Overdreven deemoed.

Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)

«« 188 / 263 »»
[1] Nadat de zwarte deze waardige woorden tot zijn metgezellen had gesproken, riep Ik de aanvoerder en vroeg hem of hij en zijn metgezellen soms honger en dorst hadden en als dat zo was, wat zij dan wel te eten en te drinken wilden hebben. Want reizen over zee vergt veel van het lichaam en zij zouden zeker behoefte hebben aan eten en drinken, en daarom hoefden zij het nu maar te zeggen, dan zou direkt aan hun wensen worden voldaan!
[2] OUBRATOUVISHAR zegt: "O, wat een genade! U, Alles in alles, vraagt aan een ellendige aardworm of hij zijn wensen wil uiten voor U, verhevenste, eeuwige Geest! Maar de worm, die voor U in het stof van de absolute vergankelijkheid kronkelt, durft door zijn overgrote eerbied voor Uw goddelijkheid geen woord te uiten, om niet maar al te gemakkelijk door een ongelegen woord U, eeuwige Allerheiligste, te mishagen en daarna door U met toornige ogen aangezien te worden. Wij hebben uit Egypte nog enige zakken vol gedroogde vijgen en dadels en ook wat dubbel gebakken brood dat, wanneer wij heel matig zijn, wel voldoende zal zijn voor ons korte verblijf hier! Daarom breng ik U met het dankbaarste en rouwmoedigste hart mijn weinig of ook wel helemaal niets betekenende dank voor de overgrote genade die U ons wilde bewijzen!"
[3] IK zeg: "Ja vriend, als je steeds die ontzettende en voor meer dan driekwart overbodige eerbied voor Mij aan de dag wilt leggen, zal het voor Mij Zelf nauwelijks mogelijk zijn je enig licht mee te geven naar je vaderland! Overigens doe je Mij als Schepper beslist geen erg grote eer aan als je jezelf, terwijl je toch zichtbaar Mijn werk bent, helemaal niets waard acht en ver beneden de waarde plaatst van een worm die zich kronkelt in het stof van alle vergankelijkheid! Want door die geringschatting van jezelf voor Mij, je Schepper, haal je toch ook Degene, die je uit Zijn hoogste wijsheid en liefde geschapen en gevormd heeft, heel merkwaardig naar beneden!
[4] Kijk, wanneer iemand je een door hem gemaakt kunstwerk toont, en jij het dan voor jezelf van hem koopt omdat het je erg goed bevalt, doe je dan de wijze kunstenaar eer aan als je al zijn andere werken en bovenal de kunstenaar zelf roemt, maar voor dat van hem gekochte even mooie werk, omdat het nu van jou is, alleen maar de meest misprijzende woorden kunt vinden?
[5] Kijk, dit soort deemoedigheid voor Mij is daarom beslist niet wijs,.maar dom endwaas! Want als je jezelf voor te slechten waardeloos houdt, zeg je Mij daarmee immers goed verstaanbaar in Mijn gezicht dat Ik met Mijn hele schepping een armzalige knoeier ben.
[6] Ah, als je echter terecht Mijn waarde ook in jezelf erkent en jezelf met te oneindig gering, armzalig en slecht vindt om met Mij over verschillende zaken te spreken, dan eer je Mij in jezelf en herken je Mijn goddelijke voortreffelijkheid ook op je eigen grond en bodem; en zo kun je uit Mijn tegenwoordigheid dat ware en echt zinvolle halen waarvoor je eigenlijk hierheen bent gereisd. Overigens is die overgrote nederigheid voor Mij van jouw kant geen zonde tegenover Mij, want zij vindt haar oorsprong in de aartsvrome opvoeding die je van kinds af aan kreeg.
[7] Maar nu heb je ook in dit opzicht een juist inzicht gekregen; want met de opvattingen die je had, zouden wij beiden niets bereikt kunnen hebben, omdat je aldoor een onbegrensde, vrome eerbied voor Mij gehad zou hebben en die zou je genoodzaakt hebben deze plaats, die voor jouw vrome gevoel te onverdraaglijk heilig is, alleen maar zo snel mogelijk te verlaten, om dan in Memphis en vervolgens thuis, over Mijn heiligheid die voor jou onverdraaglijk was, enorm veel buitengewone dingen te vertellen! En dat zou dan de hele opbrengst zijn van wat je hier voor jezelf, je volk en de nakomelingen van je volk gehaald zou hebben! Zou je daarmee wel tevreden zijn?
[8] Beslist niet! Want op een helderder moment in je leven zou je toch wel hardop tegen jezelf moeten zeggen: 'Ja, hoe zit dat nu?! Ben ik die verre en moeilijke reis dan alleen maar begonnen om op de plaats van bestemming, die met zoveel moeite gevonden werd, van louter eerbied onafgebroken bijna te moeten vertwijfelen? Nee, zo'n vreselijke verrukking en zaligheid zal ik zeker in mijn hele leven geen tweede maal willen doormaken! ' Kijk, dat zou je reis hierheen uiteindelijk hebben opgeleverd!
[9] Daarom is het nu dan ook zaak je verstand een beetje te gebruiken en te bedenken wat onder bepaalde levensomstandigheden juist en billijk is, dan zul je overal goed en eerlijk slagen en altijd voor het leven zinvolle zaken kunnen opdoen. Dus weg met je overdreven eerbied voor Mij! Houd van Mij uit alle macht als van je Schepper, Vader, Meester en Heer, en houd ook van je broeders zoals van jezelf, dan doe je meer dan genoeg! En als je tegen Mij spreekt, noem Mij dan heel eenvoudig Heer en Meester, wat Ik ook ben, -maar al het andere is hier allang niet meer op zijn plaats!"
«« 188 / 263 »»
Graag willen wij u wijzen op het grote belang van aanschaf van de originele boekwerken die hier digitaal kunnen worden ingezien. Hiermee bevordert u de voortgang van de werkzaamheden m.b.t. herdrukken en uitgifte van nieuwe vertalingen, en niet te vergeten het beschikbaar houden van boeken voor een grote groep mensen die niet vertrouwd zijn met digitale communicatiemiddelen. Informatie over het bestellen van deze boeken vindt u op www.lorber.nl.