De bergen als plaatsen van goddelijke openbaring

Jakob Lorber - Geheimen der natuur

«« 38 / 39 »»
[1] Wat prediken de bergen nog meer? Dat zullen we uit een eenvoudige en korte geschiedenis Ieren: Een vrome man liep allang met de gedachte rond of het niet mogelijk zou zijn dat hij Mij -al was het maarvoor een ogenblik -zou kunnen zien. En hij bedacht wat hij allemaal zou doen om deze genade deelachtig te worden. Onze oude vrome man wist heel goed, dat de mens in zijn leven op aarde niet waardig is zulke genade te ontvangen. Maar aan de andere kant was zijn verlangen weer te sterk om aan deze overweging gehoor te geven. Daarom besloot hij op een tamelijk hoge berg in de nabijheid een plaats uit te zoeken om daar, zo vaak als de tijd en de omstandigheden dat toelieten, aanhoudend te bidden. Opdat hij echter de plaats elke keer zou kunnen terugvinden maakte hij een kruis en zette dat daar neer. Daarna beloofde hij Mij plechtig dat hij op deze plaats niet eerder met bidden zou ophouden, tot Ik zijn gebed zou verhoren.
[2] Hij deed zoals hij had besloten. Drie jaar lang ging onze man naar deze plaats om daar vaak urenlang innig tot Mij te bidden, opdat Ik zijn gebed zou verhoren.
[3] Als hij daar was, was hij ook altijd onzichtbaar omringd door duizenden vrome geesten. Volgens Mijn wil sterkten die hem zo zeer, dat hij na verloop van anderhalf jaar al volkomen het innerlijk gezicht van de geest bezat. Daardoor was het gemakkelijk voor hem om met veel verwante geesten te spreken over datgene wat hem zo na aan het hart lag.
[4] De goede geesten leerden hem, dat zijn wens wel wat onbescheiden was. Ze voegden erbij dat het toch al een grote genade voor hem was, dat Ik hem het oog van de geest had geopend, zodat hij zijn geestelijke broeders kon zien en met hen kon spreken. Maar dit onderricht had weinig resultaat, want hij zei daarop: 'Lieve broeders en vrienden van mijn en uw Heer! Ik kan u voor eens en altijd niets anders zeggen dan: Als ik Hem alleen maar mag zien, kan de hele wereld en de hele hemel mij niets meer schelen. Je mag praten zoveel je wilt, je kunt me nooit van mijn voornemen afbrengen. Want Degene die ik boven alles liefheb, wil en moet ik zien!' Steeds als deze goede geesten deze uitspraak hoorden, prezen ze hem vanwege zijn grote liefde voor Mij. Maar toch bleven ze een tijdlang uit zijn nabijheid, zodat hij niets anders zag dan wat hij met zijn lichamelijke ogen kon zien. Hij geraakte daardoor in de mening, dat zijn verlangen toch misschien zondig was, omdat de geesten hem hadden verlaten.
[5] Op een dag dacht hij er steeds weer aan wat hij nu doen moest: of de raad van de geesten volgen of trouw blijven aan datgene, waartoe zijn gevoel hem zo sterk dreef. Eindelijk toch won het gevoel het van alle geesten en hij zei bij zichzelf: Het zij zo. Ik ben een zondaar zolang ik dit lichaam bezit. Maar wat kan een zondaar doen als zijn geest in hevig verlangen ontvlamt om Diegene te zien die hem schiep om eeuwig te leven? En daarom wil ik mijn eerste voornemen trouw blijven. Mijn liefde voor God zal niet minder worden. Ik kan niet buiten deze liefde!
[6] Onze oude man ging steeds weer naar die plaats en bad daar nog vuriger. Toen er bijna drie jaar verstreken waren, kwam een ander goed uitziend, maar toch armelijk mens en sprak onze biddende man als volgt aan: 'Beste man, wat doe je hier zo hoog op deze berg? Weet je dan niet dat je alleen in bedehuizen goed tot de Heer kunt bidden? Jij bidt alleen maar op deze berg'.
[7] Onze biddende man antwoordde: 'Goede vriend, ik beken je openlijk dat ik nog nooit in een bedehuis heb kunnen bidden, maar wel op deze mij heilig voorkomende berg. Als ik hier om me heen kijk, het gras, de bossen en boven mij de wijde, vrije hemel, zegt mijn gevoel mij dat deze pracht van de grote, natuurlijke Godstempel God zeker welgevalliger is dan al het houtsnijwerk waarmee een bedehuis is versierd!'
[8] Hierop zei de vreemde: 'Beste vriend, daarin ben ik het volkomen met je eens. Maar ik zou nog van je willen weten, wat wel de meest diepe reden is, dat je hier bidt'.
[9] Over deze vraag was onze biddende man een weinig verbaasd, maar al snel bedacht hij zich en zei: 'Kijk, veel mensen bidden voor hun gezondheid, veel ook om een vermogen of iets anders. Mij is maar aan één ding iets gelegen en dat is de Heer, mijn God. En Die wil ik graag tenminste één keer in mijn aardse leven zien. Dan heb ik meer dan wat aarde en hemel kunnen bieden. Daarom wil ik ook liever sterven dan dat ik van mijn voornemen afzie!'
[10] Daarop vraagt de vreemde hem weer: 'Hoe stel je je God voor? Het zou kunnen gebeuren, dat Hij zich aan je vertoonde en dat je met Hem sprak. Maar als je Hem niet herkent, dan zoude vervulling van je gebed vergeefs zijn!'
[11] Na deze vraag was onze man nog verbaasder en zei eindelijk tegen de vreemde: 'Mijn lieve vriend, ik moet je bekennen, dat ik me daarvan eigenlijk geen bepaalde voorstelling kan maken! Mijn mening over het beeld waarin God zal verschijnen is zo onduidelijk, dat ik niet weet of God er ongeveer zo uitziet als een mens, of dat God uit drie mensen bestaat, die er dan ongeveer net zo zullen moeten uitzien alsof ze samen maar één lichaam hadden. Of is het wezenlijk beeld van God een oneindig Licht, waarin deze drie Goddelijke personen zweven en werken?'
[12] Hier antwoordde de vreemde onze bidder: 'Heb je dan nooit gelezen wat Christus eens over Zichzelf tegen Zijn apostelen zei, toen ze Hem vroegen hen de Vader te tonen? Staat er niet geschreven 'Wie Mij ziet, ziet ook de Vader; want de Vader is in Mij en Ik ben in de Vader!'
[13] Toen begon onze gebedsman na te denken. Hij herinnerde zich de twee naar Emmaüs wandelende discipelen en vroeg daarom enigszins angstig aan de vreemde: 'Lieve vriend! Zeg mij of je een heremiet of een vroom en in de Heilige Schrift goed onderlegd mens bent; want een gewoon mens spreekt zulke woorden niet'. Op deze vraag antwoordde de vreemde niet meer, maar greep hem bij de hand en hief hem van de grond op naar de hoogste top van de berg. Hier opende Hij pas weer Zijn mond en sprak: 'Broeder, zie, degeen om wie je drie jaar lang hebt gesmeekt, die staat nu voor je. Ik alleen ben de God van hemel en aarde en buiten Mij is er geen! Blijf Me echter in je hart trouw, hoewel je Mij voortaan in je leven niet meer zult zien! Zoals je nu echter Mijn Vaderstem hoort, zul je hem steeds horen, zowel op deze berg als overal waar je je in Mijn naam zult bevinden. Je hebt het Leven gevonden en dat zal je nooit meer ontnomen worden. Waarlijk, Ik zeg je: je ziel zal de dood nooit smaken! Amen!'
[14] Na deze woorden verdween de hoge vreemdeling en onze oude man weende, loofde en prees de Heer de hele nacht door en bezocht de berg nu nog meer dan vroeger. Kijk, ook zulke gebeurtenissen vertellen de bergen je!
[15] Ga daarom vaak de bergen op, of bid tenminste in de geest tot Mij op de bergen -die een zuiver gemoed betekenen -dan zou ook jou dat kunnen overkomen wat onze getrouwe, biddende man ervoer.
«« 38 / 39 »»
Graag willen wij u wijzen op het grote belang van aanschaf van de originele boekwerken die hier digitaal kunnen worden ingezien. Hiermee bevordert u de voortgang van de werkzaamheden m.b.t. herdrukken en uitgifte van nieuwe vertalingen, en niet te vergeten het beschikbaar houden van boeken voor een grote groep mensen die niet vertrouwd zijn met digitale communicatiemiddelen. Informatie over het bestellen van deze boeken vindt u op www.lorber.nl.