Over het leven van Judas Iskariot.

Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)

«« 125 / 263 »»
[1] (DE HEER:) "Deze leerling ( Judas Iskariot) is daar een sprekend voorbeeld van. Hij was de enige zoon van zijn zeer vermogende vaderen ook van zijn tot stervens toe op hem verliefde, dwaze moeder. Het gevolg was dat de beide ouders hun zoon aapachtig vertroetelden en hem in alles de vrije hand lieten en ook alles gaven wat hij maar wilde hebben; en het gevolg daarvan was dat de jongen toen hij groot geworden was, de ouders uit huis verjoeg en zich vermaakte met veile deernen zoveel zijn natuur maar verdragen kon.
[2] Het duurde niet lang tot hij ook zoveel van het vermogen van de ouders erdoor had gejaagd, dat voor beiden slechts de bedelstaf overbleef en zij al gauw daarna van kommer en verdriet stierven.
[3] Maar de jongen, die nu eveneens helemaal verarmd was, kwam nu wat tot inkeer en begon zich uiteindelijk af te vragen: 'Ja, waarom ben ik nu zo en niet anders geworden? Ik heb mijzelf niet geboren laten worden, en nog veel minder verwekt; mijzelf opvoeden kon ik toch ook niet, - en toch zegt iedereen mij in mijn gezicht dat ik een ellendige schurk en booswicht ben, die door zijn liederlijke en slechte streken zijn ouders hun hele, met moeite verworven vermogen heeft ontnomen en hen aan de bedelstaf en tenslotte zelfs voortijdig in het graf heeft gebracht!
[4] Wat kan ik daar dan aan doen? Alles wat ik heb gedaan kan best erg slecht geweest zijn; maar is het mijn schuld dat mijn ouders mij niet tot iets beters opgevoed hebben?! Maar wat moet ik nu? Arm, zonder geld, zonder huis, zonder werk, zonder brood! Stelen en roven zou het gemakkelijkst zijn om direkt iets te bereiken; maar om als onhandige dief betrapt en dan bloedig gestraft te worden, is zeker ook niet prettig! Met het roven ziet het er nog kwalijker uit! -Ik weet nu echter wat ik doen zal! Ik leer het een of andere vak, al was het maar het oude, domme pottenbakken, waarvan mijn vader rijk geworden is!
[5] Zo gezegd, zo gedaan! Hij ging naar Kapérnaum bij een gemoedelijke pottenbakker in de leer en leerde vlijtig in korte tijd zijn kunst. De oude pottenbakker had echter een dochter die kort daarna de vrouw van de kunstenaarsleerling werd.
[6] Maar zo royaal onze Judas vroeger was, zo hard en gierig werd hij nu als meester pottenbakker. Zijn vrouw had vaak onder zijn hardheid te lijden. Hij maakte goede koopwaar en begon alle markten te bezoeken en liet zijn huisgenoten thuis gebrek lijden en werken tot ze er bij neervielen. Als hij met veel geld van een markt naar huis kwam, gaf hij de ijverigste werkers wel enig loon, maar kwam hij met minder verdienste naar huis, dan gebeurden er onaangename dingen in zijn schamele woning.
[7] Om zich naast zijn pottenbakkerij nog een bijverdienste te verschaffen, pachtte hij ook een visserij en begon zich een paar jaar geleden toe te leggen op de natuurlijke magie, omdat hij in Jeruzalem meermalen gezien had hoeveel geld Egyptische of Perzische magiërs daarmee verdienden. Hij bracht er echter niet veel van terecht, hoewel hij er veel geld voor uitgaf. Hij nam voor dat doel ook les bij enige buiten hun orde levende Essenen die hem hadden wijsgemaakt dat zij zo nodig ook met gemak een wereld konden scheppen, met alles wat zich daarin bevindt.
[8] Maar hij kwam al gauw tot de overtuiging dat hij de bedrogene was en keerde zijn mooie meesters de rug toe. In dit jaar hoorde hij wat Ik allemaal deed en dat alles wat men op deze aarde tot dusverre 'wonderen' noemde, daardoor vele malen werd overtroffen.
[9] Dat was dan ook de werkelijke reden waarom hij zich bij Mij aansloot en thuis alles verliet teneinde alleen het doen van wonderen te leren en daarna veel goud en zilver te verdienen.
[10] Mijn leer kan hem weinig schelen. Als hij luistert naar wat Ik zeg, wil hij eigenlijk alleen een uitleg horen hoe en met welke middelen Ik het een of andere wonder tot stand heb gebracht. Wel, daarover hoort hij nooit iets wat voor hem bruikbaar is en daarom is hij steeds knorrig.
[11] Overigens zal hem op deze wereld bij Mij een ontzettend zware rekening wachten. Een verraderlijke handeling en de daarop volgende bitterste vertwijfeling zal een zelfmoordenaar van hem maken, en een strop en een wilg zullen zijn treurig einde op deze wereld zijn! Want hij is iemand die God beproeven wil, wat een grote misdaad is en moet zijn. Wie het echter waagt een misdaad tegen God te begaan, zal dat ook tegen zichzelf niet achterwege laten. Eerst tegen God en dan tegen zichzelf!
[12] Maar Ik zeg jullie dat aan gene zijde de zelfmoordenaars moeilijk ooit Gods aangezicht zullen zien! Ik zou jullie daarvan ook zelfs de mathematisch vastgestelde oorzaak kunnen aangeven; maar dat loont werkelijk de moeite niet. Het is voldoende dat jullie van Mij geloven wat Ik jullie aanduidde over het gevolg van de zelfmoord. De oorzaak daarvan ligt altijd in een soort domheid, voortkomend uit vertwijfeling, en die is een gevolg van een misdaad tegen God of tegen Zijn geboden."
«« 125 / 263 »»
Graag willen wij u wijzen op het grote belang van aanschaf van de originele boekwerken die hier digitaal kunnen worden ingezien. Hiermee bevordert u de voortgang van de werkzaamheden m.b.t. herdrukken en uitgifte van nieuwe vertalingen, en niet te vergeten het beschikbaar houden van boeken voor een grote groep mensen die niet vertrouwd zijn met digitale communicatiemiddelen. Informatie over het bestellen van deze boeken vindt u op www.lorber.nl.