Over het vasten.

Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)

«« 167 / 263 »»
[1] Deze heel natuurlijke woorden van Mij ontlokken aan EEN van de dertig jonge Farizeeën de opmerking: "Eindelijk ook eens een keer gewone woorden uit de mond van Hem, in Wie de allerhoogste geest van Jehova in de volheid van Zijn goddelijke wijsheid, liefde, kracht en macht woont. Maar je kunt er toch niet zeker van zijn of er ook nog niet een diepere, geestelijke betekenis achter schuilt. Wie die buiten Hem om ontdekt, zou men met een koninkrijk moeten belonen! Voor mij is dat niet weggelegd."
[2] Een METGEZEL zegt tegen hem: "Die opmerking was zelfs te dom om heel zachtjes te denken, laat staan hardop te zeggen! Hoe kan Hij iets zeggen zonder dat dit een innerlijke, diepe, geestelijke betekenis heeft?! Ook al lijkt het nog zo gewoon voor ons, dan is en blijft het toch een uitspraak van de allerhoogste Geest en daarom kan het niet anders dan een diepe geestelijke betekenis hebben! Wij beiden zullen misschien wel in alle eeuwigheid niet de volle diepte van deze zo eenvoudig uitgesproken zin doorgronden; maar ik voel duidelijk dat daarin iets oneindigs verborgen kan zijn. Pas daarom in het vervolg op voor zulke oerdomme opmerkingen!"
[3] De EERSTE zegt: "Nou, nou, het was inderdaad wel dom van mij, dat geef ik graag toe; maar er zat toch geen kwade bedoeling achter! "
[4] De TWEEDE zegt: "Wel, spijt het je soms dat je daarmee geen grappige bedoeling gehad hebt?! Je hebt samen met mij in deze nacht zoveel van de hoogste wijsheid gehoord, gezien, gevoeld en beleefd, - en nu denk je opeens datje je een flauwe opmerking kunt permitteren?! Kijk, juist omdat wij zo dom zijn, en zo afgesloten en dichtgespijkerd als de troebelste herfstnacht, heeft de Heer ons ook niet gevraagd om net als de verheven Mathaël een wonderbaarlijke gebeurtenis te vertellen! Wat een verschil tussen ons beiden en Mathaël! Ik kom mijzelf toch al als totaalonbeduidend voor; en dan wil jij nog loze opmerkingen maken -in dit oneindig verheven gezelschap!"
[5] De EERSTE zegt: "Je hebt helemaal gelijk, broeder, geef mij er maar goed van langs! Ik heb inderdaad niets beters verdiend! Ik zal mij daarvoor echter nu ook zelf straffen! Je weet dat ik veel trek heb in de ochtendmaaltijd; maar nee, daar komt niets van in! Geen hap zal er tot vanavond over mijn lippen komen! O, ik zal mijn flauwe grap af weten te straffen!" - Daarop gaat deze jonge Farizeeër weer terug de berg op en hij gaat niet naar de ochtendmaaltijd.
[6] Maar ook zijn METGEZEL zegt: "Ja, als jij vast, ben ik, omdat ik jou terechtwees, daar de oorzaak van en daarom zal ik samen met je vasten om het gemakkelijker voor je te maken! Jij maakte weliswaar een fout, maar je hebt je fout ook meteen ingezien, en daarom verdien je vergeving en de juiste ondersteuning bij dit goede werk van zelfcorrectie. Ik vast dus met je mee!"
[7] Dan zegt de EERSTE weer: "Dat hoef je niet te doen, want het is niet zoals het hoort wanneer de onschuldige met de schuldige lijdt, wat in de wereld helaas maar al te vaak het treurige geval is! "
[8] De TWEEDE antwoordt: "Denk je dat ik dat niet weet! Maar vertel mij eens waar het dan zo vaak voorkomt dat onschuldigen zoals ik nu vrijwillig met een schuldige lijden!"
[9] De EERSTE zegt: "Wel, zulke gevallen zullen wellicht niet zo erg vaak voorkomen, -maar des te meer die waarbij de onschuldigen onvrijwillig met de schuldigen moeten lijden. Neem bijvoorbeeld een keizer die een reusachtig rijk onder zich heeft en zijn macht ontleent aan zijn grote legers, en die door een koning van een kleiner rijk, die minder machtig is, beledigd wordt. De keizer zou zich toch voor zo'n belediging alleen op de koning kunnen wreken; maar nee, hij teistert het land van de koning met zijn oorlogslegers en verwoest het gruwelijk! Hij spaart mensen noch vee; alles moet over de kling gejaagd worden, en dorpen, markten en steden worden door het vuur verwoest. Hoeveel onschuldigen moeten hier met één schuldige lijden! Ik geloof dat dit voorbeeld toch wel voldoende voor je is en je zult moeten toegeven dat ik zo nu en dan toch ook gelijk heb!"
[10] Terwijl de twee achtergebleven mannen zo met elkaar aan het redeneren waren, bereikten wij de tafels en gingen aan het welvoorziene en heerlijk toebereide ochtendmaal zitten. Buiten Mij miste niemand de beide jonge Farizeeën, die nu weliswaar geen Farizeeër meer waren. Daarom zei Ik meteen tegen Marcus dat hij de berg op moest gaan en hen in naam van de Heer naar het ochtendmaal moest brengen.
[11] Marcus ging snel de berg op en bracht de twee Mijn wil over. Toen stonden beiden op en volgden Marcus op de voet.
[12] Toen zij beneden aankwamen zei IK tegen hen: "Simon en Gabi! Kom hier en ga aan deze tafel zitten, want wij zullen na afloop van de maaltijd eens zien of er in Mijn natuurlijke uitnodiging op de berg om naar beneden te gaan voor het ochtendmaal, echt geen geestelijke, diepere zin te vinden is! Maar eerst wordt er nu gegeten en gedronken, want het lichaam heeft voor zijn tijdelijke voortbestaan net zo goed voeding en versterking nodig als de ziel, wil deze in kennis en wilskracht toenemen.
[13] Eet en drink dus nu en stel het vasten uit tot een andere keer! Zolang Ik bij jullie ben als een echte Vader van jullie geest en bruidegom van jullie zielen, moeten jullie lichamelijk noch geestelijk vasten; als Ik echter mettertijd niet meer zoals nu, persoonlijk bij jullie zal zijn, zullen jullie je weer van allerlei zaken moeten onthouden!"
[14] Overdreven en zonder reden vasten is ook dwaasheid en kan zelfs net als overdreven zwelgen tot zonde worden. Wie de juiste regels wil aanhouden voor zijn leven, moet in alle dingen matig zijn; want iedere onmatigheid m?et mettertijd voor lichaam, ziel en geest nadelige gevolgen hebben! Eet en drink nu welgemoed, en wees vrolijk en opgewekt!
[15] Een vrolijk en opgewekt hart is Mij veelliever dan een hart dat droefgeestig, treurig, klagend, morrend, met alles ontevreden en daardoor ondankbaar is, en zeker weinig liefde in zich heeft; want in een vrolijk hart woont liefde, goede hoop en vast vertrouwen. Komt iemand die belangrijke redenen heeft om te treuren, bij een opgewekt en vrolijk iemand, dan wordt hij weldra ook vrolijk gestemd, zijn ziel begint zich vrijer te bewegen en het licht van de geest kan de rustige ziel gemakkelijker verlichten, - terwijl een treurige ziel helemaal verschrompelt en uiteindelijk totaal somber en nors wordt.
[16] Ik neem aan dat jullie vrolijkheid en opgewektheid van het hart niet verwarren met uitgelaten, onfrisse en onzedelijke grappenmakerij -want Iaat dat verre van jullie blijven! -maar ik bedoel de vrolijkheid en opgewektheid die het hart van een eerbaar en kerngezond echtpaar vervullen, of die ootmoedige mensen na goede en God welgevallige daden ervaren. - Hebben jullie dat allemaal goed begrepen?"
[17] Iedereen beaamt dat en verheugt zich in Mijn vreugde. Daarna werd er echter van alle kanten een flinke aanval op de schalen gedaan en de grote, edele vissen lieten waarlijk niets te wensen over! Ook de wijn liet men zich goed smaken.
«« 167 / 263 »»
Graag willen wij u wijzen op het grote belang van aanschaf van de originele boekwerken die hier digitaal kunnen worden ingezien. Hiermee bevordert u de voortgang van de werkzaamheden m.b.t. herdrukken en uitgifte van nieuwe vertalingen, en niet te vergeten het beschikbaar houden van boeken voor een grote groep mensen die niet vertrouwd zijn met digitale communicatiemiddelen. Informatie over het bestellen van deze boeken vindt u op www.lorber.nl.