Over de droevige en ellendige toestand der verdorven natuur en de oorsprong der vier elementen, in de plaats van de Heilige Godsregering.

Jacob Boehme - Aurora of morgenrood in opgang

«« 17 / 27 »»
[1] Hoewel God een eeuwige, almachtige regeerder is, die niemand weerstaan kan, zo heeft de natuur toch een wondervoile heerschappij ontvangen, welke voor de tijden des toorns niet geweest is. Want de zes Oergeesten hebben de zevende natuurgeest in deze wereld vol liefde doen geboren worden, evenals het thans in de Hemel geschiedt en geen vonk van toorn was er aanwezig. Alles is zeer licht geweest en geen ander licht was er nodig, want de oerbron van het Goddelijk Hart heeft alles verlicht en was in alles en deze was onuitblusbaar en heeft zonder ophouden geschenen; de natuur was lieflijk en schoon. Zodra echter de strijd in de natuur met de trotse duivelen een aanvang nam, zo heeft in de zevende natuurgeest, in het gebied van Lucifer, welk gebied de plaats van deze wereld is, alleen een andere gestalte en een andere werking bekomen. De uiterlijke mens begrijpt deze dingen niet; slechts door het licht, dat in het hart gebroken wordt, is het te verstaan.
[2] Ziet, toen Lucifer met zijn heirleger het vuur des toorns in de Goddelijke natuur ontstak, zodat God vertoornd werd, zo werd de natuur boos, koud, verhit, bitter, zuur en wrang. De geest, die voordien in de natuur vol liefde en zachtmoedigheid had gewerkt, werd vol van verschrikking, welke geest men thans het element “lucht” of “wind” noemt. Want toen de zeven Oergeesten ontstoken werden, zo brachten zij een dergelijke geest voort; zo ook werd het zoete water, hetwelk voor de tijden des toorns zeer dun was, dik en de wrange eigenschap werd zeer scherp, want zij trok zich tezamen als het zout. Want het zoute water, of het zout, het­welk thans nog in de aarde gevonden wordt, heeft zijn oorsprong uit het eerste ontsteken der wrange kwaliteit; zo zijn de stenen en ook de aarde ontstaan. Want de wrange kwaliteit deed de Salniter tezamen trekken en verdrogen; daardoor ontstond de bittere aarde; de stenen echter zijn ontstaan uit de Salniter, die zich openbaarde in de kracht van de toon, de klank. Want zoals de natuur heeft gewerkt en geworsteld, naar die mate is de materie genoemd en tezamen getrokken. Nu zou men kunnen vragen: hoe kan een Zoon, die men begrijpen kan, geboren worden uit een moeder, die men niet begrijpen kan. Dit is te vergelijken met het ontstaan der aarde en der stenen, die ook uit het onbegrepene voortgekomen zijn. Ziet, de ruimte tussen Hemel en aarde is ook niet te verstaan; onbegrepen; de eigenschappen der ver­schillende elementen doen menigmaal levende wezens vol verschrikking geboren worden, zoals sprinkhanen, vliegen en wormen. Dat geschiedt door de samentrekking der eigenschappen, en in deze samengetrokken Salniter openbaart zich dan zeer spoedig het leven. Want, wanneer de hitte de zuurheid, de wrangheid ontsteekt, openbaart zich het leven, terwijl de bittere hoedanigheid des levens oorsprong is. Op dezelfde wijze zijn ook de aarde en de stenen ontstaan.
[3] Toen echter het licht werd uitgedoofd, zo werd de warmte gevangen ge­houden en er kon niets meer geboren worden. Daardoor ontstond de dood in de natuur en daarna moest een andere schepping van licht volgen; anders zou de aarde eeuwig dood en zonder licht zijn. Nu echter brengt zij hare vruchten voort door middel van het nieuw geschapen licht. Nu zou iemand kunnen vragen: Is God, bij het ontsteken van het vuur des toorns in deze wereld dan heengegaan, zodat er niets dan een vuur des toorns is overgebleven? Of is uit den énigen God een tweevoudige God ontstaan?
[4] Dit kunt ge het beste verstaan, wanneer ge ziet naar uw eigen lichaam, dit nu is door de val van Adam te vergelijken met deze wereld. Ten eerste is daar het dierlijke vlees, hetwelk door de lust zo geworden is; het is verderf geworden. Toen Adam uit de verdorven Salniter der aarde, d.w.z. uit het zaad, hetwelk de Schepper verkreeg uit de verdorven aarde, geschapen werd, zo had hij in de aanvang geen sterfelijk vlees, want, dan was hij sterfelijk geweest naar het lichaam, neen, hij had een krachtlichaam als de Engelen; waarin zijn geest eeuwig zou kunnen bestaan, en eeuwig van de vruchten der Engelen zou kunnen eten, welke vruchten dan ook, in het paradijs vóór zijn val, vóór de Heer de aarde vervloekte, voor hem groeiden. Dewijl echter het zaad, waaruit Adam geschapen was, aangedaan was met de verdorven duivelse begeerten, zo verlangde Adam naar zijne moeder, d.w.z. hij at van de vrucht der verdorven aarde. Dewijl echter Adams geest verlangde naar deze vrucht, welke als de verdorven aarde was, zo deed ook de natuur voor hem opkomen een oom, die ook was als de verdorven aarde. Want Adam was het hart in de natuur; daarom hielp zijn zielegeest ook deze boom vormen, waar­van hij gaarne eten wilde. Toen echter de duivel zag, dat de lust in Adam aanwezig was, zo verdreef de Salniter, waaruit Adam gemaakt was, nog méér. Toen brak de tijd aan, dat het nodig was, dat de Schepper voor Adam een vrouw schiep, welke hierna de zonde veroorzaakte en van de verboden vrucht at. Anders, wanneer Adam zou hebben gegeten van de boom, vóór uit hem de vrouw geschapen was, zo zou alles nog vreselijker geworden zijn.
[5] Dewijl het hier echter noodzakelijk is een diepzinnige beschrijving te geven, zo verzoek ik hierover te lezen de beschrijving van de val van Adam.
[6] Toen nu Adam van de vrucht at, die boos en goed was, zo ontving hij ook spoedig een dergelijk lichaam. De vrucht was verdorven, zoals thans alle vruchten op aarde zijn. Zo werd ook het lichaam van Adam en Eva verdorven.
[7] Nu is echter het vlees des mensen niet de gehele mens, want de mens kan uit het vlees de Godheid niet begrijpen, anders zou het vlees niet sterfelijk zijn. Want Christus zegt in joh. 6 : 63. De geest is het leven; het vlees is tot niets nut. Want het vlees kan het Hemelrijk niet beërven, maar het is slechts het zaad, dat in de aarde gezaaid word, en waaruit het lichaam zal oprijzen zoals dat was vóór de val. De Geest echter is het eeuwige Leven, hetwelk van één hoedanigheid is met God en die de innerlijke Godheid in de natuur verstaat. Zoals nu de mens naar zijn uiterlijke wezen verdorven en naar zijn vleselijke geboorte in de toorn Gods ligt en een vijand Gods is als zodanig, zo is hij naar zijn geestelijke geboorte een kind en erfgenaam Gods, die met God leeft en regeert, en van één hoedanigheid is met God. En zo is de plaats van deze wereld nu geworden. Alle dingen, die bestaan in deze wereld, in de ganse natuur, zijn onderworpen aan het vuur van de Goddelijke toorn. Want het is door het ontsteken der natuur zo ge­worden en Heer Lucifer met zijn Engelen heeft zijn woning thans ook dáár, waar het vuur des toorns is.
[8] Nu is echter die Godheid ook in de uiterlijke geboorte, want anders zou de mens geen hoop meer hebben en dan zou deze wereld niet in de kracht en de liefde van God staan. Maar de Godheid is verborgen in de uiterlijke geboorte; Hij heeft de wan in Zijn hand en zal het kaf en de ontstoken Salniter wegwerpen en de innerlijke geboorte zal daaraan worden ont­trokken en aan Heer Lucifer en zijn aanhang tot een eeuwige woonplaats worden gegeven. Terzelfder tijd moet Lucifer in de uiterlijke geboorte, die de natuur is, in het vuur des toorns gevangen gehouden worden. Hier heeft hij grote macht en kan alle schepselen in het hart aangrijpen. Daarom moet de ziel des mensen voortdurend met de duivel vechten en kampen, want steeds houdt hij de mens de paradijsappel voor. Dit is de oorzaak der boosheid, waarmede de ziel wordt geïnfecteerd. Hiermede hoopt Lucifer hen in zijn gevangenschap te doen delen. Wan­neer dit hem echter niet gelukt, zo geeft hij hen menige harde stoot en de mens moet voortdurend in ellende leven in deze wereld. Want hij be­dekt het edele zaadkorreltje, zodat de mens zichzelven niet kent; zo meent dan de wereld, dat hij door God zo geplaagd en geslagen wordt en zó blijft het rijk des duivels steeds verborgen. Want echter, ge hebt mij ook menige stoot gegeven, ik heb u leren kennen; ik wilde de deur een weinig openen, opdat anderen ook zien wie ge zijt.
«« 17 / 27 »»