Van de diepte boven de aarde.

Jacob Boehme - Aurora of morgenrood in opgang

«« 23 / 27 »»
[1] Wanneer de mens de diepte boven de aarde aanschouwt, dan ziet hij niets dan sterren en waterwolken, dan denkt hij, er moet wel een andere plaats zijn, waar de Godheid zich met Zijn Hemelse en Engelenscharen ophoudt. Hij wil de diepte benevens haar indeling van de Godheid afscheiden, want hij ziet daar niets dan sterren en het verband daar tussen is vuur, lucht en water.
[2] Dan denkt hij: God heeft dat alles door Zijn besluit uit niets gemaakt, hoe zou God in wezen zijn, of hoe zou God zelf zijn? Hij stelt zich altijd voor, dat het een huis is, waarin God met zijn geesten regeert en woont; God zal toch geen God kunnen zijn, wiens wezen opgaat in de kracht van dat regeren.
[3] Menigeen zou zeggen: wat is dat voor een God, wiens lichaam, wezen en kracht bestaat uit vuur, lucht, water en aarde? Ziet, gij niet begrijpende mens, ik wil u de ware diepte van de Godheid aantonen. Als dat gehele wezen niet God is, dan zijt gij niet God's beeld; als ergens een vreemde God is, dan hebt gij geen deel aan hem, want gij zijt uit deze God ge­schapen en gij, gij leeft in deze zelfde God, en diezelfde God geeft u steeds uit Zijn kracht, zegen, spijs en drank. Ook is al uw wetenschap in deze God gelegen, en wanneer gij sterft, dan wordt gij in deze God begraven.
[4] Wanneer er een andere God is buiten deze, wie zal u dan uit deze God, waarin gij ondergegaan zijt, weer levend maken? Hoe zal u die andere God, waaruit gij niet geschapen zijt en in wien gij nooit geleefd hebt, uw lichaam en geest weer te samen vormen? Als gij nu van een andere materie zijt dan God zelf, hoe zult u dan Zijn kind zijn? Of hoe zal de mens en koning Christus Gods lichamelijke Zoon zijn, die uit Zijn hart geboren is? Als dus zijn Godheid een ander wezen is dan zijn lichaam, dan zoudt gij tweeërlei Godheid in hem zien; zijn lichaam zou dan zijn van de God dezer wereld en zijn hart zou dan zijn van een onbekende God. Och, doe uw geestesogen open, gij mensenkind, ik zal u hier de echte, waarachtige, eigenlijke poort van de Godheid laten zien, zoals maar een God haar hebben wil.
[5] Ziet, dat is de echte, enige God, uit wien gij geschapen zijt en in wien gij leeft. Wanneer gij die diepte en de sterren en de aarde aanschouwt, dan ziet gij uw God, en in diezelfde leeft en zijt gij ook, en diezelfde God regeert u ook, en uit diezelfde God hebt u ook uw zintuigen en zijt gij een schepsel uit Hem en in Hem, anders was u niets. Nu zult gij zeggen, dat ik heidens schrijf. Hoor en zie en merk het onder­scheid op, hoe dat alles is, want ik schrijf niet heidens, maar filosofisch; ik ben ook geen heiden, maar ik heb de diepte en het ware bewustzijn van den enigen groten God, Die alles is.
[6] Wanneer gij de diepte, de sterren, de elementen en de aarde beschouwt met uw ogen, dan begrijpt gij niet of de Godheid wel daar en daarbinnen is; gij ziet en begrijpt echter niet uw ogen ten eerste de dood, en daarna de toorn van God en het helse vuur. Wanneer gij echter uw gedachten ontwikkelt en denkt, waar God zal zijn, dan grijpt gij de siderische ge­boorte aan, waar liefde en toorn elkaar bewaken. Wanneer gij echter een geloof schept aan den God, die in heiligheid in dit bestuur regeert, dan breekt gij de Hemel en grijpt gij God bij liet heilig hart. Als dat nu geschiedt, dan zijt gij gelijk aan de gehele Godheid, die zelf Hemel, aarde, sterren en elementen is, en ge hebt dan ook een bestuur in u, en ge zijt ook zulk een wezen, zoals de gehele Godheid op de plaats van deze aarde is.
[7] Nu zegt gij: Hoe moet ik dat verstaan? Er is een Godsrijk en een hellen­ of duivelsrijk, van elkander gescheiden; dat kan toch niet één lichaam zijn? Ook zijn de aarde en de stenen niet God, ook niet de Hemel en de sterren, ook niet de elementen, hoeveel te minder kan een mens dan God zijn, anders zou hij niet door God verstoten kunnen worden? Houd die vraag nog even voor u, ik wil u hier achtereenvolgens over de grondslagen vertellen.
[8] Van de siderische geboorte en Gods geboorte.
[9] Vóór de tijden, dat de Hemel, de sterren en de elementen geschapen zijn, en vóór de schepping der Engelen, is er geen toorn Gods geweest, ook geen dood, noch duivel, noch aarde, noch stenen. Ook zijn ei geen sterren geweest, maar de Godheid heeft ze uit zichzelf heel zacht en lieflik doei geboren worden en in beelden gevormd, welke volgens de Oergeesten belichaamd zijn geworden, met hun scheppen, worstelen en opgaan, en zij zijn ook weer door hun worstelen vergaan en hebben zich in een andere gedaante geformeerd, geheel naar de aard als iedere oergeest primair is geweest, zoals gij hierboven lezen kunt. Maar let nu goed op. De eerste en harde geboorte, waaruit de toorn Gods, de hel en de dood tot aanzijn zijn gekomen, is wel van eeuwigheid af in God aanwezig geweest, maar niet ontvlambaar of belangrijk. Want de gehele God bestaat uit zeven aanzichten of zevenderlei vorm of geboorten, en als deze geboorten er niet waren, dan was er geen God, noch leven, nog Engel, noch schepsel. Deze geboorten hebben geen begin, maar zijn eeuwig zo geweest, en volgens deze diepte weet God zelf niet, wat hij is. Want Hij kent geen begin, ook niet zijns gelijken en ook geen einde. Van deze zeven scheppingen, is er geen een de eerste, geen een de tweede, de derde, de laatste, maar zijn alle zeven, elk de eerste, tweede, derde, de laatste. Toch moet ik naar de aard en wijze van schepping, de een achter de ander zetten, anders begrijpt gij het niet; want de Godheid is als een rad met zeven raderen in elkaar gemaakt, waarin men begin nog einde ziet.
[10] Let nu op. Eerst komt de zure zelfstandigheid; deze ontstaat steeds uit de zes andere geesten; van zichzelf is zij hard, koud, scherp, zoals zout en dan nog veel scherper. Een mens kan haar scherpte riet genoeg begrijpen, aangezien zij in een mens niet enig en alleen is, maar naar de aard, waarop zij door de helse kwaliteit wordt aangestoken, weet ik, hoe zij is. Deze zure scherpe hoedanigheid, trekt en houdt in het goddelijk lichaam de vormen en beelden tezamen en droogt ze uit, zodat ze bestaan.
[11] De tweede geboorte is het zoete water, dat ook uit alle andere zes geesten wordt geboren. Het is de zachtzinnigheid, welke uit de andere zes ontstaat en zich in de zure geboorte indringt, het zure steeds weer aansteekt, oplost en verzacht, zodat het zijn zuurheid niet kan tonen, zoals het in zijn scherpte buiten het water gewild zou hebben. De derde geboorte is de bitterheid, welke uit het vuur in het water ont­staat; zij wrijft en verontrust de zure scherpe koude en maakt de koude aan het bewegen, waardoor de beweeglijkheid ontstaat. De vierde geboorte is het vuur; het ontstaat uit de wrijving of beweeglijkheid in de zure geest en het is nu scherp brandend en I,et bittere wordt stekend en woedend. Wanneer echter de vuurgeest in de zure koude zo woedend te werk gaat, dan ontstaat daar een angstige, verschrikkelijke, bevende en scherpe, onwillige voortbrenging.
[12] Let hier op de diepte, want ik spreek hier op duivelachtige manier, alsof het godslicht in deze vier soorten nog niet ontstoken zou zijn, alsof de Godheid een begin zou hebben.
[13] Ik kan het echter niet anders en nader uitleggen, opdat gij het verstaan zult. In deze vier bewegingen is een harde en zeer verschrikkelijke, scherpe en grimmige koude, zoals van gesmolten en ijzig koud zout water, hetwelk toch geen water is maar een harde kracht als steen. Daarin woedt het, doodt het, steekt het en brandt liet, en het water is steeds als een stervende mens, wanneer zich zijn ziel van het lichaam gaat scheiden, in een verschrikkelijke angst en smartopenbaring. O mens tracht te begrijpen, hoe gij hier ziet waar de duivel met zijn grimmige toornige boosheid zijn oorsprong heeft en waaruit Gods toorn en het helse vuur, en ook de dood en de hel en de eeuwige verdoemenis ontstaan. Merk dat goed op, gij filosofen!
[14] Wanneer nu die vier geboorten zo met elkander omwoelen, dan ontstaat eerst de hitte; die steekt het zoete water aan en daarin wordt het dan licht. Versta dit goed: wanneer het licht ontstoken wordt, dan gaat de vuurschrik voorbij; wanneer gij op een steen slaat, dan ziet gij eerst de vuurschrik en daarna pas maakt zich het licht uit de vuurschrik los. Nu vaart de vuurschrik in het water door de harde kwaliteit heen, en maakt het beweeglik; dan openbaart zich het licht in het water en gaat schijnen als een onbegrijpelijk en lieflik wezen, waarover ik noch enig schepsel genoeg praten of schrijven kan, maar waarover ik slechts kan stamelen als een kind, dat graag wil leren praten.
[15] Dat licht ontstaat in het midden der vier soorten, uit het vet van het zoete water, en vervult het gehele lichaam van deze geboorte. Het is echter zo zacht, weldadig, welriekend en goed smakend, dat ik niets anders weet, dat daarmede te vergelijken is dan wanneer midden in de dood het leven oprijst, of wanneer een mens die midden in een vuurzee staat, daar plotseling uit gered en in zachte weldadige omgeving ge­plaatst wordt, waar de smarten, die hij door het vuur ondervond, plotse­ling van hem weggenomen worden. Zo wordt de openbaring van de vier soorten in zulk een zachte weldadigheid omgezet, zodra het licht daarin opgaat.
[16] Gij moet mij echter goed begrijpen, dat ik schrijf op menselijke manier, op de wijze van een mens, die door de duivel is gevangen en plotseling uit het helse vuur in het licht Gods geplaatst wordt.
[17] Want het licht heeft in de Godsopenbaring geen begin; integendeel, het heeft eeuwig in de openbaring geschenen en God weet zelf daar het begin niet van. De geest doet alleen de poorten van de hel voor u open, opdat gij zult zien hoe het er daar bij de duivelen in de hel uitziet, en hoe het met de mens gesteld is, als het goddelijk licht uitdooft en hij zich bevindt in de toorn Gods; dan leeft hij in zulk een openbaring, in zulk een angst, smart en leed.
[18] Ik kan dit op geen andere wijze beschrijven, want ik moet zo schrijven, alsof de openbaring Gods een aanvang zou genomen hebben of neemt, waaruit alles zo geworden is. Ik schrijf hier echter waarachtige en waardevolle woorden, die alleen door de geest verstaan worden. Let nu op de poort Gods. Het licht, dat nu uit het vuur geboren wordt en in het water gaat schijnen en de gehele geboorte vervult, veelicht en verzacht, dat is het waarachtige hart van God, of Gods Zoon; want hij wordt zo steeds uit den Vader geboren; hij is van een ander voorkomen als de hoedanigheden en openbaringen van den vader. Maar de schep­ping van God kan het licht niet vatten of begrijpen en het in zijn scheppen gebruiken. Hoewel het licht vrij voor hem staat, kan geen enkel schepsel het begrijpen, en toch vervult en verlicht het de ganse schep­ping, als de eniggeboren Zoon van den Vader. (Joh. 1, 14.)
[19] En dat licht noem ik in de menselijke geboorte, de dierlijke geboorte. (“Versta het beeld, dat uit de ziel naar Gods gelijkenis is ontsproten”) of de geboorte van de ziel, welke van gelijke kwaliteit is als deze Goddelijke dierlijke geboorte en hierin is de ziel van de mens een met het hart van God, als zij echter ook in dit licht staat.
[20] De vijfde geboorte in God is nu zo, dat wanneer het licht heel zacht en lieflik door de eerste vier geboorten heendringt, brengt het het hart van het zoete water, een liefdevolle kracht met zich mee. En wanneer de scherpe geboorten dat proeven, dan worden zij ook zacht en liefdevol en lijkt het alsof steeds weer het leven in de dood oprijst. Dan vervult iedere geest de anderen en verkrijgt niets dan nieuwe kracht, de zure hoedanigheid wordt verzacht, want de kracht van het licht uit het zoete water maakt ze zacht, en in het vuur stijgt de zachte liefde op, het verwarmt de koude en het zoete water maakt de scherpe smaak heel lieflik en zacht.
[21] In de scherpe en vurige geboorten is niets anders dan een liefdesver­langen en proeven, een vriendelijk aansteken en lieftallige openbaringen; daar is louter liefde en alle toorn en bitterheid zijn als in een grote vesting in het midden opgesloten; deze geboorte is geheel en al van een zachte weldadigheid, de bittere geest is nu de levende beweeglijkheid. De zesde geboorte is zo: wanneer de geesten in hunne geboorte zo van elkander proeven, dan worden zij zeer vriendschappelijk, want de vuur­straal of scherpte uit de geboorte stijgt nu boven hen uit en zweeft gelijk de lucht in deze wereld.
[22] Wanneer de ene kracht de andere in beweging brengt, dan proeven zij van elkander en worden vriendschappelijk, want het licht wordt uit alle krachten geboren en dringt weer door alle krachten heen, waardoor en waarin zich de verheven vreugde openbaart, waaruit de klank voortkomt. Door het heen en weer bewegen openbaart zich de levende geest, hoewel onvatbaar en onbegrepen, zich indringende in de geboorten en is van een vriendelijke en lieflijke hoedanigheid, als lieflijke muziek. En als de ge­boorte plaats vindt, dan grijpt het licht haar vast en heeft door de zwevende geest weer klank in de geboorte.
[23] Deze golvende, zwevende geest is het derde aanzicht van de goddelijke geboorte en heet God de Heilige Geest. De zevende geboorte is en behoudt zijn aanschijn en vorming in den Heiligen Geest; als deze door de scherpe geboorte heengaat, gaat hij met het geluid en vormt allerlei beelden, allen in evenredigheid met de wijze waarop de scherpe geboorten met elkander omspringen. Want zij dartelen in de geboorte steeds met elkander als in een liefdesspel en naar­mate de kleuren en de smaak in de geboorte de boventoon voeren, zo worden ook de beelden gevormd.
[24] En deze geboorte heet nu: God, Vader, Zoon, Heilige Geest, en niet een is de eerste en ook niet de laatste. En al maak ik nu ook onderscheid en plaats de een achter de ander, daarom is toch niet een de eerste en ook niet de laatste, doch zij zijn van eeuwigheid af in eenzelfde wezen en plaats zo geweest. Ik moet ze afzonderlik beschrijven, opdat de lezer het begrijpen zal, want ik kan niet Hemelse, doch alleen menselijke woor­den schrijven. Weliswaar is het juist beschreven, alleen bestaat het wezen Gods uit kracht, en dat kan wel de geest begrijpen doch niet het dode vlees.
[25] Aldus kunt gij begrijpen, wat de Godheid voor een wezen is, en hoe die drie aanzichten zich in de Godheid bevinden. Gij moogt de Godheid niet met de een of andere beeltenis vergelijken, want zij is de oorsprong van alle dingen. Evenzo, wanneer in de eerste vier soorten niet de scherpe geboorte was, dan zou er geen beweeglijkheid zijn, het licht zou zich niet kunnen ontsteken en het leven zou niet geboren worden.
[26] De scherpe geboorte van de beweeglijkheid en van het leven is eveneens de oorsprong van het licht waaruit de levende en schrandere geest ont­staat, welke daar in de geboorte scheidend, vormend en beeldend op­treedt.
[27] De zure koude geboorte is de aanvang van alle dingen; ze is wrang, streng, samentrekkend en vasthoudend, en zij vormt en trekt het ge­schapene zo tezamen, dat het dik wordt en daaruit de natuur ontstaat; derhalve vindt de natuur en de begrijpelijkheid haar oorsprong in liet gehele lichaam Gods. Deze natuur nu is een dood, dom wezen, en staat niet mede in de kracht der geboorte, doch is een lichaam, waarin de kracht geboren wordt.
[28] Toch is zij het lichaam van God en bezit de kracht van de gehele schep­ping, en de Oergeesten grijpen hun sterkte en hun kracht uit het lichaam der natuur, en scheppen immer voort en de zure geest trekt maar steeds weer tezamen en verdroogt; op deze wijze bestaat het lichaam en bestaan ook de Oergeesten.
[29] De andere geboorte is nu het water, dat zijn oorsprong neemt in het lichaam der natuur.
[30] Opgelet! Wanneer het licht het zure samengetrokken lichaam der natuur doorschijnt en verzacht, dan ontstaat in dat lichaam een zachte weldadig­heid. Dan wordt die harde kracht zeer zacht, en smelt weg als ijs voor de zon, en wordt dun, zoals het water in de lucht; nochtans blijft de kern der natuur, de Hemelse begrijpelijkheid, bestaan. De wrange en de vurige geest houden haar vast, en het zoete water, dat bij de ontsteking van het licht van het natuurlichaam afsmelt, gaat door de strenge, ern­stige koude en vurige geboorte heen en maakt haar zoet en lieflik. Hier­mede wordt de ernstige en strenge geboorte gelaafd, en wanneer zij het zoete water proeft, dan wordt zij opgewekt en verheugt zich en er is een voortdurend opwellen van vrolijkheid, waar zich het leven der zacht­moedigheid openbaart. Het is het water des levens, waarin zich de liefde, zowel in God, als in de Engelen en mensen, openbaart, want het ontstaat alles uit eenzelfde kracht en oorsprong.
[31] Als nu de geboorte der krachten het water des levens proeft, dan gaat zij sidderen van liefdesvreugde, en dat zelfde sidderen of bewegen, hetwelk uit het midden der geboorte opstijgt, is bitter, want zodra het water des levens de geboorte binnenkomt, stijgt het snel als een vreugde­sprong der geboorte omhoog.
[32] Omdat het zo snel opstijgt, en zich de geboorte ook zo snel verheft, voordat zij geheel van het water des levens is doordrongen, daarom behoudt de schrik haar bitterheid uit de strenge geboorte, want aanvankelijk is de geboorte heel streng, koud, vurig en zuur. Daarom is die schrik ook zo geweldig en sidderend, want zij beweegt de gehele geboorte, beweegt zich daarin heen en weer, totdat zij het vuur in de grimmigheid aansteekt, waaruit het licht zijn oorsprong heeft. Dan wordt de sidderende schrik met de zachtheid van het licht door­straald en gaat de geboorte op en neder, wentelt zich om zich zelf heen als een rad, dat door middel van zeven raderen in elkander gemaakt is. Uit dat wentelen en draaien ontstaat de klank of de toon naar ieders geaardheid en steeds doordringt de ene kracht de andere, want de krach­ten zijn allen lichamelijke broeders in een lichaam, en de zachtmoedigheid stijgt op en vertoont zich tot in het oneindige. Naar de kracht, die zich bij dat omwentelen het sterkste in de geboorte vertoont, naar diezelfde kracht, soort en kleur, vormt nu de Heilige Geest de beelden in het lichaam der natuur.
[33] Zo ziet gij, hoe geen enkele kracht de eerste is, en ook niet de tweede, derde, vierde, de laatste; maar hoe de laatste zowel de eerste als de eerste de laatste doet geboren worden; en de middelste vindt haar oor­sprong zowel uit de eerste, tweede, derde, enz. Ook ziet gij, dat de natuur niet van de krachten Gods kan worden onder­scheiden, maar dat alles een lichaam is. De Godheid, dat is de heilige kracht van Gods hart, wordt in de natuur geboren. Zo ontstaat ook de Heilige Geest, die steeds uitgaat vanuit het hart des lichts door alle krachten van den Vader heen, en alles maakt en alles vorm geeft. Deze openbaring onderscheidt men in drie aanzichten, waarvan ieder een afzonderlik geheel vormt, hoewel toch geen van de drie van de ander is los te maken.
[34] De poorten van de Heilige Drievuldigheid.
[35] De hele schepping, welke de Hemel aller Hemelen is, zowel deze wereld, die zich bevindt in het lichaam van het heelal, alsook de plaats van de aarde en alle schepselen, en alles waarover gij peinst en denkt, dat alles is God de Vader, die geen begin noch einde heeft; en wat gij ook moogt waarnemen of waarover gij moogt denken, ook in het kleinste kringetje, dat gij moogt uitzoeken, daarin is de ganse openbaring van God, vol­komen, onophoudelijk en onweerstandelijk.
[36] Is het licht in een of ander schepsel of op een of andere plaats uitge­doofd, dan komt de strenge geboorte, die in de binnenste kern van het licht verborgen ligt, naar voren. Dat is nu het ene deel. Het andere deel of aanzicht is het licht, dat uit alle krachten steeds weder geboren wordt, en wederkerig alle krachten van den Vader doorstraalt, en de oorsprong van alle krachten is. Men onderscheidt het echter als een afzonderlik aanzicht van den Vader, omdat het de geboorte van den Vader niet begrijpen kan en toch des Vaders Zoon is, die steeds weer uit den Vader geboren wordt. Hier hebt gij een voorbeeld voor alle aangestoken lichten in deze wereld, denk daar over na!
[37] De Vader heeft deze, zijn enig geboren Zoon daarom zo lief, omdat deze zoon het licht en de zachte weldadigheid in Zijn leven is, door welke kracht de vreugde en het geluk van den Vader uitbreekt. Dit zijn nu de drie aanzichten, en geen van de drie kan de andere vatten, vasthouden of begrijpen; het ene is even groot als de anderen, en als een van de drie er niet was, dan waren de anderen er ook niet.
[38] Let hier op, gij joden, Turken en Heidenen, want het geldt u, voor u wordt hier de poort van God geopend, verhardt uzelf niet langer, want het is nu de juiste tijd. Gij zijt dat alles met uw Godloochening vergeten, maar zodra gij u bekeert, dan zal het licht en het hart van God in u opgaan als de stralende zon.
[39] Zulks schrijf ik in de kracht en de erkenning van de grote God, en ik versta Zijn wil heel goed, want ik leef en ben in Hem en ontspruit met deze arbeid uit Zijn Wortel en stam, en zo moet het ook zijn. Kijk nu goed uit; blijft ge blind, dan is er geen raad meer en gij moogt niet zeggen, dat ge het niet geweten hebt; sta op, de dag breekt aan! Het derde deel of het derde aanzicht in het wezen Gods is de bewegende geest, die uit het oprijzen in schrik, daar, _waar het leven geboren wordt, ontstaat.
[40] Hij beweegt in alle krachten en is de geest van het leven, en de krachten kunnen hem niet meer grijpen of pakken; hij steekt de krachten aan en maakt door zijn bewegingen vormen en beelden, en formeert ze naar de aard, als de worstelende geboorte ter plaatse is.
[41] En als gij niet blind zijn wilt, dan zult gij weten, dat de lucht dezelfde God is, maar dat op de plaats dezer wereld de natuur daarin voor het grootste deel in toornvuur is ontstoken, hetgeen heer Lucifer heeft ge­daan, en de Heilige Geest, die de geest der zachtmoedigheid is, ligt daarin, in zijn Hemel opgesloten.
[42] Nu moet gij niet vragen: waar is die zelfde Hemel? Zij is in uw eigen hart, laat haar vrij, de sleutel hiervoor wordt u hier getoond. Zo bevinden zich dan een God en drie verschillende godheden in elkander en de een kan de andere niet vatten of vasthouden, of de oorsprong van de ander doorgronden; echter doet de Vader den Zoon geboren worden, en de Zoon is het hart, de liefde en het licht des Vaders en is ook de oorsprong van alle vreugden en de bron van alle leven. De Heilige Geest is de geest des levens, de vormer en schepper aller dingen en de uitvoerder van Gods wil. Hij heeft uit en in het lichaam van God alle Engelen en schepselen geschapen en hij onderhoudt en vormt nog dagelijks alles; hij is de scherpzinnigheid en de levende geest Gods. Zoals de Vader uit zijn krachten het woord spreekt, zo vormt de geest het.
[43] Van de grote eenvoud Gods.
[44] Wel geliefde op het bruine paard, dat u van de Hemel in de hel rijdt, en van de hel in de dood, waarin de angel des doods steekt, keer tot u zelf in, gij wereldwijze mens en zie hoe vol gij zit met boze wijsheid. Merkt het op, gij wereldwijze rechters, hoe gij niet voor deze spiegel, voor het stralende en klare aangezicht van God wilt komen, om u daarin te spiegelen; de geest biedt u de geboorte in de binnenste halve cirkel aan, waar de wijsheid geschapen wordt en waarin de scherpte van de angstige geboorte Gods zich bevindt, want daaruit ontspruit uw wijs­heid en uw dieper verstand.
[45] Wilt u een godheid zijn en geen duivel, bedient u dan van de heilige en zachte rechten Gods; zo niet, dan zult gij altijd en eeuwig in de strenge en ernstige Godsgeboorte blijven. Dit zegt de geest tot u als een woord Gods, en niet mijn dode vlees. Gij moet weten, dat ik het niet zeg door middel van mijn dode verstand, maar dat mijn geest met God verkeert, en weet, hoe de godheid in al haar openbaringen, smaak en reuk is; daaruit maak ik op, dat de god­heid een zeer eenvoudig, zacht, lieflik en stil wezen is, dat de geboorte van de drie-eenheid heel zacht en vriendelijk, lieflik en enig geschiedt, en dat de scherpte van de binnenste geboorte zich nimmer in de zachtheid der drie-eenheid kan opheffen, doch in de diepte verborgen blijft. Die scherpte heet in het verborgene Gods toorn, en het wezen van de zachtmoedigheid in de drieheid, heet God. Er gaat niets van de scherpte uit, dat daar verwoest of de toorn aansteekt, doch de geesten spelen heel zoetjes met elkander als kleine kinderen wanneer zij pret met elkander hebben, omdat een ieder zijn eigen werk heft. Zij spelen met elkander en liefkozen elkaar.
[46] Zulk werk doen ook de heilige Engelen, en in de drieheid bevindt zich een zacht, lief lik en zoet water, waaruit de geest zich door middel van de klank steeds verheft. De ene kracht brengt de andere zo in beweging, dat het lijkt, alsof er lieflijke gezangen of snarenspel oprijzen. En naar de wijze van opstijgen van de geesten op de verschillende plaatsen,, naar die wijze wordt ook de toon gevormd, maar zeer zacht, voor de lichamen der Engelen onbegrijpelijk, maar voor de dierlijke ge­boorte van de Engelen zeer wel begrijpelijk. En zoals de godheid zich op elke plaats vertoont, zo vertonen zich ook de Engelen, want de Engelen zijn uit dit wezen geschapen en hebben de vorsten der Oergeesten gods onder zich, zoals zij zich in de geboorte Gods bevinden. Zoals zich daarom het wezen Gods in de geboorte vertoont, zo vertonen zich ook de Engelen. Diezelfde kracht, die in alle tijden de eerste wordt en uit het hart van God in den Heiligen Geest jubelt, doet de krachtvorst der Engelen zijn lofgezang aanheffen en jubelen met zijn Heer; eerst de ene en al spoedig de andere, want de geboorte van God is als een rad.
[47] Wanneer echter het hart van God zich in al zijn helderheid vertoont, dan rijst de gehele schare van heilige Engelen van alle drie de Koninkrijken op. En in dit oprijzen van het hart van God, is Jezus Christus koning en de eerste, Die de koninklijke reidans leidt met alle heilige mensen­zielen tot aan de jongste dag. Dan worden de heilige mensen, volmaakte Engelen, en de goddelozen volmaakte duivelen, en wel voor eeuwig. Spiegelt u hieraan, gij wijze wereld, hoe gij aan uw wijsheid komt. Nu zult gij zeggen: Gij zoekt een veel diepere wijsheid dan wij; gij wilt in de verborgenheden Gods doordringen, hetgeen aan geen mens is toegestaan. Wij zoeken slechts de menselijke wijsheid en gij wilt aan God gelijk zijn, geheel en al weten hoe God is in alle dingen, zowel in de Hemel als in de hel, in duivelen, Engelen en mensen. Daarom is het niet slecht om spitsvondige, scherpe list te zoeken, want zij brengt eer, macht en rijkdom.
[48] Antwoord. Als gij mij op deze ladder, door middel waarvan ik tot in de diepte van God opstijg, naklimt, dan zult gij zeer gestegen zijn. Ik ben niet door mijn verstand of door vooropgezette wil tot deze gevoelens, deze arbeid en erkenning gekomen; ik heb ook deze wetenschap niet gezocht, ik heb er ook niets van geweten. Ik heb alleen gezocht naar het hart van God om mij voor de akeligheid van de duivel te kunnen verbergen. Toen ik dat bereikt had, toen is mij deze zware taak opgelegd, de wereld te openbaren en te verkondigen, dat de dag des Heren aanstaande is. En aangezien gij zo slecht luistert naar de wortel van de boom, moet ik u openbaren, wat de gehele boom is, en u mededelen dat het morgenrood reeds zichtbaar is van de dag, tot welke Gods raad al lange tijd geleden heeft besloten. Amen.
[49] Zo ziet gij nu, wat God is en hoe zijn liefde en toorn van eeuwigheid ge­weest zijn, ook hoe zijn wezen is en gij moogt niet zeggen, dat gij niet in God leeft en zijt, of dat God iets vreemds is, dat gij niet bereiken kunt; overal, waar gij zijt, is de poort van God. Zijt gij nu heilig, dan zijt gij met uw ziel dicht bij God in de Hemel; zijt gij echter goddeloos, dan zijt gij met uw ziel dicht bij het helse vuur.
[50] Luister nu verder. Toen God de Engelen allen tezamen schiep, werden zij uit Gods schepping geschapen; hun lichaam werd geformeerd uit de natuur en daarin werd hun geest en het licht geboren, zoals de godheid geboren wordt. En zoals de Oergeesten van God steeds hun kracht en sterkte uit het lichaam der natuur namen, zo deden ook de Engelen; zij namen ook hun kracht en sterkte steeds uit de natuur van God.
[51] En zoals de Heilige Geest alles in de natuur maakt en vormt, zo helpt ook de Engelengeest, die van dezelfde kwaliteit is als de Heilige Geest, alles vormen en uitbeelden, zodat alles één hart en één wil vertegenwoor­digt, en er louter lust en vreugde heerst.
[52] De Engelen zijn kinderen van de grote God, die hen uit zijn lichaam der natuur geschapen heeft ter vermeerdering van de goddelijke vreugde. Hieruit zult gij verstaan dat de Engelenlichamen de schepping Gods niet kunnen begrijpen; het lichaam verstaat het ook niet, alleen hun geest ver­staat het; het lichaam blijft stil evenals de natuur in God, en laat de geest met God arbeiden en dartelen. Want de Engelen spelen voor God en in God evenals kleine kinderen met en voor hun ouders, waarmede de goddelijke vreugde wordt vermeerderd. Toen echter de grootmachtige vorst en koning Lucifer, geschapen werd, wilde hij niet zo doen, maar hij verhief zich en wilde alleen God zijn en ontstak in zichzelf het toornvuur. Zo deden ook zijn Engelen.
[53] En toen dat geschiedde, loeide hij met zijn aangestoken vuurgeest in de Godsnatuur en daar werd het gehele lichaam der Godsnatuur, zover als zijn heerschappij reikt, aangestoken. Daar echter zijn licht uitdoofde, kon hij geen macht krijgen over twee geboorten van God, de Zoon van God en de Heilige Geest, en daar bleef hij staan in de scherpe geboorte van God.
[54] Het licht van God en de geest van God kunnen de scherpe openbaring van God niet begrijpen, daarom zijn het ook twee afzonderlijke aanzichten van God. Daarom kon Lucifer met zijn strenge, koude en harde vuurge­boorte, het hart en de heilige geest van God niet meer beroeren, noch proeven, noch voelen, maar werd met zijn vuurgeest uitgesmeten in de buitenste natuur, waarin hij het toornvuur had aangestoken. Diezelfde natuur is weliswaar het lichaam van God, in welke zich de Godheid openbaart, maar de duivels kunnen de zachte geboorte van God, welke in het licht opgaat, niet begrijpen. Want hun lichaam is niet in het lichaam bestorven, en leeft in de buitenste en strenge geboorte Gods, waar het licht nooit meer ontstoken wordt. Hun vet in het zoete water is opgebrand, en uit dat zelfde water is een zure stank ontstaan, waarin het licht Gods niet meer kan ontstoken worden en het godslicht kan daar ook niet meer binnengaan. Want de Oergeesten in de duivelen zijn in de verharde toorn opgesloten, hun lichamen zijn een harde dood en hun geesten zijn een grimmige angel van de toorn Gods, en hun Oergeesten openbaren zich voortdurend in de innerlijke scherpte, naar het recht der scherpe Godheid. Zij kunnen zich niet anders openbaren, ook kunnen zij niet afsterven of vergaan; zij blijven in de allerangstigste geboorte en er is in hen niets dan louter grimmigheid, toorn en boosheid, omdat de aangestoken vuurbron van eeuwigheid tot eeuwigheid op­stijgt. Zij kunnen ook in der eeuwigheid niet meer de zoete en lichte ge­boorte Gods beroeren, noch zien noch begrijpen.
[55] Van de aangestoken natuur.
[56] God heeft daarom de natuur zo hevig aangestoken en zijn boosheid daar zodanig ingelegd, dat hij daarmede voor de duivelen een woonhuis bouwde en ze daarin gevangen hield, opdat zij kinderen van zijn toorn zouden zijn, in wie deze met zijn kwade driften zou regeren, en zij in de toorn.
«« 23 / 27 »»