door het wezen van de mens, en ook door de bijna eindeloze rij van wezens die aan de mens vooraf ging.
[25] Destijds werd getoond, wat dit diertje was; nu wordt weliswaar hetzelfde getoond, maar tevens is daarin de overwinning te zien: dat is de instandhouding van het leven!
[26] Maar hoe behield die vlieg het leven?
[27] Door haar grote werkzaamheid. Want het leven wil in daden worden omgezet. Verder door haar grote deemoed, want het leven moet verzameld worden! Ze behield het door gehoorzame onderwerping aan Mij n wil. Want alle leven moet in orde gebracht worden, wanneer het zich eens terugzal vinden en zichzelf bewust zal kennen.
[28] Wie nu deze punten overdenkt en ook de voorschriften die door Mij zijn gegeven voor eeuwige instandhouding van het leven, moge deze voor zichzelf goed in acht nemen, opdat hij daardoor steeds geschikter en bekwamer wordt en Mij steeds nader komt. Zo zal hij tenslotte ook de grootste overwinning mogen beleven. Dat is de wedervereniging van elk afzonderlijk leven met Mijn oereeuwige Leven.
[29] Hoe dat zonder enige belemmering zal geschieden, waardoor elk leven op zichzelf zelfstandig blijft, ongeacht dat het met het Oerleven in de innigste verbinding staat, zal de vlieg ons in het volgende, laatste hoofdstuk nog laten zien.
«« 25 / 39 »»
Graag willen wij u wijzen op het grote belang van aanschaf van de originele boekwerken die hier digitaal kunnen worden ingezien. Hiermee bevordert u de voortgang van de werkzaamheden m.b.t. herdrukken en uitgifte van nieuwe vertalingen, en niet te vergeten het beschikbaar houden van boeken voor een grote groep mensen die niet vertrouwd zijn met digitale communicatiemiddelen. Informatie over het bestellen van deze boeken vindt u op www.lorber.nl.